In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eiser tegen de buitenbehandelingstelling van zijn aanvraag om bijzondere bijstand voor verlenging van bewindvoering. Eiser had op 1 februari 2022 een aanvraag ingediend, maar deze werd door verweerder op 14 maart 2022 buiten behandeling gesteld. Verweerder stelde dat eiser niet had voldaan aan een informatieverzoek en dat er onvoldoende gegevens waren om het recht op uitkering vast te stellen. Eiser betwistte deze beslissing en stelde dat de aanvraag niet beoordeeld kon worden op basis van de aanwezigheid van een en/of-rekening, aangezien hij onder bewind stond en zijn ex-partner geen toegang had tot zijn financiën.
De rechtbank heeft het beroep op 12 april 2023 behandeld en concludeert dat verweerder niet de juiste procedure heeft gevolgd bij de beoordeling van de aanvraag. De rechtbank oordeelt dat er geen sprake was van een onvolledige aanvraag, zoals verweerder stelde. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt verweerder op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen, waarbij de aanvraag inhoudelijk moet worden beoordeeld. Tevens moet verweerder het griffierecht en de proceskosten aan eiser vergoeden. De uitspraak is gedaan door mr. M. Jurgens, rechter, en is openbaar uitgesproken op 26 mei 2023.