Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- de dagvaarding met producties 1 t/m 20
- de producties 1 t/m 4 van de zijde van [gedaagde]
- vier video’s van de zijde van [eiser]
- de producties 5 t/m 12 van de zijde van [gedaagde]
- twee video’s van de zijde van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 17 augustus 2023, waarvan de griffier aantekeningen heeft bijgehouden
- de spreekaantekeningen van mr. Du Bois namens [gedaagde].
- [eiser], bijgestaan door mr. Çaylak voornoemd
- [gedaagde], bijgestaan door mr. Du Bois voornoemd.
2.De zaak in het kort
3.Feiten
Partijen hebben over het verloop van het incident tegengestelde standpunten ingenomen, beide ondersteund met verschillende stukken, zodat nader feitenonderzoek en/of nadere bewijslevering nodig is, Daarvoor is in een kort geding procedure naar zijn aard geen plaats. Dat onderzoek zal moeten plaatsvinden in de thans reeds aanhangige bodemprocedure.’
Uit de stellingen van partijen, bezien in relatie tot de overgelegde bescheiden, valt op dit moment niet af te leiden dat [eiser] de boormachine opzettelijk op de hand van [gedaagde] heeft laten draaien. Er is nadere bewijslevering nodig. Dat bewijs moet [gedaagde] aanbrengen. De rechtbank draagt [gedaagde] op te bewijzen dat [eiser] een handboor opzettelijk op haar hand heeft laten draaien.’
Partijen komen overeen dat een bedrag van € 40.000,-- van de koopsom die gestort zal worden op de bankrekening van de notaris (in het kader van de verkoop van de woning), zal dienen ter (vervangende) zekerheid voor [gedaagde]. Dit gebeurt ten behoeve van de uitkomst van de bodemprocedure tussen partijen (vanwege het opheffen van het beslag op de woning). Dit bedrag van € 40.000,-- zal rechtstreeks vanuit de notaris betaald worden op de derdengeldenrekening van Stichting Beheer Derdengelden Richard Korver Advocaten.
beoordeling bewijsmiddelen
op de hand van [gedaagde] heeft gezet, waarna [eiser] de boor zou hebben aangezet. Zo verklaart [gedaagde] zelf dat zij eerst het paaltje vasthield, waarna [eiser] de boor op haar hand zou hebben gezet en dat het allemaal in een flits gebeurde, Ook de moeder van [gedaagde] verklaarde dat [gedaagde] het latje al in haar hand had voordat de boor op haar hand werd gezet.
4.Het geschil
5.De beoordeling
niet zonder meerhet oordeel rechtvaardigt dat de vordering ondeugdelijk is, legt het oordeel van de bodemrechter in de afweging immers wel gewicht in de schaal. Welk gewicht, dat hangt af van zowel de aard en inhoud van het oordeel, als de wijze waarop daarmee in kort geding wordt omgegaan. Waar, zoals hier, er in eerste aanleg uitvoerig feitenonderzoek heeft plaatsgevonden en de beoordeling van het bewijs in een uitvoerig gemotiveerd vonnis is neergelegd, ligt het op de weg van de beslaglegger die tot opheffing wordt aangesproken om binnen de grenzen van het kort geding uit te leggen waarom de vordering, niettegenstaande de afwijzing daarvan, in hoger beroep kans van slagen heeft.
1.079,00