Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]
[eiser 2],
[eiser 3],
1.[gedaagde 1] ,
[gedaagde 2],
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 17 augustus 2023, hebben eisers [B] en [R] een kort geding aangespannen tegen gedaagden [W] en [J] met betrekking tot het gebruik van de doorvaarthaven. De eisers vorderden onder andere dat de gedaagden zouden worden verboden om de haven op een andere wijze te gebruiken dan in een eerdere akte is bepaald. De voorzieningenrechter heeft de zaak mondeling behandeld, waarbij beide partijen hun standpunten hebben uiteengezet. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat er onvoldoende bewijs is geleverd om de vorderingen van [B] en [R] te onderbouwen. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen afgewezen, met uitzondering van een gedeeltelijke toewijzing van het verbod om tussen zonsondergang en zonsopgang een boot aan te meren in het voorste deel van de haven. Dit verbod is ingesteld om de belangen van de partijen in evenwicht te brengen, waarbij de voorzieningenrechter oordeelde dat het belang van [J] om te kunnen aanmeren niet opweegt tegen de belangen van [B] en [R]. De voorzieningenrechter heeft ook de proceskosten toegewezen aan de gedaagden, waarbij de kosten voor de eisers zijn vastgesteld op een totaal van € 3.920,-. De uitspraak is gedaan door mr. L.J. Saarloos en is openbaar uitgesproken op dezelfde dag.