ECLI:NL:RBNHO:2023:6007

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
29 juni 2023
Publicatiedatum
27 juni 2023
Zaaknummer
22-3331
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen tijdelijke omgevingsvergunning voor vaccinatielocatie op evenemententerrein

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van eisers tegen de tijdelijke omgevingsvergunning die is verleend voor het plaatsen van een tent voor een vaccinatielocatie op een evenemententerrein in Purmerend. De vergunning werd verleend door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend op 20 december 2021, en het college bleef bij dit besluit na het indienen van bezwaar door eisers. De rechtbank heeft de zaak op 11 april 2023 behandeld, waarbij eisers werden bijgestaan door hun gemachtigde, mr. drs. C.R. Jansen, en het college werd vertegenwoordigd door mr. L.C. Dankbaar en L.O.R. Boering. De Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zaanstreek-Waterland (de GGD) was als derde-partij betrokken, maar verscheen niet op de zitting.

De rechtbank concludeert dat eisers procesbelang hebben, omdat zij schade hebben geleden door de aanwezigheid van de vaccinatielocatie, die hen hinder heeft bezorgd in de vorm van geluids- en geuroverlast. De rechtbank oordeelt dat het college in redelijkheid de vergunning heeft kunnen verlenen, ondanks dat het gebruik van het evenemententerrein als vaccinatielocatie in strijd is met het bestemmingsplan. De rechtbank stelt vast dat de noodzaak voor de vaccinatielocatie tijdens de coronapandemie groot was en dat het college voldoende heeft aangetoond dat de belangen van eisers zijn meegewogen. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de vergunning in stand blijft en eisers geen vergoeding van proceskosten ontvangen.

De uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries en is openbaar uitgesproken op 29 juni 2023. Partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/3331

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 29 juni 2023 in de zaak tussen

[eiser 1] en [eiser 2] , uit [woonplaats] , eisers

(gemachtigde: mr. drs. C.R. Jansen),
en
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Purmerend, verweerder (het college)
(gemachtigden: mr. L.C. Dankbaar en L.O.R. Boering).
Als derde-partij neemt aan de zaak deel: Gemeenschappelijke Gezondheidsdienst Zaanstreek-Waterland, uit Zaandam (de GGD)
(gemachtigde: N. de Ronde).

Inleiding

1.1.
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eisers over de tijdelijke omgevingsvergunning voor het plaatsen van een tent voor het inrichten van een vaccinatielocatie op het evenemententerrein aan de Purmerenderweg in Purmerend.
1.2.
Het college heeft deze vergunning met het besluit van 20 december 2021 aan de GGD verleend. Met het in beroep bestreden besluit van 2 juni 2022 op het bezwaar van eisers is het college daarbij gebleven.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 11 april 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eisers, bijgestaan door hun gemachtigde, en het college, vertegenwoordigd door zijn gemachtigden. De GGD had van tevoren laten weten niet op de zitting te zullen verschijnen.
1.4.
Bij sluiting van het onderzoek op zitting heeft de rechtbank meegedeeld in beginsel binnen zes weken uitspraak te doen. De rechtbank heeft deze termijn niet gehaald en partijen bericht dat de uitspraaktermijn met zes weken is verlengd.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt of het college in redelijkheid de omgevingsvergunning kon verlenen. De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eisers.
Van welke feiten gaat de rechtbank uit?
3.1.
De GGD heeft op 3 december 2021 een omgevingsvergunning aangevraagd voor het tijdelijk plaatsen van een tent voor het inrichten van een vaccinatielocatie. De aanvraag is gedaan vanwege de toen heersende coronapandemie.
3.2.
Op de betrokken locatie is het bestemmingsplan ‘De Purmer 2016’ van toepassing. Het perceel is onder andere bestemd voor recreatie en voor een evenemententerrein ten behoeve van evenementen en voor de tijdelijke huisvesting/stalling van kermisexploitanten gedurende een kermis en dagen van op- en afbouw in de gemeente. Dat volgt uit artikel 11.1 van de planregels.
3.3.
Eisers wonen aan de [locatie] , direct tegenover het evenemententerrein waar de vaccinatielocatie was gelegen.
3.4.
Het college heeft op 20 december 2021 de vergunning verleend voor anderhalf jaar, onder nader in de vergunning omschreven voorschriften. Eisers hebben tevergeefs bezwaar gemaakt.
3.5.
De tent is inmiddels weggehaald en de periode waarvoor de vergunning is afgegeven is voorbij.
Hebben eisers procesbelang?
4.1.
De vraag die de rechtbank als eerste moet beoordelen, is of eisers nog wel belang hebben bij een beoordeling van hun beroep. Procesbelang is het belang dat eisers hebben bij de uitkomst van een procedure. Daarbij gaat het erom of het doel dat eisers voor ogen staat, met het rechtsmiddel kan worden bereikt en voor hen van feitelijke betekenis is. In beginsel heeft een belanghebbende – in dit geval eisers – die opkomt tegen een besluit, belang bij een beoordeling van zijn bezwaar of beroep, tenzij vast komt te staan dat ieder belang bij de procedure ontbreekt of is komen te vervallen.
4.2.
Eisers hebben op de zitting hierover verklaard dat zij willen dat de rechtmatigheid van (de besluitvorming over) de vergunning wordt getoetst en dat zij aanspraak op schadevergoeding willen maken als het besluit onrechtmatig blijkt te zijn. Het is vaste rechtspraak dat er belang kan bestaan bij een inhoudelijke beoordeling van het beroep, als er wordt gesteld dat er schade is geleden als gevolg van de bestuurlijke besluitvorming. [1] Eisers moeten dan wel tot op zekere hoogte aannemelijk maken dat deze schade daadwerkelijk is geleden als gevolg van het bestreden besluit. De rechtbank is van oordeel dat zij daarin zijn geslaagd. Eisers wonen tegenover het evenemententerrein en hebben gesteld dat zij hinder hebben ondervonden, zoals geluids- en geuroverlast. De conclusie is dat zij procesbelang hebben.
Geldigheidsduur van de vergunning
5.1.
De vergunning is afgegeven voor een periode van anderhalf jaar. Eisers wijzen erop dat het om een evenemententerrein gaat. Vanwege het karakter van een evenemententerrein mocht de tent er niet zo lang staan, zo stellen eisers. Bovendien bestond er in bezwaar geen noodzaak meer voor de vaccinatielocatie. De vaccinatie/boostercampagne was toen afgelopen. Volgens eisers had om die reden in elk geval in bezwaar de vergunning moeten worden ingetrokken.
5.2.
Het college betoogt dat was afgesproken dat de vergunning voor zes maanden zou worden aangevraagd, met de mogelijkheid van verlenging. Per abuis is een vergunning voor anderhalf jaar aangevraagd. Het college heeft de aanvraag voor die duur getoetst en is ermee akkoord gegaan. In bezwaar heeft het college meegewogen dat de GGD de vaccinatielocatie toen nog noodzakelijk achtte en heeft toegezegd de tent te zullen afbreken als de vaccinatielocatie naderhand niet meer noodzakelijk zou zijn.
5.3.
De rechtbank is van oordeel dat het niet onredelijk was om de vergunning bij het bestreden besluit op bezwaar te laten voortduren. De tijdelijke vergunning voor een vaccinatielocatie op het evenemententerrein is verleend op 20 december 2021. Er was toen in Nederland een lockdown van kracht in verband met de toenmalige ernst van de coronapandemie. In november 2021 startte de eerste boostercampagne. Het maatschappelijk belang was groot. Daarmee staat wel vast dat het bestaan van de vaccinatielocatie op dat moment noodzakelijk was. In juni 2022 heeft het college op het bezwaar van eisers beslist. Toen gold er geen lockdown meer. Het college heeft op de zitting – samengevat – verklaard dat er in die periode onduidelijkheid bestond over een ophanden zijnde najaarsvaccinatie. De GGD had volgens het college in bezwaar aangegeven dat het op dat moment niet helder was voor wie die vaccinatie was bedoeld. Ook over de vaccinatiebereidheid bestond onduidelijkheid. Bovendien was in die periode onzeker of er een nieuwe variant van het COVID-19-virus zou opkomen of niet. Er kon toen nog niet met voldoende zekerheid worden aangenomen dat de pandemie voorbij was. Vanwege al deze onzekerheden kan wel in redelijkheid aangenomen worden dat er ook in juni 2022 nog een noodzaak bestond voor de aanwezigheid van de vaccinatielocatie. Daarbij is van belang dat de GGD had toegezegd de vaccinatielocatie te zullen afbreken als het niet meer nodig was om de locatie in stand te houden. De afweging die het college op dit punt heeft gemaakt, is niet onredelijk.
Goede ruimtelijke ordening
6.1.
Het gebruik van het evenemententerrein als vaccinatielocatie is in strijd met het bestemmingsplan. Dit gebruik valt namelijk niet onder de in artikel 11.1 van de planregels omschreven bestemming van de locatie. Bovendien mogen gebouwen op grond van artikel 11.2 van de planregels alleen in het bouwvlak worden gebouwd en het terrein heeft geen bouwvlak. Het college is bevoegd om een vergunning te verlenen om tijdelijk af te wijken van het bestemmingsplan, maar alleen als het bouwplan niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. [2] Het college heeft daarin beleidsruimte. Dit betekent dat de rechtbank de besluitvorming terughoudend moet toetsen.
6.2.
Eisers stellen in dit verband dat de omgevingsvergunning in strijd is met de goede ruimtelijke ordening. De vergunning had niet verleend mogen worden, vanwege de inbreuk op hun woon- en leefomgeving. De vaccinatielocatie heeft veel overlast veroorzaakt voor omwonenden. Eisers hebben onevenredige overlast ondervonden. Hun nachtrust heeft eronder geleden. Eisers hebben een onveilig gevoel ondervonden sinds de ingebruikname.
Vanwege de vrees voor de veiligheid van de priklocatie, is er een scherm rond het terrein geplaatst. Hierdoor kon de veiligheid van omwonenden in gevaar worden gebracht. Bovendien veroorzaakte het scherm veel geluidsoverlast vanwege het klapperende zeil. De zeilen zijn verschillende keren losgewaaid en dat leverde gevaarlijke situaties op. Ook ondervonden eisers verkeers- en geluidsoverlast van bezoekers en gebruikers van het terrein. De brandstof van het aggregaat veroorzaakte geuroverlast. Het woongenot van eisers is ook drastisch gereduceerd doordat zij al die tijd tegen het tentpaviljoen en het hekwerk met zeilen hebben aangekeken.
6.3.
De rechtbank is van oordeel dat het college voldoende inzichtelijk heeft gemaakt dat de belangen van eisers zijn meegewogen en op welke manier. Het college heeft namelijk – samengevat – de belangen van eisers als volgt meegewogen. Het college erkent dat klachten zijn ingediend over de vaccinatielocatie. Volgens het college is daar telkens op gereageerd door de GGD. De stand van de lichtmasten is aangepast, na klachten over het licht. Klachten over geluidsoverlast van het aggregaat en de verwarming waren aanleiding om het aggregaat te verplaatsen en om een nieuwere verwarming met minder geluid neer te zetten. Na klachten over dieselgeur bij bepaalde windrichtingen, is gekozen voor een schonere diesel die veel minder geur afgeeft. Klachten over geluidsoverlast vanwege klapperende zeilen hebben geleid tot vervanging van het zeil in de hekken door ‘krimpplastic’. De hekken direct tegenover de woning van eisers zijn zonder zeil of plastic gebleven. De door eisers genoemde overlast door het openstellen van de brug naar het evenemententerrein speelde vooral bij de start van de vaccinatielocatie. Bij de start van de boostercampagne is de locatie een paar weken heel druk bezocht en was de locatie open tot 22:00 uur. Dat was ten tijde van het bestreden besluit op bezwaar niet meer het geval. Dat de situatie verkeersonveilig was, is niet gebleken. De aanvraag was voorzien van een terreininrichtingsplan en een onderbouwd mobiliteitsplan met fiets- en loopstromen. Er zijn ook maatregelen opgenomen, zoals het inzetten van verkeersregelaars, ter verzekering dat de verkeerssituatie goed zou blijven. Het afschermen van de locatie is gebeurd op advies van de politie, enerzijds om het zicht te ontnemen op bepaalde goederen op het terrein en anderzijds om de veiligheid en privacy te waarborgen van de medewerkers en bezoekers. Er is niet gesteld of gebleken dat zich onveilige situaties hebben voorgedaan, voor omwonenden of anderszins.
6.4.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft het college de belangen van eisers aldus voldoende meegewogen. Het college heeft de noodzaak voor de vaccinatielocatie in redelijkheid zwaarder kunnen laten wegen dan de belangen van eisers en dus is er geen strijd met een goede ruimtelijke ordening.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat eisers geen gelijk krijgen en dat het bestreden besluit in stand blijft. Eisers krijgen daarom het griffierecht niet terug. Zij krijgen ook geen vergoeding van hun proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. drs. J. de Vries, rechter, in aanwezigheid van
mr. F. Vermeij, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 29 juni 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Zie bijvoorbeeld de uitspraak van 30 oktober 2013 van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, ECLI:NL:RVS:2013:1769.
2.De rechtbank verwijst naar artikel 2.12, eerste lid, aanhef en onder a, aanhef en onder 2°, van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en naar artikel 2.7 van het Besluit omgevingsrecht en artikel 4, aanhef en onder 11, van de bijbehorende bijlage II.