ECLI:NL:RBNHO:2023:8314

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 augustus 2023
Publicatiedatum
22 augustus 2023
Zaaknummer
C/15/337829 / HA ZA 23-161
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over de geldigheid van een gebruikersovereenkomst en de toerekenbaarheid van tekortkomingen

In deze zaak heeft eiser de woning van de familie van gedaagde gekocht. In overleg met de vader van eiser is afgesproken dat gedaagde gedurende vijftien jaar de woning mag gebruiken tegen een vergoeding. Eiser stelt dat de gebruikersovereenkomst teniet is gegaan omdat gedaagde de woning heeft verlaten. De rechtbank oordeelt echter dat deze stelling niet wordt gevolgd. Gedaagde verblijft met enige regelmaat in Spanje, maar maakt gebruik van de woning wanneer hij in Nederland is. De rechtbank concludeert dat gedaagde de woning nog steeds gebruikt en wijst de primaire vordering van eiser af. Daarnaast stelt eiser dat de gebruikersovereenkomst ontbonden moet worden wegens wanprestatie, omdat gedaagde de woning aan derden zou hebben verhuurd. De rechtbank overweegt dat de afspraken die zijn gemaakt tussen gedaagde en de vader van eiser ook gelden voor eiser. Aangezien de gebruikersovereenkomst geen verbod op onderverhuur bevat, is er geen sprake van een toerekenbare tekortkoming door gedaagde. De rechtbank wijst daarom de vorderingen van eiser af en veroordeelt eiser in de proceskosten van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats [woonplaats]
Zaaknummer: C/15/337829 / HA ZA 23-161
Vonnis van 23 augustus 2023
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats] ,
2.
[eiser],
wonende te [woonplaats] ,
eisende partijen,
hierna samen in enkelvoud te noemen: [eisers] ,
advocaat: mr. D.L.A. van Voskuilen te Rotterdam,
tegen
[gedaagde],
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. W. de Vis te Alkmaar .
De zaak in het kort
[eisers] heeft de woning van (de familie van) [gedaagde] gekocht. In overleg met de vader van [eisers] mag [gedaagde] gedurende vijftien jaar de woning gebruiken tegen een vergoeding. De stelling van [eisers] dat de gebruikersovereenkomst teniet is gegaan omdat [gedaagde] de woning heeft verlaten wordt niet gevolgd. Daarnaast is de rechtbank van oordeel dat er geen sprake is van een toerekenbare tekortkoming door [gedaagde] door het verhuren van de woning aan derden. De vorderingen van [eisers] worden afgewezen.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 14 maart 2023 met producties 1-3;
- de conclusie van antwoord van 17 mei 2023 met producties 1-7;
- het tussenvonnis van 31 mei 2023;
- de aanvullende productie 4 van [eisers] ;
- de aanvullende producties 8 tot en met 11 van [gedaagde] ;
- de op 17 juli 2023 gehouden mondelinge behandeling. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. De advocaten van partijen hebben gebruik gemaakt van spreekaantekeningen en deze overgelegd.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
[eisers] heeft de woning aan de [adres] te ( [postcode] ) [woonplaats] (hierna: de woning) in 2019 van (de familie van) [gedaagde] gekocht. Deze woning was eigendom van de moeder van [gedaagde] , die is overleden. De onderhandelingen over de koopovereenkomst zijn tussen de vader van [eisers] (hierna: [eisers] senior) en [gedaagde] gevoerd.
2.2.
[gedaagde] verblijft met enige regelmaat in Spanje. Tussen [eisers] senior en [gedaagde] is afgesproken dat [gedaagde] tijdens zijn verblijf in Nederland gedurende vijftien jaar gebruik mag blijven maken van de woning zonder dat [gedaagde] over die periode huur hoeft te betalen. [gedaagde] voldoet de kosten voor gas, water, licht en alle WOZ aanslagen. De afspraken zijn vastgelegd in een gebruikersovereenkomst tussen partijen, waarin niet [eisers] senior maar [eisers] als partij is opgenomen.
2.3.
Bij brief van 4 november 2022 heeft [eisers] aan [gedaagde] meegedeeld dat het niet is toegestaan om de woning aan derden (onder) te verhuren en verzocht zich aan de bepalingen van de gebruikersovereenkomst te houden.
2.4.
Vervolgens heeft [eisers] bij brief van 6 februari 2023 de gebruikersovereenkomst schriftelijk ontbonden.

3.Het geschil

3.1.
[eisers] vordert – samengevat – dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
primair
I. voor recht verklaart dat de gebruikersovereenkomst door het vertrek van [gedaagde] uit de woning van rechtswege is teniet gegaan,
subsidiair
II. voor recht verklaart dat de schriftelijke ontbinding, zoals gedaan bij brief van 6 februari 2023, op grond van wanprestatie rechtsgeldig is en in beide gevallen dat [gedaagde] wordt veroordeeld om de woning te ontruimen binnen 8 dagen na betekening van het vonnis,
III. [gedaagde] veroordeelt tot betaling aan [eisers] van € 38.640,- te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 maart 2023,
IV. [gedaagde] veroordeelt in de kosten van de procedure.
3.2.
[gedaagde] voert verweer.
3.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Voorlopig oordeel bevoegdheid
4.1.
Omdat [gedaagde] stelt dat geen sprake is van een gebruikersovereenkomst maar van een huurovereenkomst tussen partijen, ziet de rechtbank zich geplaatst voor de vraag of zij bevoegd is van het geschil kennis te nemen. Zaken betreffende een huurovereenkomst worden immers behandeld door de kantonrechter (artikel 93 aanhef en onder c in relatie tot artikel 71 lid 2 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering [Rv]). De vraag of verwijzing nodig is beoordeelt de rechter aan de hand van zijn voorlopig oordeel over het onderwerp van het geschil (artikel 73 lid 3 Rv). Gelet op de titel van de gebruikersovereenkomst en de beperkte kosten/vergoeding die [gedaagde] aan [eisers] betaalt, komt de rechtbank tot het voorlopige oordeel dat het onderwerp van geschil geen zaak betreffende een huurovereenkomst is. Verwijzing is daarom niet aan de orde.
Of daadwerkelijk sprake is van een huurovereenkomst of niet, hoeft de rechtbank verder niet te beoordelen, gelet op het volgende.
Gebruikersovereenkomst
4.2.
Volgens [eisers] is de gebruikersovereenkomst teniet gegaan doordat [gedaagde] de woning heeft verlaten. [gedaagde] betwist dat hij de woning heeft verlaten. Hij verblijft sinds 2018 met enige regelmaat in Spanje maar wanneer hij in Nederland is, verblijft hij in de woning. Ter zitting heeft [gedaagde] verder verklaard dat hij afspraken maakt met de huurders van de woning dat zodra [gedaagde] in Nederland is, de woning vrij moet zijn om te kunnen worden bewoond door [gedaagde] zelf. [eisers] heeft dit allemaal niet betwist. De rechtbank gaat er daarom van uit dat [gedaagde] de woning nog steeds gebruikt. De rechtbank wijst de primaire vordering van [eisers] af.
4.3.
Daarnaast heeft [eisers] gesteld dat de gebruikersovereenkomst moet worden ontbonden op grond van een toerekenbare tekortkoming. [gedaagde] heeft namelijk zonder toestemming van [eisers] de woning verhuurd aan derden.
4.4.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit de overgelegde stukken blijkt dat er voorafgaand aan de totstandkoming van de gebruikersovereenkomst tussen [gedaagde] en [eisers] senior is gecorrespondeerd over de inhoud daarvan. In het eerste concept van de gebruikersovereenkomst was de volgende bepaling opgenomen:
“9. Partijen komen uitdrukkelijk overeen dat de woning niet door [gedaagde] mag worden onder verhuurd. Indien [gedaagde] de woning wel onder verhuurt, dan vervalt daarmee direct het recht op bewoning van de woning (…)”
[gedaagde] heeft hierover gereclameerd bij [eisers] senior, waarna in overleg voornoemde bepaling is geschrapt. Vervolgens hebben zij afgesproken dat het [gedaagde] niet is toegestaan om huurders te laten inschrijven op het adres van de woning. De rechtbank is van oordeel dat de afspraken die [eisers] senior heeft gemaakt met [gedaagde] , eveneens gelden tussen [eisers] en [gedaagde] . [eisers] heeft ook nooit aan [gedaagde] meegedeeld zich niet gebonden te voelen aan de afspraken tussen [gedaagde] en [eisers] senior. De woning verhuren aan derden is op grond van de gebruikersovereenkomst niet verboden en dus tussen partijen toegestaan. Dat een dergelijke afspraak juridisch niet zou zijn toegestaan, zoals [eisers] betoogt, is onjuist. Er is dus geen sprake van een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de gebruikersovereenkomst door [gedaagde] . Dat [gedaagde] de woning meer verhuurd en dat hij daardoor meer inkomsten heeft dan dat [eisers] senior en [eisers] hadden voorzien, maakt dat niet anders
Conclusie
4.5.
Concluderend uit het bovenstaande worden de vorderingen van [eisers] afgewezen.
Proceskosten
4.6.
[eisers] is de partij die ongelijk krijgt en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. Tot aan dit vonnis worden de proceskosten aan de zijde van [gedaagde] als volgt vastgesteld:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
1.532,00
(2,00 punten × € 766,00)
Totaal
2.833,00
4.7.
[gedaagde] heeft veroordeling van [eisers] in de nakosten gevorderd. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De rechtbank zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
wijst de vorderingen van [eisers] af,
5.2.
veroordeelt [eisers] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot dit vonnis vastgesteld op € 2.833,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van deze uitspraak tot de dag van volledige betaling,
5.3.
verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken door mr. L.J. Saarloos op 23 augustus 2023.
type: DdD
coll: JG