Beoordeling door de rechtbank
7. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van het handhavingsverzoek van eisers door verweerder. De rechtbank doet dat onder meer aan de hand van de argumenten die eisers hebben aangevoerd, de beroepsgronden.
8. De rechtbank verklaart het beroep gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
9. In de onderhavige procedure ligt de weigering van verweerder om handhavend op te treden naar aanleiding van het verzoek van eisers daartoe, aan de rechtbank ter beoordeling voor. Bij deze beoordeling is de inhoud van het verzoek bepalend voor de omvang van het geding. Volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) kan de reikwijdte van een handhavingsverzoek niet meer worden uitgebreid na het primaire besluit.
10. De rechtbank stelt vast, op basis van het dossier, in het bijzonder het verzoek tot handhaving van eisers van 20 augustus 2020 en de nadere toelichting van 21 oktober 2021 en het verhandelde ter zitting, dat het verzoek van eisers uitsluitend ziet op het niet verwijderde gedeelte van de in 2018 geplaatste dakopbouw en de deur in de nadien geplaatste dakkapel. De enkele stelling van eisers ter zitting dat zij voorafgaand aan het primaire besluit ook om handhaving ten aanzien van de steeg hebben gevraagd en de toezichthouder zou hebben laten weten dat een schriftelijk verzoek daartoe niet nodig was, is onvoldoende om anders ten aanzien van de reikwijdte van het verzoek te oordelen.
Niet verwijderde deel dakopbouw
11. Oorspronkelijk liep het oostelijk schuine dakvlak van de woning - met een lichte knik - tot aan de oostelijke zijgevel. Dit met uitzondering van het gedeelte boven de toegangsdeur, daar ging het dakvlak ter hoogte van de knik over in een plat dak. Dit leidt de rechtbank af uit de luchtfoto’s van 5/2017 die door eiser bij het beroepschrift zijn ingebracht en in samenhang met de foto’s gekopieerd in het beroepschrift onder 6A. In 2018 is in het oostelijk dakvlak van de woning een dakopbouw geplaatst met de afmetingen zoals hiervoor weergegeven. Daartoe is ondermeer de oostelijke zijgevel verhoogd en de verdiepingsvloer van de woning doorgetrokken tot in de gevel.
12. Ter zitting is door verweerder verteld dat door de toezichthouders die recent ter plaatste zijn geweest, is geconstateerd dat een deel van de verhoogde oostelijke zijgevel, tot de hoogte waar de verdiepingsvloer steun vindt in de gevel, niet is verwijderd. Eisers verzoek ziet op dit gedeelte, het niet verwijderde deel van de in 2018 geplaatste dakopbouw en het daarop gerealiseerde platte dakvlak, dat aansluit op het plat dakgedeelte boven de toegangsdeur.
13. In het verweerschrift heeft verweerder erkent dat op het verzoek voor zover dit ziet op het niet verwijderde deel van de dakopbouw niet is beslist. Naar de rechtbank begrijpt is dat niet gebeurd omdat verweerder de situatie ter plaatse niet goed in beeld had. Verweerder is inmiddels ter plaatse geweest en zal alsnog gaan onderzoeken of tegen het niet verwijderde deel van de dakopbouw en het daar gerealiseerde plat dak moet worden opgetreden, dan wel dat de situatie alsnog kan worden gelegaliseerd.
14. De rechtbank concludeert dat het bestreden besluit op dit onderdeel geen stand kan houden en dat opnieuw, maar nu na een zorgvuldige voorbereiding en met een deugdelijke motivering, op het bezwaar dient te worden beslist.
Dakkapel
14. Verweerder heeft aan het bestreden besluit - voorover dat ziet op de deur in de dakkapel - ten grondslag gelegd dat de overtredingen met betrekking tot de dakkapel inmiddels zijn opgeheven omdat de deur is verwijderd. Verweerder heeft ook een vergunningsvrij verklaring afgegeven. Verweerder stelt dat hij niet bevoegd is om handhavend op te treden.
14. Ter zitting hebben eisers aangevoerd dat de dakkapel, in tegenstelling tot wat verweerder stelt, omgevingsvergunningplichtig is. De dakkapel is volgens eisers te laag in het dakvlak geplaatst. Zij wijzen ter onderbouwing naar hetgeen op bladzijde 7 van het beroepschrift naar voren is gebracht. Op pagina 7 van het beroepschrift hebben eisers verwoord dat de huidige staat van het dakvlak met dakkapel, samen met het aangrenzende, niet verwijderde deel van de dakopbouw, esthetisch onverantwoord is en dat niet voldaan wordt aan de redelijke eisen van welstand. Eisers betwisten niet dat de deur in de dakkapel inmiddels is verwijderd.
17. Het verzoek tot handhaving van eisers ziet op de in de dakkapel geplaatste deur en niet op de dakkapel als zodanig. Zoals hierboven is overwogen is het verzoek tot handhaving bepalend voor de omvang van het geschil en kan de reikwijdte van dat verzoek niet meer worden uitgebreid met betrekking tot de plaatsing van de dakkapel. Dat betekent ook dat de vraag of de geplaatste dakkapel in de huidige situatie voldoet aan de voorwaarden voor een vergunningvrij bouwwerk niet onder de omvang van het geding valt.
18. Deze beroepsgrond wordt daarom niet inhoudelijk beoordeeld.
Overdekte steeg/berging
18. Uit hetgeen door eisers verder is aangevoerd leidt de rechtbank af dat eisers ook menen dat verweerder ten onrechte niet tot handhaving van de zonder omgevingsvergunning tot berging verbouwde steeg is overgegaan.
20. Verweerder heeft in zijn verweerschrift betoogd dat het dichtbouwen van de steeg (uitbouw) vergunningsvrij is, voor zover deze uitbouw in het achtererfgebied is gelegen en dat voor de eerste meter vanaf de rooilijn vergunning is verleend.
21. Zoals hiervoor overwogen is het verzoek tot handhaving bepalend voor de omvang van het geschil en kan de reikwijdte van dat verzoek niet meer worden uitgebreid met betrekking tot de uitbouw. Dat betekent dat ook de vraag of verweerder gehouden was op te treden tegen de uitbouw, niet onder de omvang van dit geding valt en niet zal worden beoordeeld.
22. Deze beroepsgrond wordt niet inhoudelijk beoordeeld.
23. Eisers hebben verweerder bij brief van 13 augustus 2022 in gebreke gesteld in verband met het niet tijdig beslissen op hun bezwaarschrift. Vervolgens heeft verweerder eisers uitgenodigd voor een hoorzitting op zeer korte termijn waarbij ook een alternatieve datum is gegeven als eisers bereid waren akkoord te gaan met het opschorten van de beslistermijn. Eisers zijn daarmee akkoord gegaan, die latere zitting is afgelast, waarna de zitting uiteindelijk pas twee maanden na de eerst voorgestelde datum plaatsvond. Eisers vinden deze handelswijze niet behoorlijk en menen dat verweerder dwangsommen verschuldigd is.
24. Verweerder voert aan dat een van de voorwaarden voor het kunnen verbeuren van dwangsommen een ingebrekestelling is. De door eisers gestuurde ingebrekestelling was prematuur. Een ingebrekestelling die wordt verstuurd voordat de beslistermijn is geëindigd is naar zijn aard geen ingebrekestelling. Verweerder meent geen dwangsommen verschuldigd te zijn.
25. Tussen partijen is niet in geschil dat de beslistermijn is geëindigd op 15 september 2022. De door eisers gestuurde ingebrekestelling was dan ook prematuur en naar zijn aard geen ingebrekestelling. Van het verbeurd zijn van dwangsommen is geen sprake.
26. Deze beroepsgrond slaagt niet.