ECLI:NL:RBNHO:2023:8183

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 augustus 2023
Publicatiedatum
18 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/341603 / FA RK 23-3134
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om benoeming van een bijzondere curator voor minderjarige onder voogdij

In deze zaak hebben de ex-pleegouders van een minderjarige, die onder voogdij staat van de gecertificeerde instelling (GI), verzocht om de benoeming van een bijzondere curator op basis van artikel 1:250 BW. De rechtbank heeft op 18 augustus 2023 uitspraak gedaan in de enkelvoudige kamer voor familiezaken. De verzoekers, bijgestaan door hun advocaat mr. B.J. de Groot, stelden dat zij als pleegouders van de minderjarige nog steeds belanghebbenden zijn, ondanks het feit dat het pleegcontract in januari 2023 door de GI is beëindigd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de minderjarige sinds de zomer van 2022 niet meer bij verzoekers woont en dat er geen juridische stappen zijn ondernomen om het pleegcontract te herstellen. De rechtbank concludeert dat verzoekers niet langer als pleegouders kunnen worden aangemerkt en dus niet ontvankelijk zijn in hun verzoek om een bijzondere curator te benoemen. De rechtbank heeft ook overwogen dat de benoeming van een bijzondere curator niet in het belang van de minderjarige zou zijn, gezien de bestaande spanningen tussen verzoekers en de GI. De rechtbank heeft het verzoek afgewezen en benadrukt dat het belangrijk is dat verzoekers en de GI in overleg gaan om de situatie van de minderjarige te verbeteren.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Locatie Haarlem
Verzoek benoeming bijzondere curator
zaak-/rekestnr.: C/15/341603 / FA RK 23-3134
beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 18 augustus 2023
naar aanleiding van het verzoek van:
[verzoekster],
en
[verzoeker] ,
wonende te [plaats] ,
advocaat mr. B.J. de Groot
betreffende:
[de minderjarige], geboren op [geboortedatum] te [plaats] , hierna te noemen [de minderjarige] ,
De rechtbank merkt als belanghebbende aan:
De gecertificeerde instelling de Jeugd- en Gezinsbeschermers, gevestigd te Haarlem, hierna te noemen de GI.

1.Het procesverloop

1.1
Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek van mr. B.J. de Groot van 13 juli 2023, ingekomen bij de griffie op
13 juli 2023;
- de e-mailberichten van de GI van 21, 25 en 27 juli 2023;
- het e-mailbericht van 28 juli 2023 van mr. De Groot, met bijlage, waaronder een in april 2023 verzonden brief van [de minderjarige] aan de kinderrechter.
1.2
Op 28 juli 2023 heeft de rechtbank de zaak ter zitting behandeld. Verschenen zijn:
- [verzoekster] en [verzoeker] , hierna te noemen verzoekers, bijgestaan door mr. De Groot;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI;
- [vertegenwoordiger van de GI] , namens de GI, coördinator team ambulante zorg.
1.3
[de minderjarige] is op 1 augustus 2023, via een e-mail vanuit de griffie van de rechtbank aan haar voogd [voogd] , uitgenodigd om op 10 augustus 2023 in een gesprek met de kinderrechter haar mening te geven. Van deze gelegenheid heeft [de minderjarige] geen gebruik gemaakt, althans zij is die dag niet bij de rechtbank verschenen.
1.4
Voor de volledigheid wijst de rechtbank op het volgende. Naar aanleiding van de brief van [de minderjarige] aan de kinderrechter, ontvangen door de rechtbank op 3 april 2023, heeft [de minderjarige] op 21 april 2023 met de kinderrechter gesproken, bij een gedeelte van dit gesprek was met instemming van [de minderjarige] een begeleidster van de woonvoorziening aanwezig. De kinderrechter heeft de inhoud van dit gesprek in grote lijnen teruggekoppeld naar de voogd van [de minderjarige] , dit met het verzoek aan de voogd om met [de minderjarige] te bespreken dat er serieus over de brief van [de minderjarige] is gesproken en dat en waarom vaker bij de ex pleegouders zijn er nu niet in zit.

2.De feiten

2.1
Het gezag over [de minderjarige] wordt sinds haar geboorte uitgeoefend door de GI, dit in de vorm van voogdij. [de minderjarige] heeft vanaf haar geboorte in 2009 tot de zomer van 2022 bij verzoekers gewoond. Verzoekers hebben [de minderjarige] altijd als behorende tot hun gezin verzorgd en daartoe een pleegcontract gesloten met een pleegzorgaanbieder, zijnde Kenter Pleegzorg. Verzoekers werden door de GI tot de zomer van 2022 aangemerkt als de pleegouders van [de minderjarige] .
2.2
[de minderjarige] is een thans 14-jarig meisje dat lijdt aan het foetaal-alcoholsyndroom (FasD) en een ontwikkelingsstoornis.
2.3
In de zomer van 2022 is de thuissituatie van [de minderjarige] bij verzoekers geëscaleerd. Er was sprake van een dermate spanningsvolle en fysiek dreigende situatie van de kant van [de minderjarige] , dat, op verzoek van verzoekers, zij elders is geplaatst. Verzoekers hebben er toen mee ingestemd dat [de minderjarige] -in ieder geval voorlopig- elders zou verblijven. [de minderjarige] is toen door de GI naar een woonvoorziening van Kenter Pleegzorg overgebracht. Na verschillende keren te zijn overgeplaatst, verblijft [de minderjarige] nu in een woning van Kenter Jeugdhulp waar haar intensieve één op één dan wel twee op één begeleiding wordt geboden. Op de achtergrond spelen ook de biologische ouders van [de minderjarige] een rol in haar leven. Er is geen sprake van een regelmatig contact maar op dit moment zoekt [de minderjarige] haar biologische vader in toenemende mate op.
2.4
Begin januari 2023 heeft Kenter Pleegzorg het pleegcontract met verzoekers eenzijdig beëindigd. Verzoekers hebben hier geen formeel juridische stappen tegen ondernomen. Verzoekers hebben verder geen gebruik gemaakt van het in artikel 1: 336a BW vastgelegde blokkaderecht pleegouders.
2.5
Verzoekers hebben -naar de rechtbank begrijpt- medio januari 2023 een formele klacht ingediend bij Kenter Jeugdhulp en/of Kenter Pleegzorg
2.6
Verzoekers hebben voorts - naar de rechtbank begrijpt eveneens medio januari 2023- een melding gedaan bij de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd. Deze melding ziet op de zorgen van verzoekers over de veiligheid van [de minderjarige] in de diverse woonvoorzieningen waar zij sinds zomer 2022 verblijft.
2.7
Verzoekers hebben de voogd bij e-mail van 22 januari 2023 verzocht om toestemming om in de periode van 14 t/m 18 augustus 2023 met [de minderjarige] op vakantie naar Spanje te gaan. Bij bericht van 24 januari 2023 heeft de toenmalige voogd [toenmalige voogd] de gevraagde toestemming verleend. Bij bericht van 7 juli 2023 heeft de nieuwe voogd van [de minderjarige] met betrekking tot de vakantiereis naar Spanje aan verzoekers laten weten dat:

Hierbij wil ik laten weten dat wij gelet op de huidige ontwikkelingen zwaarwegende redenen hebben om hiervoor geen toestemming te verlenen….
2.8
Met betrekking tot de bezoeken van [de minderjarige] aan verzoekers thuis zijn afspraken gemaakt. [de minderjarige] is iedere week drie dagen op vaste dagdelen bij verzoekers thuis.

3.Het verzoek

3.1
Verzoekers hebben de rechtbank verzocht om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad zowel een gedragsdeskundige als een advocaat te benoemen als bijzondere curator, dan wel een persoon tot bijzondere curator te benoemen voor [de minderjarige] teneinde haar belangen waar te nemen en haar zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
3.2
Ter zitting heeft de advocaat van verzoekers toegelicht dat verzoekers het verzoek hebben gedaan in hun hoedanigheid van pleegouders van [de minderjarige] , dan wel in hoedanigheid van belanghebbende in de zin der wet.
3.3
Verzoekers stellen dat sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 1:250 Burgerlijk Wetboek (BW). Er is een strijd gaande welke niet in belang van [de minderjarige] is. Een strijd die zij gelet op haar handicap niet alleen kan verwoorden. Reden dat verzoekers stellen dat [de minderjarige] baat heeft bij iemand die voor haar de vertaalslag kan maken en haar kan bijstaan. Verzoekers menen dat bij een duo benoeming bijzondere curator [de minderjarige] rust krijgt. Zij wordt dan letterlijk en figuurlijk gehoord. Met een duo benoeming doelen verzoekers op een benoeming van een gedragswetenschapper dan wel een gedragsdeskundige die om kan gaan met een kind met FasD enerzijds en een advocaat die voor haar belangen al dan niet in rechte kan optreden anderzijds. De eerste kan met [de minderjarige] op zoek gaan naar de juiste behandeling en therapie, waarna deze al dan niet in rechte afgedwongen kan worden. De advocaat kan [de minderjarige] bijstaan met het afdwingen van zaken als het vragen van vervangende toestemming met haar gezin/pleegouders en pleegzus mee naar Spanje te gaan, een betere bezoekregeling met verzoekers te formuleren en eventueel onderzoeken of een terugplaatsing bij verzoekers in haar belang is.
3.4
Door en namens verzoekers is op de zitting aangevuld dat tot op dit moment in het kader van het blokkaderecht geen procedures tegen de GI zijn gestart. Om in deze situatie te de-escaleren, is alleen ingezet op het met de GI in gesprek gaan. Dat is nog niet gelukt maar het zal op korte termijn verder worden opgepakt. Wellicht dat een mediationtraject ingezet kan worden. Verzoekers zijn er altijd vanuit gegaan dat de plaatsing van [de minderjarige] in een woonvoorziening in de zomer van 2022 een tijdelijke plaatsing buiten hun pleeggezin betrof. Door Kenter Pleegzorg is echter geen enkele passende ondersteuning ingezet om een terugkeer van [de minderjarige] naar verzoekers mogelijk te maken. Verzoekers betwisten dat zij niet langer juridisch pleegouders zijn en zij stellen dat dat het pleegcontract niet ontbonden is. De feitelijke situatie is daarmee ook in tegenspraak. Zo is [de minderjarige] op dit moment drie dagen in de week bij verzoekers en regelen zij veelal haar medische zorg en haar behandelingen en therapieën. Ook is gebleken dat [de minderjarige] nog steeds bij verzoekers staat ingeschreven. Op de momenten dat het tussen [de minderjarige] en de begeleiding van Kenter Jeugdzorg uit de hand loopt, vlucht [de minderjarige] naar verzoekers. Dat is haar veilige plek. Eerder, medio maart 2023, heeft [de minderjarige] in een brief aan de kinderrechter benoemd wat er misgaat en wat zij wil. Na een gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] echter niets meer gehoord. Verzoekers achten de benoeming van een bijzondere curator in het belang van [de minderjarige] om te onderzoeken waarom eerder goedwerkende ondersteuning is stopgezet, wat [de minderjarige] nodig heeft en welke invulling van de rol van verzoekers in de opvoeding en de verzorging van [de minderjarige] het meest in haar belang is.
3.5
Ter zitting van 28 juli 2023 hebben verzoekers aangegeven dat het recentelijk door de GI intrekken van de reeds in januari 2023 gegeven toestemming voor de vakantiereis van [de minderjarige] met verzoekers naar Spanje, doorslaggevend is geweest om het verzoek tot benoeming van een bijzondere curator in te dienen. De door de rechtbank te benoemen bijzondere curator zou dan namens [de minderjarige] in een kort geding procedure kunnen verzoeken om vervangende toestemming voor de vakantiereis naar Spanje. Ter zitting hebben zowel verzoekers als de GI laten weten dat [de minderjarige] er inmiddels van op de hoogte is dat de vakantiereis naar Spanje niet zal doorgaan. Voor [de minderjarige] was dit een teleurstelling. Gegeven het feit dat [de minderjarige] inmiddels echter wel op de hoogte is van het niet doorgaan van de vakantiereis heeft de rechter ter zitting aan verzoekers voorgehouden of zij het thans in het belang van [de minderjarige] achten om -onder hoge tijdsdruk en met een onzekere uitkomst- een bijzondere curator namens [de minderjarige] mogelijk een procedure te laten voeren, hetgeen voor [de minderjarige] spanningsvol en ook verwarrend kan zijn.
3.6
Na de zitting van 28 juli 2023 heeft de advocaat van verzoekers de rechtbank per e-mail bericht dat verzoekers hebben besloten het verzoek tot benoeming bijzondere curator voor wat betreft de vakantie naar Spanje in te trekken.

4.Het verweer

4.1
Op de zitting heeft de GI aangegeven dat het pleegcontract met verzoekers is ontbonden en dat verzoekers in deze procedure ten aanzien van [de minderjarige] niet langer belanghebbende zijn in de zin van de wet. De huidige tegenstelling tussen verzoekers en de GI vindt haar oorsprong in het beëindigen van het pleegcontract. Vanuit Kenter Pleegzorg is geprobeerd hierover met verzoekers in gesprek te gaan, maar dit is niet gelukt. Er zijn veel spanningen in de relatie tussen Kenter Pleegzorg en verzoekers. Dit vormt een ernstige belasting voor de loyaliteit van [de minderjarige] . Verzoekers blijven [de minderjarige] echter onder druk zetten. [de minderjarige] geeft hierover zelf aan dat zij met volwassen problemen wordt belast en dat het haar allemaal te veel wordt. De stress en de spanningen die dit met zich brengt, zorgen bij [de minderjarige] voor heftige fysieke escalaties. Om [de minderjarige] duidelijkheid te bieden in haar omgang met verzoekers is deze gekaderd en zijn er afspraken gemaakt. De belangen van [de minderjarige] in haar relatie met verzoekers worden verder door de voogd behartigd. Het is in deze voor [de minderjarige] complexe situatie niet in haar belang om aan haar een derde persoon, in de vorm van een bijzondere curator, toe te voegen.

5.De beoordeling

5.1
Artikel 1:250 BW bepaalt, voor zover hier van belang, het volgende. Wanneer in aangelegenheden betreffende de verzorging en opvoeding van de minderjarige de belangen van de met het gezag belaste ouders of een van hen dan wel van de voogd of de beiden voogden in strijd zijn met die van de minderjarige, kan de rechtbank, indien dit in het belang van de minderjarige noodzakelijk wordt geacht, daarbij in het bijzonder de aard van de belangenstrijd in aanmerking genomen, op verzoek van een belanghebbende of ambtshalve een bijzondere curator benoemen om de minderjarige terzake, zowel in als buiten rechte te vertegenwoordigen.
5.2
De rechtbank zal als eerste beoordelen of verzoekers ontvankelijk zijn in hun verzoek. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
5.3
Het wonen en opgroeien van [de minderjarige] bij verzoekers is door een pleegcontract geformaliseerd. Verzoekers hebben aangegeven dat dit contract in januari 2023 eenzijdig door de GI is beëindigd. Ter zitting heeft de GI bevestigd dat het pleegcontract is beëindigd. Verzoekers hebben geen maatregelen genomen die zijn gericht op herstel of voortzetting van het pleegcontract. De rechtbank moet er -in het kader van de beoordeling in deze zaak- daarom vanuit gaan dat het pleegcontract is beëindigd. Nu [de minderjarige] sinds de zomer van 2022 - op verzoek en met instemming van verzoekers zelf- ook niet meer als behorende tot het gezin van verzoekers door hen wordt verzorgd, zijn verzoekers naar het oordeel van de rechtbank thans niet meer aan te merken als pleegouders in de zin van de Jeugdwet. Het feit dat [de minderjarige]
-kennelijk per abuis aldus de GI- nog steeds bij verzoekers ingeschreven blijkt te staan, maakt dit niet anders. Nu verzoekers thans niet (meer) als pleegouders kunnen worden aangemerkt kunnen zij in de hoedanigheid van pleegouders ook geen verzoeken indienen.
5.4
De rechtbank dient vervolgens te beoordelen of verzoekers in deze procedure anderszins kunnen worden aangemerkt als belanghebbende in de zin van artikel 798 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv.)
Ingevolge artikel 798, eerste lid, eerste volzin, Rv. moet onder belanghebbende worden verstaan, degene op wiens rechten en verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. Een belanghebbende in de zin van genoemd artikel heeft specifieke processuele rechten en bevoegdheden. Slechts indien het onderwerp van de zaak ertoe kan leiden dat de rechten of verplichtingen waarop deze persoon zich beroept, rechtstreeks door de rechterlijke beslissing worden geraakt, is die persoon in die zaak belanghebbende in de zin van art. 798, eerste lid, eerste volzin, Rv. De rechtbank is van oordeel dat dit niet het geval is, nu het verzoek van de verzoekers ziet op de benoeming van een bijzonder curator die dient op te komen voor de belangen van [de minderjarige] . Het verzoek ziet niet op de rechten en plichten van verzoekers zelf. Voor zover verzoekers zich op het standpunt hebben willen stellen dat zij family life hebben met [de minderjarige] en dat dit reeds maakt dat zij belanghebbende zijn in de zin van artikel 798 Rv dan overweegt de rechtbank het volgende. Het hebben van family life van verzoekers met [de minderjarige] is weliswaar een belangrijk element bij de beoordeling van de vraag of verzoekers belanghebbende zijn. Echter, het hebben van family life brengt niet zondermeer met zich dat verzoekers reeds daarom belanghebbende zijn in deze procedure. Er dient ook concreet getoetst te worden aan de aard en strekking van het verzoek en aan de vraag of de rechten of verplichtingen van verzoekers bij het onderwerp van de zaak zijn betrokken. Dat is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak niet het geval. De rechtbank overweegt daarbij ten overvloede dat het verzoek te onbepaald en te weinig concreet is, zeker nu verzoekers de gang van zaken rondom de vakantiereis naar Spanje niet meer aanvoeren ter onderbouwing van hun verzoek. Daarbij komt dat voor verzoekers meer voor de hand liggende procedurele mogelijkheden open staan dan het verzoeken om een bijzondere curator voor [de minderjarige] .
Het voorgaande brengt met zich dat verzoekers naar het oordeel van de rechtbank niet ontvankelijk zijn in hun verzoek.
5.5
Ter beantwoording van de vraag of de rechtbank in al hetgeen verzoekers naar voren hebben gebracht aanleiding ziet om ambtshalve een bijzondere curator voor [de minderjarige] te benoemen, overweegt de rechtbank als volgt.
5.6
Uit al hetgeen verzoekers hebben aangevoerd, maakt de rechtbank op dat er met name een belangentegenstelling is tussen verzoekers en de GI en/of Kenter Pleegzorg. Van een concrete belangentegenstelling tussen [de minderjarige] en de voogd is niet gebleken. De benoeming van een bijzondere curator dient niet plaats te vinden met als doel in het algemeen de belangen van de minderjarige te beschermen. Partijen zijn het afgelopen jaar kennelijk lijnrecht tegenover elkaar komen te staan wat betreft de vraag wat het beste is in het belang van de opvoeding, verzorging en ontwikkeling van [de minderjarige] . Ook op de zitting van 28 juli 2023 wordt duidelijk dat partijen ieder hun eigen beleving van de gebeurtenissen hebben en hun eigen visie op wat in het belang van [de minderjarige] is. De communicatie is ernstig verstoord geraakt en er is veel wantrouwen over en weer. De rechtbank kan zich dan ook niet aan de indruk onttrekken dat de bestaande spanningen er onvermijdelijk voor gezorgd hebben dat [de minderjarige] in een loyaliteitsconflict is beland tussen verzoekers en de professionele zorgverlening. De stress en de verwarring die dit met zich brengt, belasten [de minderjarige] en vormen mogelijk een trigger voor de diverse escalaties die verzoekers en de GI beide noemen. Noodzakelijk is dan ook dat verzoekers en de professionele hulpverlening in overleg gaan en een weg zoeken om tot een verbetering van hun samenwerking te komen en zo een punt te bereiken waarbij zij vanuit hetzelfde perspectief opkomen voor de belangen van [de minderjarige] . De rechtbank geeft partijen mee om in dat kader het reeds door verzoekers genoemde mediation traject te overwegen.
5.7
Voor de rechtbank is voldoende vast komen te staan dat het in deze complexe situatie op dit moment niet in het belang van [de minderjarige] is om nog een formele persoon in de vorm van een bijzondere curator aan haar systeem toe te voegen. De rechtbank ziet dan ook geen aanleiding om ambtshalve voor [de minderjarige] een bijzondere curator te benoemen.

6.Beslissing

De rechtbank:
6.1
verklaart verzoekers niet ontvankelijk in hun verzoek en wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. F. Kleefmann rechter, in tegenwoordigheid van
A.M. Pieters in het openbaar uitgesproken op 18 augustus 2023.