ECLI:NL:RBNHO:2023:8412

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2023
Publicatiedatum
24 augustus 2023
Zaaknummer
22/5903
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.M. Janse van Mantgem
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen geslachtsnaamwijziging van minderjarige zoon door vader

In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Noord-Holland het beroep van een vader tegen een besluit van de Minister voor Rechtsbescherming, waarin het verzoek van de moeder om de geslachtsnaam van hun minderjarige zoon te wijzigen, is toegewezen. De rechtbank concludeert dat de verweerder de juiste beoordelingsmaatstaf heeft gehanteerd en zich heeft gebaseerd op objectieve criteria. De vader, die sinds de scheiding van de moeder geen contact meer heeft met het kind, voert aan dat de moeder onwaarheden heeft aangevoerd en dat de geslachtsnaamwijziging schadelijk is voor de identiteitsontwikkeling van het kind. De rechtbank oordeelt echter dat de belangen van het kind voorop staan en dat de geslachtsnaamwijziging in lijn is met de bestendige gezinssituatie waarin het kind zich bevindt. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de geslachtsnaamwijziging kan doorgaan. De uitspraak is gedaan op 28 augustus 2023.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/5903

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2023 in de zaak tussen

[eiser] , uit [plaats] , eiser

(gemachtigde: mr. M.B. Chylinska),
en

de Minister voor Rechtsbescherming, verweerder

(gemachtigde: mr. C.M.A.V. van Kleef).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen het besluit van 12 oktober 2022 waarmee verweerder het verzoek van [naam 1] om geslachtsnaamwijziging van hun gezamenlijke minderjarige zoon, heeft toegewezen.
1.2
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.3
De rechtbank heeft het beroep op 8 augustus 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van verweerder.
1.4
Het beroep is tegelijk met het verzoek om een voorlopige voorziening met zaaknummer 23/3596 behandeld, waarin de voorzieningenrechter heden afzonderlijk uitspraak heeft gedaan.

Beoordeling door de rechtbank

2.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek tot geslachtsnaamwijziging kunnen toewijzen
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
2.2
De voor de beoordeling van het beroep belangrijke wet- en regelgeving is te vinden in de bijlage bij deze uitspraak.
Feiten en omstandigheden
3. Eiser is de vader van [naam 2] , geboren op 31 januari 2015 (het kind). Eiser heeft hem erkend. Sinds eiser en [naam 1] (de moeder) uit elkaar zijn, verblijft het kind bij de moeder. De ouders zijn nooit getrouwd geweest en hebben blijkens een uittreksel basisregistratie personen (brp) ook nooit een buitenhuwelijkse samenleving gehad. Sinds 9 december 2020 heeft alleen de moeder het gezag. Er is geen omgangsregeling tussen eiser en het kind. Het kind kent zijn vader niet. Er is wel een informatieregeling die kortgezegd inhoudt dat de moeder eiser op de hoogte moet houden van belangrijke ontwikkelingen en dat zij hem twee keer per jaar een recente foto van het kind moet sturen, dit alles op straffe van een dwangsom.
Bespreking beroepsgronden
Heeft verweerder het besluit voldoende gemotiveerd en daarbij alle relevante feiten en belangen zoals door eiser naar voren gebracht betrokken?
4.1
Eiser voert aan dat verweerder de boordelingsmaatstaf voor verzoeken om geslachtsnaamwijziging miskent. Eiser verwijst naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 4 juni 2014, waaruit blijkt dat ook als de geslachtsnaamwijziging volgens de regelgeving toegekend kan worden, verweerder alle relevante feiten en rechtstreeks betrokken belangen bij zijn besluit dient te betrekken. [1]
Bij zijn besluit heeft verweerder ten onrechte niet meegewogen dat de moeder aantoonbare onwaarheden heeft aangevoerd om haar verzoek te staven, zoals lasterlijke uitspraken over verkrachting. Dit zijn relevante argumenten die niet terugkomen in de beoordeling van verweerder. De moeder probeert eiser al jaren zonder gegronde redenen uit het leven van het kind te houden. Verweerder doet deze argumenten af als ‘emotionele gronden’ en stelt dat gebrek aan contact geen reden is voor weigering van de geslachtsnaamwijziging.
De belangen van het kind worden ook niet gediend met het besluit. Hij is te jong om de gevolgen van de geslachtsnaamswijziging te overzien.
4.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat hij al door de verzorgingstermijn van vijf jaar te hanteren, zoals het Besluit geslachtsnaamwijziging (het Besluit) in artikel 3, eerste lid in combinatie met het tweede lid voorschrijft, het verzoek met de benodigde terughoudendheid heeft beoordeeld. Aan de verzorgingstermijn van 5 jaar wordt in dit geval voldaan, omdat moeder het kind ten minste vijf jaren onmiddellijk voorafgaand aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed. Als de andere ouder (in dit geval eiser) bedenkingen heeft, wordt het verzoek ingevolge artikel 3, vierde lid, aanhef en onder d, in beginsel afgewezen.
Verweerder heeft eiser in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op het verzoek van moeder. Dat heeft eiser gedaan, maar verweerder heeft daarin geen aanleiding gezien een afwijzend besluit te nemen. In dit geval doet zich namelijk een van de wettelijke uitzonderingen voor, te weten dat eiser na de geboorte van het kind minder dan ¼ deel van de periode voorafgaand aan de verzorgingstermijn met het kind in gezinsverband heeft samengewoond. Uit de brp blijkt dat vader nooit met het kind op hetzelfde adres ingeschreven heeft gestaan.
De stellingen van de moeder die eiser opvat als verwijten en laster, heeft verweerder niet betrokken bij zijn beslissing. Verweerder stelt dat hij zich ervan bewust is dat de geslachtsnaamwijziging geregeld als middel wordt ingezet in een tussen ouders voortdurende strijd. Juist daarom heeft hij zich gebaseerd op de meer objectieve criteria die zijn vastgelegd in het Besluit en de belangen van de belanghebbenden, waarbij hij het belang van de minderjarige voorop heeft gesteld. Verweerder benadrukt dat de reden(en) van het verstoorde contact of het ontbreken van contact geen omstandigheid is die bij de beoordeling van het verzoek tot geslachtsnaamwijziging wordt betrokken. [2] Verweerder heeft bij zijn belangenafweging de volgende 5 punten gewogen, zoals die in de Nota van Toelichting bij het Besluit zijn opgenomen:
1. Is het kind voorgelicht omtrent zijn afkomst
2. Wat is het effect van de geslachtsnaamwijziging voor de eenheid van de naam binnen het gezin
3. Voert het kind de gevraagde naam in de praktijk reeds en hoe lang al
4. Wat is de rol van de ouders in het leven van het kind en hoe zijn de contacten tussen het kind en zijn beide ouders
5. Wordt de bestaande gezinssituatie die door de naamswijziging wordt bevestigd, door het kind geaccepteerd en welke effecten geeft de naamswijziging op die gezinssituatie
Wanneer niet of nauwelijks in gezinsverband met de minderjarige is samengeleefd, behoudens aanwijzingen van het tegendeel, geldt bij de belangenafweging als uitgangspunt dat het in het belang van de minderjarige is dat deze de naam draagt van degene met wie een bestendige gezinssituatie bestaat. [3] Verweerder erkent het belang van eiser bij het behoud van zijn geslachtsnaam door het kind, maar daar staat tegenover dat de naamswijziging uitdrukking geeft aan de bestendige gezinssituatie waarin het kind zich nu al jaren bevindt. Het kind wordt verzorgd en opgevoed door zijn moeder die ook het gezag heeft over het kind. Afgezien van een korte blik vanachter het schoolpleinhek eind 2021, maakt verweerder uit het dossier op dat eiser zijn zoon al jaren niet meer heeft gezien. Sinds december 2015 zou er in het geheel geen omgang meer zijn tussen vader en het kind. Verweerder concludeert dat eiser op dit moment geen rol speelt in het (dagelijks) leven van het kind en hecht dan ook meer waarde aan het familie- en gezinsleven van het kind waarbij hij zich met de moeder kan identificeren. Verweerder merkt ten slotte op dat de moeder aangeeft dat het kind zichzelf af en toe al noemt bij de geslachtsnaam van zijn moeder, wat aanleiding geeft te denken dat hij deze naam accepteert.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder naar aanleiding van het voorgaande het verzoek om geslachtsnaamwijziging kunnen toewijzen.
Deze beroepsgrond slaagt niet.
5.1
Eiser voert aan dat uiterste terughoudendheid geboden is, omdat de geslachtsnaamswijziging niet meer terug te draaien is. Door de geslachtsnaamswijziging komt de identiteitsontwikkeling van het kind in gevaar.
5.2
Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat het kind zodra hij meerderjarig is, ingevolge artikel 4, eerste lid, onder b van het Besluit, kan verzoeken de geslachtsnaamwijziging terug te draaien. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

6. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat verweerder het verzoek om geslachtsnaamwijzing heeft kunnen toewijzen. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.M. Janse van Mantgem, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 28 augustus 2023.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage: voor deze uitspraak belangrijke wet- en regelgeving

Besluit geslachtsnaamwijziging
Artikel 3
1. Op eensluidend verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger en van degene wiens geslachtsnaam ten behoeve van de minderjarige wordt verzocht, of, indien de naam van een overleden ouder wordt verzocht, op verzoek van de wettelijke vertegenwoordiger, wordt de geslachtsnaam van een minderjarige van twaalf jaren of ouder gewijzigd:
a. in de geslachtsnaam van de ouder wiens naam het kind niet heeft, indien deze ouder na de ontbinding van het huwelijk of de verbreking van de buitenhuwelijkse samenleving met de andere ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek de minderjarige heeft verzorgd en opgevoed;
b. in de geslachtsnaam van de levensgezel van de ouder, indien deze persoon anders dan als ouder de minderjarige tezamen met de ouder gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed;
c. in de geslachtsnaam van een persoon die anders dan als ouder de minderjarige tezamen met een ander als behorende tot het gezin gedurende een aaneengesloten periode van ten minste drie jaren onmiddellijk voorafgaande aan het verzoek heeft verzorgd en opgevoed.
2. Ten aanzien van het verzoek tot wijziging van de geslachtsnaam van een minderjarige die de leeftijd van twaalf jaren nog niet heeft bereikt, is het eerste lid van overeenkomstige toepassing met dien verstande dat de termijn van verzorging en opvoeding dan ten minste vijf jaren bedraagt.
(…)
4. Het verzoek wordt afgewezen, indien:
a. de minderjarige al een op grond van dit artikel gewijzigde geslachtsnaam heeft;
(…)
d. een ouder weigert in te stemmen met de verzochte geslachtsnaamswijziging van de minderjarige jonger dan twaalf jaren, tenzij:
(…)
2°. verzoekers aantonen dat de ouder aan wie de minderjarige de geslachtsnaam, waarvan wijziging wordt verzocht, ontleent, en het kind niet meer dan gedurende een vierde deel van de periode voorafgaande aan de termijn van verzorging en opvoeding, bedoeld in het tweede lid, in gezinsverband hebben samengeleefd.

Voetnoten

1.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 4 juni 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1999.
2.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 15 augustus 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2722.
3.Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State, 26 juli 2017, ECLI:NL:RVS:2017:2015.