ECLI:NL:RBNHO:2023:8050

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juli 2023
Publicatiedatum
16 augustus 2023
Zaaknummer
8958396 \ CV EXPL 21-52
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Buitengewone omstandigheden bij vertraging van luchtvaartpassagiers door stroomstoring op luchthaven Schiphol

In deze zaak hebben passagiers een vordering ingesteld tegen de luchtvaartmaatschappij United Airlines Inc. vanwege vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Houston op 1 oktober 2018. De passagiers, vertegenwoordigd door EUclaim B.V., vorderen compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. De vertraging was het gevolg van een stroomstoring op luchthaven Schiphol, die leidde tot een defect in het bagagesysteem. De passagiers hebben hun aansluitende vluchten gemist en eisen compensatie van € 1.800,00 plus bijkomende kosten.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de passagiers met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming zijn aangekomen. De vervoerder betwist de vordering en stelt dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, zoals gedefinieerd in de Verordening. De kantonrechter oordeelt dat de stroomstoring inderdaad als een buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt, omdat deze niet inherent is aan de normale bedrijfsvoering van de luchtvaartmaatschappij.

De rechter concludeert dat de vervoerder niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor de vertraging, aangezien deze het gevolg was van een externe gebeurtenis waar de luchtvaartmaatschappij geen invloed op had. De vordering van de passagiers wordt afgewezen, en zij worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de noodzaak voor luchtvaartmaatschappijen om te kunnen aantonen dat vertragingen het gevolg zijn van buitengewone omstandigheden om aansprakelijkheid te vermijden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 8958396 \ CV EXPL 21-52 (DB)
Uitspraakdatum: 19 juli 2023
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1]

2.
[eiser 2]
beiden wonende te [plaats 1]
3.
[eiser 3]
wonende te [plaats 2]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. R.A.C. Telkamp (EUclaim B.V.)
tegen
de buitenlandse vennootschap Delaware Corporation
United Airlines Inc.
gevestigd te Wilmington (Verenigde Staten)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigden mr. J.I.J. van Pelt en mr. R.L.S.M. Pessers (Van Traa Advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 30 september 2020 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben zich bij akte uitgelaten over (de producties bij) de schriftelijke reactie van de vervoerder.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan de vervoerder de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol Airport naar George Bush Intercontinental Airport (Houston, Verenigde Staten) op 1 oktober 2018. De vervoerder diende passagiers sub 1 en 2 vervolgens verder te vervoeren naar Los Angeles Airport (Los Angeles, Verenigde Staten) en passagier sub 3 naar Cancun Airport (Cancun, Mexico).
2.2.
Het eerste deel van de vlucht van Amsterdam naar Houston met vluchtnummer UA21 (hierna: de vlucht) is vertraagd uitgevoerd. Passagiers sub 1 en 2 hebben hun aansluitende vlucht naar Los Angeles gemist. Zij zijn omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 4 uur en 14 minuten later dan oorspronkelijk gepland in Los Angeles zijn aangekomen.
2.3.
Passagier sub 3 heeft haar aansluitende vlucht naar Cancun gemist. Zij is omgeboekt naar een alternatieve vlucht waarmee zij 16 uur en 44 minuten later dan oorspronkelijk gepland in Cancun is aangekomen.
2.4.
EUclaim heeft namens de passagiers compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering en het verweer

3.1.
De passagiers vorderen dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van € 1.800,00 aan hoofdsom, € 363,00 dan wel 326,70 aan buitengerechtelijke incassokosten, de proceskosten en de nakosten, het een en ander te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
De vervoerder betwist de vordering. Op het verweer van de vervoerder wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming zijn gearriveerd, zodat de vervoerder op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien de vervoerder kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
4.3.
De vervoerder heeft voldoende aangetoond dat er in de ochtend van 1 oktober 2018 sprake was van een stroomstoring op luchthaven Schiphol, die heeft geleid tot een defect in het bagagesysteem van terminal 3. Naar het oordeel van de kantonrechter is een dergelijke stroomstoring aan te merken als een buitengewone omstandigheid. Een storing die zich voordoet in de systemen van de luchthaven is niet inherent aan de normale bedrijfsuitvoering en ligt buiten de invloeds- en risicosfeer van een luchtvaartmaatschappij. Daarbij wordt verwezen naar het arrest van het Hof van 7 juli 2022 (C-308/21), waarin is overwogen dat onder het begrip “externe gebeurtenissen” alle gebeurtenissen vallen die het gevolg zijn van het bedrijf van de luchtvaartmaatschappij en van externe omstandigheden die zich in de praktijk min of meer frequent voordoen, maar waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed heeft omdat zij het gevolg zijn van een natuurverschijnsel of een handeling van een derde, zoals een andere luchtvaartmaatschappij of een publieke of particuliere partij die het luchtverkeer of de luchthavenactiviteiten verstoort. Verder heeft het Hof overwogen dat, wanneer het brandstofvoorzieningssysteem van een luchthaven door deze luchthaven of een derde wordt beheerd, een algemene storing van dit systeem voor de brandstofvoorziening dus moet worden beschouwd als een gebeurtenis waarvan de oorsprong extern is aan de luchtvaartmaatschappij en waarop zij derhalve geen daadwerkelijke invloed kan uitoefenen. In het onderhavige geval was er volgens de vervoerder eveneens sprake van faciliteiten die door of namens de luchthaven Schiphol moeten worden geleverd, hetgeen de passagiers niet hebben betwist. De kantonrechter ziet gelet op voormeld arrest geen aanleiding anders te oordelen dan in het vonnis van deze rechtbank van 30 oktober 2019 (ECLI:NL:RBNHO:2019:10997). De verwijzing van de passagiers naar eerdere vonnissen van deze rechtbank en het vonnis van de rechtbank [plaats 1] van 28 februari 2022, kan de passagiers dan ook niet baten.
4.4.
Volgens de passagiers heeft de vervoerder er zelf voor gekozen om te wachten op de bagage, terwijl hij er ook voor had kunnen kiezen om te vertrekken zonder de (volledige) bagage. Hieruit volgt dat de vervoerder invloed en keuzemogelijkheden had. De beslissing om te wachten op de bagage is een operationele keuze welke niet als buitengewoon kan worden beschouwd, aldus de passagiers. De passagiers stellen dat indien de vervoerder er (eerder) voor had gekozen om te vertrekken zonder bagage, de passagiers hun aansluitende vlucht niet hadden gemist. De kantonrechter volgt deze stelling niet. Met de vervoerder is de kantonrechter van oordeel dat niet alleen vertraging (alsmede annulering en instapweigering) als ongemak kan worden ondervonden maar ook het arriveren op de bestemming zonder bagage. Van de vervoerder kan dan ook niet worden verwacht dat zij onder de huidige omstandigheden de vlucht alsnog tijdig had uitgevoerd zonder rekening te houden met de bagage van de passagiers. Dat de vervoerder om zijn moverende redenen op enig moment heeft besloten te vertrekken, zonder de laatste stukken (zoekgeraakte) bagage, kan hem niet worden aangerekend. Het nazenden van een aantal zoekgeraakte koffers is immers niet te vergelijken met het wachten op alle bagage als gevolg van een stroomstoring. Weliswaar had de vervoerder een keuzemogelijkheid; wel of niet vertrekken zonder bagage, maar op de onderliggende reden van de vertraging heeft de vervoerder geen invloed dan wel keuze gehad. Het wachten op bagage is bovendien niet te vergelijken met het - uit klantvriendelijkheidsoverwegingen - wachten op verlate passagiers.
4.5.
Het voorgaande leidt tot de conclusie dat de stroomstoring als buitengewone omstandigheid kan worden aangemerkt. Onbetwist is dat de passagiers zich dienden in te checken bij de check-in balies in terminal 3, waar de stroomstoring zich voordeed. De vervoerder heeft voorts toegelicht dat er om 10:45 uur lokale tijd nog sprake was van een grote achterstand bij het inchecken van de bagage en dat de koffers handmatig vervoerd dienden te worden naar het betreffende toestel, hetgeen extra tijd in beslag heeft genomen bij gebrek aan voldoende grote karren. Volgens de vervoerder waren er 123 stuks bagage vermist en was het niet mogelijk om alle stuks bagage te lokaliseren voor vertrek. De vervoerder voert aan dat hij heeft getracht zoveel mogelijk bagage mee te nemen aan boord. De deuren van het toestel zijn om 12:05 uur lokale tijd gesloten en het toestel is om 12:07 uur lokale tijd vertrokken, aldus de vervoerder. De passagiers hebben het een ander in de conclusie van repliek niet weersproken. Naar het oordeel van de kantonrechter staat hiermee voldoende vast dat de vertrekvertraging van de vlucht van 62 minuten is veroorzaakt ten gevolge van de stroomstoring. Eerst in de akte na dupliek stellen de passagiers dat niet valt in te zien waarom de bagage dusdanig laat bij het toestel was. De kantonrechter gaat hieraan voorbij. Daarbij wordt overwogen dat de passagiers in de gelegenheid zijn gesteld om zich over de producties bij dupliek uit te laten, maar niet om nieuwe stellingen in te nemen, waarop de vervoerder niet meer kan reageren.
4.6.
De kantonrechter merkt op dat er een verschil van 19 minuten bestaat de tussen de vertrekvertraging en de aankomstvertraging. Het is niet komen vast te staan dat deze aanvullende vertraging eveneens door buitengewone omstandigheden is veroorzaakt. Gesteld noch gebleken is dat de passagiers de aansluitende vlucht evengoed hadden gemist indien er geen buitengewone omstandigheden waren opgetreden en dat de passagiers de aansluitende vlucht hebben gemist ten gevolge van de 19 minuten vertraging die niet door een buitengewone omstandigheid is veroorzaakt. Hieruit volgt dan ook dat de uiteindelijke vertraging van de passagiers op de eindbestemming het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden.
4.7.
De volgende vraag die voorligt, is de vraag of de vervoerder alle redelijke maatregelen heeft getroffen om de vertraging van de passagiers te voorkomen dan wel te beperken. De kantonrechter is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Vast staat dat de geplande overstaptijd tussen de aansluitende vluchten van passagiers sub 1 en 2 enerzijds en passagier sub 3 anderzijds 115 respectievelijk 122 minuten. Onduidelijk is gebleven wat in dit geval de minimale overstaptijd was en hoeveel reservetijd de vervoerder bovenop de minimale overstaptijd in acht heeft genomen bij het samenstellen van deze vluchten. Dit neemt niet weg dat de vertraging ten gevolge van de buitengewone omstandigheden 62 minuten bedroeg zo zodat de passagiers, ook al zou de vervoerder voldoende reservetijd in acht hebben genomen, de aansluitende vlucht niet meer hadden kunnen halen. De vertraging was immers al meer dan de reservetijd van 20 minuten die de vervoerder naar het oordeel van de kantonrechter minimaal in acht moet nemen om te kunnen zeggen dat hij alle redelijke maatregelen heeft getroffen. De vervoerder heeft de passagiers omgeboekt naar de eerst beschikbare vluchten naar hun eindbestemming met vrije plaats. Dit is niet door de passagiers betwist. In de gegeven omstandigheden kon er niet meer van de vervoerder worden gevergd. De vervoerder heeft dan ook alle redelijke maatregelen getroffen om de vertraging van de passagiers zo veel mogelijk te beperken.
4.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat zij ongelijk krijgen. Ook de nakosten komen voor rekening van de passagiers, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
wijst de vordering af;
5.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 398,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder en veroordeelt de passagiers tot betaling van € 99,50 aan nakosten voor zover deze kosten daadwerkelijk door de vervoerder worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
5.3.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter