In deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, wordt een verzoek om voorlopige voorziening behandeld van verzoeker tegen de intrekking van toestemmingen voor beveiligingswerkzaamheden door de korpschef van politie. De korpschef heeft op 9 mei 2023 besloten om de verleende toestemmingen in te trekken, omdat verzoeker zich schuldig zou hebben gemaakt aan strafbare feiten tijdens zijn werkzaamheden als beveiliger. Verzoeker heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening.
De voorzieningenrechter heeft het verzoek op 6 juli 2023 behandeld en concludeert dat er twijfel bestaat over de deugdelijkheid van de motivering van het bestreden besluit. De voorzieningenrechter oordeelt dat de korpschef de onschuldpresumptie heeft geschonden door te veronderstellen dat verzoeker zich schuldig heeft gemaakt aan strafbare feiten zonder dat dit in een strafrechtelijke procedure is vastgesteld. Dit is in strijd met artikel 6 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM).
Daarnaast is er twijfel over de grondslag van de intrekking van de toestemmingen, met name met betrekking tot een incident op 8 april 2023, waarbij verzoeker niet in de gelegenheid is gesteld om een zienswijze te geven. De voorzieningenrechter wijst het verzoek toe en schorst het besluit tot intrekking van de toestemmingen, waardoor verzoeker zijn werkzaamheden als beveiliger mag hervatten totdat op zijn bezwaar is beslist. De korpschef wordt veroordeeld tot betaling van griffierecht en proceskosten aan verzoeker.