ECLI:NL:RBNHO:2023:6350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
6 juli 2023
Zaaknummer
C/15/334504 / HA ZA 22-733
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid in erfeniskwestie en ontvankelijkheid van eiseres als vereffenaar

In deze zaak, die zich afspeelt in het civiele recht, vordert eiseres dat gedaagde aansprakelijk is voor een tekort in de boedel van de nalatenschap van haar overleden moeder. De moeder van eiseres, erflaatster, is overleden op 20 november 2017, en eiseres heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard. Gedaagde is de echtgenoot van erflaatster en de rechtbank oordeelt dat eiseres niet-ontvankelijk is in haar vordering omdat zij deze zelfstandig heeft ingesteld, terwijl alle erfgenamen gezamenlijk als vereffenaars moeten optreden. De rechtbank stelt vast dat eiseres niet heeft aangetoond dat zij de vordering namens de nalatenschap kan instellen, aangezien de andere erfgenaam, de Stichting Cancer Center, niet wil interveniëren in de procedure. De rechtbank veroordeelt eiseres in de proceskosten van gedaagde, die zijn vastgesteld op € 1.510,00. Het vonnis is uitgesproken door mr. J.H. Gisolf op 5 juli 2023.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/334504 / HA ZA 22-733
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
[eiseres],
te [woonplaats] ,
eisende partij,
hierna te noemen: [eiseres] ,
advocaat: mr. S. van Buuren te 's-Gravendeel,
tegen
[gedaagde],
te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. P.M. Boiten te Hendrik-Ido-Ambacht.
De zaak in het kort
Onderhavige zaak is een erfeniskwestie. [eiseres] vordert dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort in de boedel en dus onrechtmatig heeft gehandeld. Er is sprake van een beneficiair aanvaarde nalatenschap. In dat geval zijn alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar. De vordering moest gezamenlijk met de andere vereffenaar worden ingesteld, maar [eiseres] heeft de vordering zelfstandig ingesteld. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] daarom niet-ontvankelijk moet worden verklaard.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 18 november 2022 met producties 1-6;
- de conclusie van antwoord van 18 januari 2023 met producties 1-8;
- het tussenvonnis van 8 februari 2023;
- de akte uitlating tevens eiswijziging van [eiseres] met producties 7-10.
1.2.
Op 25 mei 2023 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden waar [eiseres] , mr. Van Buuren voornoemd, [gedaagde] en mr. Boiten voornoemd zijn verschenen. Mr. Boiten heeft gebruikt gemaakt van spreekaantekeningen en deze overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 20 november 2017 is de moeder van [eiseres] , mevrouw [moeder] , overleden (hierna: erflaatster). Ten tijde van haar overlijden was erflaatster gehuwd met de vader van [gedaagde] , de heer [vader] (hierna: [vader] ).
2.2.
Het huwelijk was gesloten onder huwelijkse voorwaarden, waarin elke gemeenschap van goeden is uitgesloten.
2.3.
Op 23 maart 2018 is [vader] overleden.
2.4.
Erflaatster heeft bij testament van 13 juni 2016 over haar nalatenschap beschikt. [eiseres] en haar broer, de heer [broer] , zijn erfgenamen. Laatstgenoemde is op 18 mei 2022 overleden en heeft in zijn testament Stichting Cancer Center (hierna: de Stichting) als zijn enig erfgenaam benoemd.
2.5.
[eiseres] heeft de nalatenschap van erflaatster beneficiair aanvaard.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert na vermindering van eis - samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. voor recht verklaart dat [gedaagde] aansprakelijk is voor het tekort in de boedel, waardoor [eiseres] heeft geleden en nog lijdt, aldus dat [gedaagde] onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld (onder meer door onttrekkingen uit de nalatenschap van erflaatster);
b. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen de door haar als gevolg van het onrechtmatig handelen geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
c. [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van de gehele financiële administratie van erflaatster, althans de bankafschriften van de gezamenlijke bankrekeningen van erflaatster en [vader] van de ABN AMRO Bank en Rabobank vanaf 1 januari 2015 tot en met december 2019, alsmede de gehele financiële administratie van de onderneming zodat de omvang van de nalatenschap kan worden vastgesteld, alsmede de aangifte erfbelasting van erflaatster, op straffe van een dwangsom;
d. [gedaagde] veroordeelt tot afgifte van stukken, waaruit blijkt dat [gedaagde] de gestelde koopsom van de woning aan de [adres] heeft voldaan en op welke datum c.q. data dat geweest is, op straffe van een dwangsom;
e. [gedaagde] veroordeelt om aan [eiseres] te betalen de buitengerechtelijke incassokosten;
f. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[eiseres] legt het volgende aan haar vordering te grondslag. In de huwelijkse voorwaarden hebben erflaatster en [vader] afgesproken om de netto-inkomsten uit arbeid te verdelen. Doordat [eiseres] geen inzage heeft in de administratie en onderliggende stukken van erflaatster, kan zij het inkomen en de winst uit de onderneming niet vaststellen. Daarnaast is het [eiseres] onduidelijk op welke manier de woning aan de [adres] aan [gedaagde] is overgedragen. Kortom, het is voor [eiseres] niet mogelijk om de nalatenschap af te wikkelen.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid [eiseres]
4.1.
[gedaagde] heeft aangevoerd dat [eiseres] niet-ontvankelijk is in haar vordering. Uit de dagvaarding blijkt dat [eiseres] stelt en vordert dat [gedaagde] aansprakelijk is jegens [eiseres] en niet jegens de gemeenschap, maar [eiseres] heeft nergens kenbaar gemaakt dat zij ten behoeve van de gemeenschap procedeert en dat blijkt nergens uit, aldus [gedaagde] . Indien [eiseres] bedoelt haar vordering als vereffenaar van de nalatenschap in te stellen, dient zij niet ontvankelijk verklaard te worden omdat vereffenaars op grond van artikel 4:198 van het Burgerlijk Wetboek (BW) slechts gezamenlijk optreden tenzij de kantonrechter anders heeft bepaald.
4.2.
De rechtbank volgt het verweer van [gedaagde] en overweegt daartoe als volgt. De vordering van [eiseres] ziet onder meer op de aansprakelijkheid voor het tekort in de boedel. De rechtbank leest daar welwillend in dat [eiseres] procedeert in haar hoedanigheid als vereffenaar.
4.3.
Vervolgens is het de vraag of [eiseres] de vordering namens de nalatenschap van erflaatster kan instellen. Er is sprake van een beneficiair aanvaarde nalatenschap. Artikel 4:195 BW bepaalt dat in dat geval alle erfgenamen gezamenlijk vereffenaar zijn. Dat zijn [eiseres] en de Stichting. Het vorderen van betaling van gelden aan de nalatenschap behoort tot de taak van de vereffenaars. Behoudens een aantal in dat artikel genoemde daden (die hier niet aan de orde zijn), oefenen volgens artikel 4:198 BW de erfgenamen hun bevoegdheden als vereffenaar tezamen uit, tenzij de kantonrechter anders bepaalt.
4.4.
Gesteld noch gebleken is dat [eiseres] machtiging van de kantonrechter heeft om de onderhavige vordering zelfstandig namens de nalatenschap in te stellen. Sterker nog; volgens [eiseres] heeft de Stichting telefonisch medegedeeld dat zij niet wil interveniëren in onderhavige procedure, ook niet als belanghebbende. Dit betekent dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard in haar vordering.
4.5.
[eiseres] zal in de proceskosten worden veroordeeld omdat zij onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de wijze van procederen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de kant van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
314,00
- salaris advocaat
1.196,00
(2,00 punten × € 598,00)
Totaal
1.510,00
4.6.
[gedaagde] heeft veroordeling van [eiseres] in de nakosten gevorderd. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart [eiseres] niet-ontvankelijk in haar vordering,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 1.510,00,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023.