ECLI:NL:RBNHO:2023:7959

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
10 augustus 2023
Publicatiedatum
14 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/341326 / KG ZA 23-339
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot handhaving van elektriciteitsaansluiting door Coöperatieve Windenergie Vereniging Kennemerwind U.A. tegen Liander N.V.

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 10 augustus 2023, hebben eisers, waaronder de Coöperatieve Windenergie Vereniging Kennemerwind U.A., een kort geding aangespannen tegen Liander N.V. De eisers vorderden handhaving van hun elektriciteitsaansluiting, die essentieel is voor hun duurzame energieprojecten. In een eerder tussenvonnis werd overwogen dat het algemeen belang van Liander, dat zich richt op de uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk, groter was dan het particuliere belang van de eisers. Echter, in de vervolgprocedure hebben de eisers aangetoond dat er oplossingen zijn die beide belangen kunnen dienen, zoals het plaatsen van een transformatorhuisje. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat Liander niet adequaat heeft gereageerd op de voorstellen van de eisers en dat de vordering van de eisers toewijsbaar is. Liander is veroordeeld om de elektriciteitsaansluiting in stand te houden en de proceskosten te vergoeden. De voorzieningenrechter heeft ook een dwangsom opgelegd voor het geval Liander niet aan de uitspraak voldoet.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Alkmaar
Zaaknummer: C/15/341326 / KG ZA 23-339
Vonnis in kort geding van 10 augustus 2023
in de zaak van

[eiser 4],

wonende te [woonplaats],

[eiser 7],

[eiser 8],
wonende te [woonplaats],

9 COÖPERATIEVE WINDENERGIE VERENIGING “KENNEMERWIND U.A.”,

gevestigd te Alkmaar,
(resterende) eisende partijen,
hierna samen te noemen: [K],
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
tegen
LIANDER N.V.,
mede gevestigd te Alkmaar,
gedaagde partij,
hierna te noemen: Liander,
advocaten: mr. J.M. Hagelaars en mr. J.S. Termaat te Arnhem.

1.Het vervolg van de procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het vonnis en tussenvonnis in kort geding van 12 juli 2023, ECLI:NL:RBNHO:2023:6575
- de akte van 9 augustus 2023, met producties van de zijde van [K],
- de akte van 9 augustus 2023, met producties van de zijde van Liander.
Het tussenvonnis
1.2.
In het tussenvonnis is de beslissing in de procedure tussen eisers 4, 7, 8 en 9 en Liander aangehouden, onder het treffen van een tijdelijke voorlopige voorziening. De voorzieningenrechter overwoog dat het particuliere belang van eisers moet wijken voor het veel grotere algemeen belang van Liander dat met uitbreiding van het elektriciteitsnetwerk wordt gediend. De relevante overwegingen en beslissing in dat vonnis luiden voorts als volgt:
4.6
Tijdens de mondelinge behandeling is echter namens eisers naar voren gebracht dat beide belangen kunnen worden gediend door het neerzetten van een transformatorhuisje. Daarin zou een voorziening kunnen worden getroffen, waarop eisers in de toekomst kunnen aansluiten. Ook zou daarin een aansluiting kunnen worden gemaakt, waarvan Liander onmiddellijk gebruik zou kunnen maken. Met een doorlussing zou direct kunnen worden aangesloten op de gewenste versterking van het netwerk. Een dergelijke voorziening zou maximaal € 25.000,- kosten.
4.7
Liander stelde ter zitting overvallen te zijn door het voorstel, stellende dat het tijdens de mondelinge behandeling voor het eerst naar voren werd gebracht.
De vertegenwoordigster van Liander verklaarde desgevraagd dat het voorstel niet eerder aan de orde was geweest.
Eisers konden echter verwijzen naar het proces-verbaal van de hoorzitting bij de Provincie Noord-Holland van 8 maart 2023. Op blz. 4 van dat proces-verbaal staat vermeld dat de heer [W] namens de Coöperatie het voorstel van een transformatorhuisje toen ook al aan de orde heeft gesteld. De voorzieningenrechter begrijpt uit het proces-verbaal dat daarover nog “overleg op de gang” heeft plaatsgevonden, maar dat dat niet tot een oplossing heeft geleid. Daarmee staat vast dat de suggestie voor een alternatief al vier maanden op tafel ligt.
4.8
De voorzieningenrechter is van oordeel dat als de suggestie van eisers juist mocht blijken te zijn, het voor Liander en de drie private partijen mogelijk moet zijn om het over deze (extra) kosten eens te worden. Dat oordeel heeft de voorzieningenrechter ter zitting ook uitgesproken. Hij heeft voorgesteld om de mondelinge behandeling drie dagen aan te houden om partijen de gelegenheid te geven om met een onderbouwd standpunt te komen over deze eventuele mogelijkheid.
4.9
Liander heeft zich na kort beraad op het standpunt gesteld dat het niet reëel is om op een termijn van enkele dagen een onderbouwd standpunt te kunnen innemen over het realiteitsgehalte van het voorstel van eisers. Liander zag daarom niets in een aanhouding van de behandeling van de zaak, kondigde aan de aannemer de werkzaamheden te laten uitvoeren en heeft de voorzieningenrechter gevraagd vonnis te wijzen.
4.1
Bij deze stand van zaken is het naar het oordeel van de voorzieningenrechter te vroeg om een juiste beslissing te kunnen nemen. Daarom zal een gedeeltelijk tussenvonnis worden gewezen. Beide partijen zijn dan alsnog in de gelegenheid om hun standpunt te onderbouwen. Liander heeft verklaard dat niet binnen enkele dagen te kunnen; daarom zal die termijn ruimer worden genomen. Daar staat tegenover dat Liander vooralsnog ook geen onomkeerbare werkzaamheden mag uitvoeren.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.2.
veroordeelt Liander om de elektriciteitsaansluiting (kabels, lus en eindmof) gelegen aan de [adres] met de aan eisers bij brieven van 4 en 16 januari 2007 toebedeelde (driemaal twee) E.A.N.-codesvooralsnog tot 10 augustus 2023in stand te laten op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,= voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij daaraan niet voldoet;
5.3.
bepaalt dat beide partijen hun standpunt over de mogelijkheid van het oprichten van een transformatorhuisje, zoals hiervoor onder 4.7 omschreven, uiterlijk 26 juli 2023 aan elkaar dienen kenbaar te maken, waarna beide partijen binnen een termijn van 14 dagen daarna op elkaars standpunt kunnen reageren; (…)

2.De verdere beoordeling

Reactie [K]
2.1.
heeft het standpunt van een aan te leggen transformatorhuisje nader onderbouwd. [W] heeft namens eisende partijen het in maart 2023 gedane voorstel uitgewerkt. Zijn conclusie was dat met het plaatsen van een zogenaamd inkoopstation Liander de 10 kV kabel kan doorlussen van de eindmof naar het dichtstbijzijnde transformatorstation op het perceel [adres]. Daarbij zouden gelijktijdig de aansluitingen voor toekomstig gebruik voor een windpark gerealiseerd kunnen worden.
2.2.
Door Kennemerwind is vervolgens Bij DBT-energie een offerte aangevraagd voor een dergelijke voorziening. Deze offerte is in het geding gebracht. De geoffreerde kosten van een dergelijk inkoopstation zijn € 21.975,-. Volgens de offerte heeft dit bedrijf raamovereenkomsten gesloten met netbeheerders in Nederland, waaronder Liander.
2.3.
[K] heeft het voorstel en de offerte laten beoordelen door bedrijf Uw-Stroom. Dat is volgens eigen zeggen sinds 2016 actief in deze branche en heeft meer dan 135
duurzame energieprojecten gerealiseerd in de provincie Noord-Holland. Al deze projecten zouden in het werkgebied van Liander liggen.
De reactie van Uw-Stroom vermeldt voorts het volgende:
“80% van deze projecten betreft een AC5a, AC5b of AC5 aansluiting. De casus van de familie [K] en anderen gaat over een AC5 aansluiting nabij de [adres]
. Liander wil de bestaande kabel gebruiken en middels een mofverbinding aan een andere kabel verbinden. Het voorstel welke geformuleerd is in de brief van de heer [W] is om deze verbinding via een inkoopstation met middenspanningschakelaar te verbinden. Het maakt voor de leveringszekerheid geen verschil op welke wijze de kabels verbonden worden. Het is voor een AC5 aansluiting een standaard methode: De netbeheerder levert via een ringverbinding (dubbel aangelegd) een middenspanningskabel en schakelaar. De eindklant levert het inkoopstation waar de schakelaar in komt te staan. In dit geval is ook al betaald voor de middenspanningskabel en de schakelaar.
Voor zover wij kunnen beoordelen, kunnen we resumerend het volgende stellen:
Het voorstel van de heer [W] is technisch een gelijkwaardige oplossing, waar de netbeheerder al een vergoeding voor heeft ontvangen en welke recht doet aan de wensen van beide partijen.”
2.4.
[K] heeft het voorstel, de offerte en de technische opinie op 26 juli 2023 aan Liander doen toekomen. [K] heeft hiermee voldaan aan de opdracht uit het tussenvonnis.
Reactie Liander
2.5.
Dat geldt niet voor Liander. Hoewel ter zitting werd aangevoerd dat Liander meer tijd dan enkele dagen nodig zou hebben om het voorstel door haar technici te laten beoordelen, heeft Liander er inhoudelijk in het geheel niet op gereageerd.
De voorzieningenrechter moet daarom uitgaan van de juistheid van de door [K] gepresenteerde gegevens. Hij heeft overigens geen reden of aanleiding om aan die juistheid te twijfelen.
2.6.
Uit de bij akte overgelegde reactie van de advocaten van Liander volgt dat Liander niet bereid is om de verbindingen aan te leggen, zoals door [W] wordt voorgesteld. Liander herhaalt dat eisende partijen geen rechten meer kunnen ontlenen aan de overeenkomsten die zij in de procedure hebben overgelegd en dat Liander gerechtigd is en blijft om uitvoering te geven aan de werkzaamheden die onder de gedoogplicht vallen. Om in de toekomst een aansluiting te realiseren voor de nog op te richten windmolens of het nog op te richten zonnepark, kan [K] op dat moment net als ieder ander een aanvraag doen.
Liander heeft geen verweer gevoerd tegen de goed onderbouwde stelling dat het namens [K] gedane voorstel een technisch gelijkwaardige oplossing is ten opzichte van het voorstel van Liander om de kabel te gebruiken om via een mofverbinding een andere kabel te verbinden.
Slotsom
2.7.
In het tussenvonnis heeft de voorzieningenrechter overwogen dat het algemeen belang van Liander in deze kwestie groter is dan dat van [K]. [K] heeft inmiddels echter genoegzaam aangetoond dat met de aangedragen oplossingen beide belangen kunnen worden gediend. De vordering van [K] is daarom toewijsbaar.
2.8.
De mondelinge behandeling in deze zaak was op 10 juli 2023. Liander heeft de aangekondigde uitspraak op 12 juli 2023 niet willen afwachten en heeft de door haar voorgenomen werkzaamheden vanaf 10 juli 2023 laten uitvoeren. De desbetreffende kabel is inmiddels verlegd. Dat kan niet in de weg staan aan het toewijzen van de oorspronkelijke vordering, maar komt voor risico van Liander.
De voorzieningenrechter deelt overigens de mening van [K] dat het erop lijkt dat Liander op geen enkele wijze heeft geprobeerd om mee te denken aan het vinden van een oplossing.
Liander zal nu toch met [K] moeten overleggen op welke wijze en voor wiens rekening de hiervoor bedoelde voorzieningen kunnen worden getroffen.
Proceskosten
2.9.
Uit het voorgaande volgt dat Liander in het ongelijk wordt gesteld. Liander moet daarom de kosten van deze procedure betalen. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [K] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
314,00
- kosten dagvaarding
112,04
- salaris advocaat
1.619,00
Totaal
2.045,04
De nakosten zijn volgens vaste rechtspraak begrepen in de proceskostenveroordeling en zijn vergoedbaar volgens het liquidatietarief.

3.De beslissing

De voorzieningenrechter:
3.1.
veroordeelt Liander om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis de elektriciteitsaansluiting (kabels, lus en eindmof) gelegen aan de [adres] met de aan eisers bij brieven van 4 en 16 januari 2007 toebedeelde (driemaal twee) E.A.N.-codes in stand te laten of weer te herstellen en voor teruglevering van stroom beschikbaar te houden,
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 25.000,- voor iedere dag of gedeelte daarvan dat zij daaraan niet voldoet;
3.2.
veroordeelt Liander in de proceskosten, aan de zijde van [K] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.045,04,
3.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
3.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos en in het openbaar uitgesproken op
10 augustus 2023.