ECLI:NL:RBNHO:2023:893

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 februari 2023
Publicatiedatum
7 februari 2023
Zaaknummer
C/15/334797 / KG ZA 22-615
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over nakoming vaststellingsovereenkomst inzake bodemsanering tussen Arcadis Nederland B.V. en Afvalzorg Bodemservice B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen Arcadis Nederland B.V. en Afvalzorg Bodemservice B.V. over de nakoming van een vaststellingsovereenkomst (VSO) die partijen hebben gesloten in verband met de sanering van een verontreinigde locatie. De voorzieningenrechter heeft op 2 februari 2023 uitspraak gedaan in een kort geding waarin Arcadis vorderingen heeft ingesteld tegen Bodemzorg. Arcadis verwijt Bodemzorg dat zij in strijd met de VSO heeft gehandeld door bezwaar te maken tegen een evaluatiebeschikking van de omgevingsdienst. Bodemzorg betwist dit en stelt dat zij recht heeft op invloed op de inhoud van het monitoringsplan dat Arcadis moet indienen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Bodemzorg niet in strijd heeft gehandeld met de VSO en dat zij haar bezwaren tegen de evaluatiebeschikking mag indienen. De vorderingen van Arcadis zijn afgewezen, en Arcadis is veroordeeld in de proceskosten. In reconventie heeft Bodemzorg ook vorderingen ingesteld, die eveneens zijn afgewezen. De voorzieningenrechter heeft geoordeeld dat Arcadis niet tekort is geschoten in de nakoming van de VSO, omdat de sanering conform de afspraken is uitgevoerd en goedgekeurd door het bevoegd gezag.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/334797 / KG ZA 22-615
Vonnis in kort geding van 2 februari 2023
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ARCADIS NEDERLAND B.V.,
gevestigd te Arnhem,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. drs. A.D. Minderhoud-Verkaik te Rotterdam,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AFVALZORG BODEMSERVICE B.V.,
gevestigd te Assendelft,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. S.L. Boersen te Amsterdam.
Partijen zullen hierna Arcadis en Bodemzorg genoemd worden.

1.De zaak in het kort

1.1.
Partijen zijn een vaststellingsovereenkomst aangegaan omdat Arcadis wilde afwijken van het oorspronkelijke deelsaneringsplan en Bodemzorg het daar niet mee eens was. Arcadis verwijt Bodemzorg dat zij door het indienen van een bezwaarschrift tegen de beschikking van 4 maart 2022 de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst niet nakomt. Bodemzorg betwist dat en voert aan dat Arcadis de betreffende vaststellingsovereenkomst verkeerd uitlegt. De zienswijze van Bodemzorg is gericht tegen het door Arcadis ingediende monitoringsplan en ziet niet op het oorspronkelijke deelsaneringsplan. Volgens Bodemzorg is het juist Arcadis die zich niet houdt aan de vaststellingsovereenkomst nu haar onlangs ingediende monitoringsplan afwijkt van hetgeen partijen voor ogen stond bij het aangaan van de vaststellingsovereenkomst.
1.2.
De voorzieningenrechter wijst zowel de vorderingen in conventie als de vorderingen in reconventie af. In conventie komt de voorzieningenrechter tot het oordeel dat de vaststellingsovereenkomst een limitatieve opsomming van stukken en besluiten bevat waartegen Bodemzorg zich niet zal verzetten. De evaluatiebeschikking is hier geen onderdeel van nu de daarin opgenomen wijze van monitoring afwijkt van hetgeen hieromtrent in het aangepaste deelsaneringsplan is opgenomen. Bodemzorg handelde met het indienen van haar bezwaarschrift niet in strijd met hetgeen partijen zijn overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst.
In reconventie concludeert de voorzieningenrechter eveneens dat niet is komen vast te staan dat sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Uit de tekst van artikel 3 volgt dat dit artikel ziet op de eigenlijke sanering en niet op de monitoringsfase.

2.De procedure

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 16 december 2022 met de producties 1 tot en met 26 van de zijde van Arcadis,
  • de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie met de producties 1 tot en met 22 van de zijde van Bodemzorg,
  • de akte eiswijziging en overlegging productie 23 van de zijde van Bodemzorg,
  • de akte overlegging producties met de producties 27 tot en met 32 van de zijde van Arcadis,
  • de akte overlegging productie 33 van de zijde van Arcadis,
  • de akte overlegging productie 24 van de zijde van Bodemzorg,
  • de mondelinge behandeling van 19 januari 2023, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt,
  • de spreekaantekeningen van Arcadis,
  • de spreekaantekeningen van Bodemzorg.
  • 2.2. Na uitroeping van de zaak op 19 januari 2023 zijn verschenen:
  • namens Arcadis: [A.] (bedrijfsjurist), [B.] (projectmanager) en [C.] (voormalig projectdirecteur, thans adviseur), bijgestaan door mr. drs. Minderhoud-Verkaik voornoemd,
  • namens Bodemzorg: [D.] (senior projectleider), [E.] (senior bedrijfsjurist), [F.] (senior bedrijfsjurist omgevingsrecht) en [G.] (hoofd Bodemzorg), bijgestaan door mr. Boersen voornoemd.
2.3.
Mr. Minderhoud-Verkaik heeft namens Arcadis tijdens de zitting naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van 18 januari 2023 twee vorderingen ingetrokken. De resterende vorderingen van Arcadis zijn weergegeven bij randnummer 4.1 in dit vonnis.
2.4.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
Arcadis is een internationale organisatie die ontwerp-, engineering- en
adviesdiensten levert aan bedrijven en overheden. Zij is wereldwijd actief op het gebied van infrastructuur, gebouwde omgeving, water en milieu.
3.2.
Bodemzorg is onderdeel van de Afvalzorg-groep, die voor 100% in handen is van de Provincies Noord-Holland en Flevoland. Zij houdt zich bezig met de nazorg van
bodemsaneringslocaties en stortplaatsen.
3.3.
Delfri Facilities B.V. (hierna: Delfri) was eigenaar van een perceel grond, aangeduid als het "Fri-Jado-terrein", gelegen aan de Heistraat 1 en 3 en de Oude Kerkstraat 2, op het bedrijventerrein Vosdonk-Noord in Etten-Leur (hierna: de locatie). De bodem en het grondwater onder dit bedrijventerrein is in het verleden zwaar vervuild geraakt door industriële activiteiten. De diverse historische verontreinigingen op de locatie worden aangeduid als ‘brongebieden’.
3.4.
Arcadis was vanaf 2003 betrokken bij (de voorbereiding van) de sanering van het bedrijventerrein Vosdonk-Noord. Zij heeft de saneringsaanpak volledig voorbereid en uitgewerkt. In dat kader heeft zij de locatie uitvoerig onderzocht, gefaseerde deelsaneringen ontworpen en (deel-)saneringsplannen opgesteld.
3.5.
Tussen Delfri, diverse eigenaren van omliggende percelen en de gemeente Etten-Leur (hierna: de gemeente) is een gebiedsgerichte aanpak overeengekomen, waarbij Bodemzorg in 2013 opdracht heeft gekregen van deze eigenaren om verontreinigingen in de diepere ondergrond - dat wil zeggen dieper dan 6 meter beneden maaiveld (hierna: de diepere ondergrond) - te saneren. De sanering van de diepere ondergrond van de locatie valt aldus ook onder deze opdracht.
3.6.
De sanering van bodemverontreiniging is geregeld in de Wet bodembescherming. In de artikelen 30 en volgende van die wet is bepaald dat de gedeputeerde staten van de provincie (hierna: het bevoegd gezag) bij gevallen van ernstige verontreiniging maatregelen kunnen nemen. Het bevoegd gezag stelt op grond van artikel 37 vast of spoedige sanering noodzakelijk is en onder meer wanneer, door wie en op welke wijze de sanering
moet worden uitgevoerd.
3.7.
De (instemmings-)besluiten van het bevoegd gezag zijn vatbaar voor bezwaar (of zienswijze) en beroep door belanghebbenden bij de betreffende sanering. Voor de locatie is de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant (hierna: de omgevingsdienst) gemandateerd als uitvoeringsorgaan namens het bevoegd gezag.
3.8.
Bij beschikking van 10 juni 2014 is het door Arcadis opgestelde gefaseerde deelsaneringsplan voor het diepe grondwater goedgekeurd door het bevoegd gezag. De doelstelling van dit plan is om binnen 30 jaar na de beschikking een stabiele eindsituatie te laten ontstaan in het diepe grondwater van het afgebakende systeemgebied.
3.9.
In het door Arcadis opgestelde gefaseerde deelsaneringsplan van 12 december 2014 (hierna: het oorspronkelijke deelsaneringsplan) zijn de saneringen van de brongebieden (A3, A4 en A5) omschreven. Bij beschikking van 3 september 2015 heeft de omgevingsdienst ingestemd met dit oorspronkelijke deelsaneringsplan. In deze beschikking is de saneringsdoelstelling voor brongebied A4 bepaald op het terugsaneren tot 1.000 µg/l. Na overleg met Bodemzorg is de saneringsdoelstelling voor brongebied A5 bepaald op 5.000 µg/l.
3.10.
Delfri heeft de locatie in november 2018 verkocht aan de gemeente en moest deze uiterlijk 31 december 2021 bouwrijp aan de gemeente opleveren.
3.11.
Delfri heeft in juli 2019 een overeenkomst met Arcadis gesloten voor het bouwrijp maken van de locatie door Arcadis. Arcadis is in dat kader verantwoordelijk voor het saneren van de bodem en het grondwater in de bovengrond van de locatie tot 6 meter beneden maaiveld (hierna: de bovengrond).
3.12.
In het najaar van 2020 heeft Arcadis contact opgenomen met Bodemzorg in verband met haar voornemen om de aanvankelijke saneringsdoelstellingen bij te stellen en het bevoegd gezag te verzoeken om een aanpassing van het oorspronkelijke deelsaneringsplan. De aanleiding voor de bijstelling was dat het verontreinigde oppervlak van de locatie vele malen groter bleek te zijn en er hogere concentraties verontreiniging in de bodem waren aangetroffen. Dit leidde tot hogere saneringskosten voor Arcadis. Naar aanleiding van de door Arcadis voorgestelde wijzigingen in de saneringsaanpak, heeft er diverse malen overleg tussen partijen plaatsgevonden.
3.13.
Op 8 december 2020 hebben partijen (online) overleg met elkaar gevoerd. In het verslag van dit overleg is onder meer opgenomen:
Discussie over risicoprofiel voor Bodemzorg
Jessica geeft aan dat het risico profiel voor Bodemzorg wel zal verslechteren bij de voorgenomen wijziging in saneringsdoelsteling. Arcadis vraagt naar een inhoudelijke reactie. Peter voegt later in het overleg de volgende reactie toe; Bodemzorg houdt vast aan de saneringsdoelstelling van brongebieden van VOCL som 1000 µg/l. Bij een risicogerichte variant overweegt Bodemzorg zienswijze in te dienen omdat:
- Andere bronsaneringen wel de 1000 µg/l som VOCL hanteren
- Er puur product in het brongebied A5 achter zal blijven, dit levert heel lang na.Nalevering is het doorsijpelen van verontreiniging in de diepere bodem, vzr]
- De afbraak door micro organismen minimaal is, de onderzoeksgegevens wijzen niet (eenduidig) op afbraak
- Bodemzorg een extra inspanning (actieve saneringsmaatregel) zal moeten doen in de ondergrond om haar risico profiel niet toe te laten nemen.
Bodemzorg maakt zich zorgen over het proces. Ze onderkent drie scenario's:
- Arcadis saneert verder onder vigerend saneringsplan (geen bezwaren vanuit Bodemzorg);
- Arcadis dient een gewijzigd saneringsplan op (risicogerichte aanpak); Bodemzorg zal in een zienswijze betogen dat haar risicoprofiel hiermee significant toeneemt en dus zal zij pleiten voor aanpassing of vernietiging.
- Compromis.
Bij het laatste scenario denkt Bodemzorg aan de volgende mogelijkheden:
-
een aanpak die vergelijkbaar is met sanering C1.
- Het overnemen van lange termijn risico's van verspreiding die toe te wijzen zijn aan Fri-jado
- Het compenseren van Bodemzorg op een andere manier.”
3.14.
Op 22 december 2020 heeft Arcadis een memo aan Bodemzorg verstrekt waarin zij de aanpassing van de saneringsaanpak verder heeft toegelicht en heeft gepoogd de bezwaren van Bodemzorg te weerleggen.
3.15.
In haar brief van 18 februari 2021 aan Arcadis heeft Bodemzorg haar bedenkingen bij de voorgestelde wijziging van de saneringsaanpak toegelicht:
“Deze saneringen zijn in het belang van de bescherming van het diepere grondwater, want zoals ook is omschreven in het deelsaneringsplan (p. 26) is "VOCI ... de stofgroep die het verspreidingsrisico in het diepe grondwater veroorzaakt”. Zonder de voorgeschreven saneringen van de brongebieden, zullen de bronnen eeuwig blijven naleveren. Deze VOCI- verontreinigingen en de verontreiniging met minerale olie zullen zich verspreiden en in de diepere bodem terechtkomen. Daardoor zal het diepere grondwater voortdurend worden gevoed met verontreinigingen uit de bronnen. Dit heeft vanzelfsprekend nadelige effecten op de sanering van dit grondwater, met als effect dat Bodemzorg de diepere VOCI-verontreinigingen niet zonder meer kan stabiliseren.
Bodemzorg heeft er dus alle belang bij dat de sanering van de brongebieden volledig en deugdelijk wordt uitgevoerd, conform de afspraken in het deelsaneringsplan en de beschikking van GS. Als Arcadis een verzoek indient tot wijziging van het deelsaneringsplan zoals door haar omschreven, dan zal Bodemzorg zich daar op deze gronden tegen verzetten.”
3.16.
Arcadis heeft vervolgens een concept aangepast deelsaneringsplan opgesteld. Zij heeft dit plan op 2 maart 2021 met Bodemzorg gedeeld met het verzoek daarop te reageren. In dit aangepaste plan stelt Arcadis voor om de oorspronkelijke saneringsdoelstellingen te verlaten en te kiezen voor een risicogerichte aanpak met gedeeltelijke bronverwijdering.
Bij een dergelijke aanpak wordt de aangetroffen verontreiniging op basis van risicoafwegingen deels in de grond achtergelaten.
3.17.
Op 16 maart 2021 heeft Bodemzorg Arcadis laten weten zich niet te kunnen vinden in de voorgestelde wijzigingen:
“Arcadis is vanaf het eerste begin bij de integrale aanpak van de sanering van de verontreiniging in Vosdonk-Noord betrokken geweest. Zij kende alle details van dit project en heeft onder meer de documentatie voor de gefaseerde deelsanering opgesteld. Vanuit die positie heeft Arcadis, kennelijk op basis van een afkoopovereenkomst of andere afspraken met de grondeigenaar, de verantwoordelijkheid op zich genomen om de bovengrond van o.a. de brongebieden A2, A3, A4 en A5 te saneren. Inmiddels is uit haar onderzoek gebleken dat de verontreinigingen in deze brongebieden ernstiger en omvangrijker zijn dan zij veronderstelde toen zij deze verantwoordelijkheid aanvaardde. Het effect daarvan zal zijn dat Arcadis meer saneringsmaatregelen moet treffen dan zij heeft voorzien, maar dat is op zichzelf geen reden om de saneringsdoelstellingen bij te stellen. Integendeel, deze ernstige en omvangrijke aard van de aanwezige verontreinigingen maakt het belang van een deugdelijke sanering conform de saneringsdoelstellingen alleen maar groter, door het vergrote risico op verspreiding en nalevering aan het diepere grondwater.
Zoals ik al schreef in mijn brief van 17 februari jl. kan Bodemzorg zich mede daarom niet vinden in het voornemen van Arcadis om (deels) van de voorgeschreven sanering af te zien. Ik vind het ook teleurstellend dat de bezwaren van Bodemzorg vooralsnog niet of nauwelijks zijn meegenomen in het Concept. Als Arcadis ondanks de bezwaren van Bodemzorg een verzoek doet bij de Omgevingsdienst tot wijziging van het deelsaneringsplan op basis van dit Concept, dan zal Bodemzorg zich daartegen verzetten.”
3.18.
In haar memo van 7 april 2021 heeft Arcadis getracht de zorgen van Bodemzorg (dat vervuiling vanuit de bovengrond in de diepere ondergrond terecht zou komen) weg te nemen en voorgesteld om (i) het verspreidingsrisico van Bodemzorg over te nemen en (ii) om een bankgarantie te stellen voor het geval Bodemzorg in de toekomst aanzienlijke kosten zou moeten maken wanneer verontreiniging uit de bovengrond alsnog in de diepere ondergrond terecht zou komen.
3.19.
Op 19 april 2021 heeft Arcadis nog een aanvullende memo aan Bodemzorg gestuurd waarin herhaald werd dat Arcadis weliswaar het verspreidingsrisico van Bodemzorg wilde overnemen, maar dat dit wel in perspectief geplaatst moest worden omdat de mogelijke nalevering van de bovengrond naar de diepere ondergrond naar verwachting minimaal zou zijn.
3.20.
Hierop heeft Bodemzorg in haar memo van 21 april 2021 gereageerd dat het vrijwaren van Bodemzorg voor het ‘nazorgrisico’ en het stellen van een bankgarantie een denkrichting was die Bodemzorg wilde verkennen. Bodemzorg stelde tevens voor dat Arcadis zou gaan monitoren en monitoringsrapportages zou gaan verstrekken.
3.21.
Bodemzorg heeft vervolgens in haar memo van 21 mei 2021 geschreven bereid te zijn in te stemmen met het concept aangepast deelsaneringsplan van Arcadis onder de
voorwaarde dat Arcadis ofwel een afkoopsom van € 350.000,- zou betalen ofwel
Bodemzorg volledig zou vrijwaren en ter zekerheid een bankgarantie van € 350.000,-
zou verstrekken.
3.22.
Arcadis kon zich niet vinden in de hoogte van de afkoopsom en het verzoek om volledige vrijwaring.
3.23.
Arcadis heeft vervolgens op 27 september 2021 een aangepast deelsaneringsplan (hierna: het aangepaste deelsaneringsplan) ingediend bij het bevoegd gezag. In hoofdstuk 8 van het aangepaste deelsaneringsplan zijn de nazorgmaatregelen omschreven die door Arcadis zullen worden uitgevoerd. Hierin staat onder meer:
“Voor brongebieden A2, A3, A4 en A5 gelden de volgende nazorg maatregelen:
• Registratie en controle.
• Opleggen van gebruiksbeperkingen.
• Monitoring freatisch grondwater ter bevestiging verwachte trendomkering.
(…)
De grondwatermonitoring zal gedurende 10 jaar doorgezet worden en is beschreven in §5.7.”
3.24.
In paragraaf 5.7 staat, voor zover in dit geding van belang, de volgende aanpak beschreven:
“Om te toetsen of de modelvoorspelling dat 10 jaar na de bronverwijdering de Tri gehalten op het grensvlak van ondiep naar diep grondwater (op circa 50 meter vanaf de Tri-bak, zie bijlage D), gehalveerd zullen zijn, en er sprake is van een duurzame trendomkering, zal er periodiek een grondwatermonitoring plaatsvinden.”
Deze monitoring houdt – samengevat – het volgende in:
(i) er komt een peilbuis op 75 meter en een op 100 meter afstand van het brongebied
met filters op 4,5-5,5 meter diepte. Daarnaast komen er 3 peilbuizen op 50 meter
afstand met een dubbele filter op 4,5-5,5 meter en op 6-7 meter diepte. Een zesde
peilbuis wordt geplaatst tussen brongebieden A4 en A5.
Het definitieve meetnet zal vastgesteld worden wanneer de nieuwe verkaveling van het terrein bekend is.
(ii) direct na de sanering vindt een nulmeting plaats en vervolgens wordt er 3, 5, 7, 9
en 10 jaar na de nulmeting een bemonstering van de filters uitgevoerd.
(iii) Als de trendomkering zich niet binnen 10 jaar doorzet zal de monitoring verlengd
worden.
Voordat het monitoringsnetwerk geplaatst wordt zal het plan ter goedkeuring worden aangeboden aan bevoegd gezag.
3.25.
Op 14 oktober 2021 heeft de omgevingsdienst een ontwerpbeschikking afgegeven waarin is opgenomen dat zij zal instemmen met het aangepaste deelsaneringsplan van Arcadis. De ontwerpbeschikking vermeldt in paragraaf 7.4 het volgende over nazorg:
7.4 Nazorg en gebruiksbeperkingen na afloop saneringNa afloop van de sanering blijft een restverontreiniging op de locatie achter. Daarom moeten nazorgmaatregelen worden genomen en gelden gebruiksbeperkingen. In het saneringsverslag en/of nazorgplan dat in opdracht van de saneerder wordt opgesteld, moet worden aangegeven welke nazorgmaatregelen en gebruiksbeperkingen noodzakelijk zijn. Het saneringsverslag en/of nazorgplan moet bij ons worden ingediend.”
3.26.
Bijlage 1 bij de Ontwerpbeschikking bevat nadere voorschriften, waaronder in onderdeel 2 het voorschrift dat Arcadis “
binnen 2 weken na de eindmelding grondsanering […] ter goedkeuring een meetplan voor het grondwater” bij de omgevingsdienst indient.
2. Meetplan grondwater na eindmelding grondsanering
Uiterlijk binnen 2 weken na de eindmelding grondsanering wordt ter goedkeuring een meetplan voor het grondwater bij ons ingediend.
Het meetplan moet voorzien in:
• Vaststelling dan wel controle van een stabiele eindsituatie in het freatische grondwater.
• Trendomkering op het grensvlak van het freatische en het diepe grondwater.
• Aanvullende maatregelen die worden getroffen om aan bovenstaande te kunnen voldoen.”
3.27.
Op 15 november 2021 vond er telefonisch overleg plaats tussen Arcadis en Bodemzorg. Arcadis gaf daarbij aan op korte termijn een overeenkomst te willen sluiten
met als strekking dat Bodemzorg tegen betaling van een vergoeding zou afzien van een
zienswijze op de ontwerpbeschikking over het aangepaste deelsaneringsplan. Vervolgens
vond op maandag 22 november 2021 een gesprek plaats tussen (vertegenwoordigers van)
Bodemzorg en Arcadis.
3.28.
Op 23 november 2021 heeft Bodemzorg een zienswijze ingediend tegen de ontwerpbeschikking waarin het bevoegd gezag voornemens was om het aangepaste deelsaneringsplan van Arcadis goed te keuren.
3.29.
Naar aanleiding van het gesprek van 22 november 2021 stuurde Bodemzorg op 23 november 2021 een voorstel aan Arcadis met de voorwaarden waaronder Bodemzorg bereid was van haar zienswijze op de ontwerpbeschikking af te zien:
“Ik wilde je laten weten dat Bodemzorg bereid is het aangepaste saneringsplan te accepteren en haar zienswijze tegen de Ontwerpbeschikking van GS Noord-Brabant in te trekken, onder de volgende voorwaarden:
- Arcadis en Delfri betalen uiterlijk op 1 december 2021 € 350.000,00 als schadevergoeding aan Bodemzorg door bijschrijving op haar bankrekening [rekeningnummer].
- Arcadis en Delfri saneren de bovengrond volgens het Aangepaste deelsaneringsplan deelgebieden A2, A4 en A5 van 27 september 2021 (referentie D10016953:298) en de voorwaarden in de ontwerpbeschikking van 14 oktober 2021, en zorgen ervoor dat deze sanering uiterlijk op 1 juli 2022 deugdelijk en volledig is afgerond.
- Arcadis, Delfri en Mentha Capital verlenen aan Bodemzorg algehele finale kwijting.
Onder de voorwaarde van tijdige bijschrijving van het volledige bedrag trekt Bodemzorg de zienswijze tegen de ontwerpbeschikking in en zal zij haar aanspraken op Delfri als grondeigenaar laten rusten.”
3.30.
Daarop reageerde Arcadis bij e-mailbericht van 24 november 2021 met enkele
wijzigingen. Arcadis en Delfri vroegen onder meer om een ‘finale kwijting’ van Bodemzorg en een ontbindingsbevoegdheid in het geval Bodemzorg de zienswijze niet zou intrekken.
3.31.
Dezelfde middag heeft Bodemzorg in een meer uitgebreide e-mail toegelicht welke
verplichting zij bereid was te aanvaarden:
“In de kern ziet deze schikking erop dat Bodemzorg de wijziging van saneringsaanpak zal accepteren en dat zij zich dus niet langer zal verzetten tegen het nu voorliggende deelsaneringsplan en de daarop gebaseerde ontwerpbeschikking. In het verlengde daarvan doet Bodemzorg afstand van haar recht op schadevergoeding op Delfri Facilities. In zoverre verleent zij inderdaad finale kwijting aan Delfri. Dit houdt in dat Bodemzorg haar zienswijze tegen de ontwerpbeschikking zal intrekken (en ingetrokken zal houden) en zich ook niet in een later stadium van de bestuursrechtelijke procedure zal verzetten tegen de vaststelling door het bevoegd gezag van het deelsaneringsplan in de huidige vorm (voor zover dat al mogelijk is).
Een essentieel onderdeel van de schikking is uiteraard wel dat de deelsanering van het perceel deugdelijk, volledig en tijdig zal plaatsvinden conform het nu voorliggende deelsaneringsplan en de ontwerpbeschikking. Het schikkingsbedrag is immers gebaseerd op de aanname dat tenminste deze sanering zal plaatsvinden.”
“(…)2. De verplichting om uiterlijk op 1 juli 2022 de bovengrond deugdelijk te saneren volgens het Aangepaste deelsaneringsplan deelgebieden A2, A4 en A5 van 27 september 2021 (referentie D10016953:298) en de voorwaarden in de ontwerpbeschikking van 14 oktober 2021, rust op zowel Delfri als Arcadis, want zoals hiervoor toegelicht moet Bodemzorg zich ook tegenover Delfri (als geadresseerde van de beschikking) kunnen beroepen op de saneringsplicht.
(…)4. Bodemzorg verleent inderdaad kwijting aan Delfri in de zin dat zij geen beroep meer doet op schadevergoeding vanwege het feit dat de oorspronkelijke sanering niet zal plaatsvinden, maar als gezegd doet dat niet af aan de hiervoor omschreven plicht dat het thans voorliggende deelsaneringsplan wordt uitgevoerd. Hetzelfde geldt voor Arcadis.
5. Bodemzorg zal de zienswijze tegen de ontwerpbeschikking intrekken en ingetrokken houden en zich ook niet in enig later stadium verzetten tegen de vaststelling door het bevoegd gezag van het thans voorliggende deelsaneringsplan. (…)”
3.32.
Partijen zijn vervolgens op 1 december 2021 een vaststellingsovereenkomst (hierna: de VSO) aangegaan waarin onder meer de volgende bepalingen zijn opgenomen:
“Partijen hebben afspraken gemaakt ter beëindiging van hun geschil over de sanering van
de brongebieden op de Locatie, die er kort gezegd op neerkomen dat Bodemzorg tegen
betaling van een schadevergoeding van € 350.000 accepteert dat de sanering van de
bovengrond zal plaatsvinden conform het Aangepaste Deelsaneringsplan en de
Ontwerpbeschikking, waarbij Bodemzorg en Delfri de hiervoor omschreven aanspraken
over en weer laten rusten.”
en:
“1. Arcadis betaalt uiterlijk op 1 december 2021 een bedrag van € 350.000,00 (zegge:
driehonderd vijftigduizend euro) aan Bodemzorg door bijschrijving uiterlijk op die datum
op bankrekening [rekeningnummer] onder vermelding van 'Vaststellingsovereenkomst Sanering Delfri'.
2. Onder de voorwaarde van tijdige en volledige betaling op grond van artikel 1:
(a) zal Bodemzorg zo snel mogelijk — doch uiterlijk binnen één werkdag na
bijschrijving van het bedrag op grond van artikel 1 — aan het Bevoegd Gezag
schriftelijk melden dat zij de Zienswijze intrekt en gelijktijdig daarvan een afschrift
versturen aan Arcadis (door middel van een e-mail aan [e-mailadres] ), zal zij deze ingetrokken houden en zal zij zich ook anderszins niet verzetten tegen het Aangepaste Deelsaneringsplan, de Ontwerpbeschikking of definitieve beschikking van het Bevoegd Gezag conform de Ontwerpbeschikking en het Deelsaneringsplan, steeds in de huidige vorm; en
(b) doet Bodemzorg afstand van enige vordering, recht of aanspraak op Delfri en
Arcadis verband houdende met het feit dat de brongebieden op de Locatie niet
conform het Oorspronkelijke Deelsaneringsplan worden gesaneerd.
3. Arcadis en Delfri zijn hoofdelijk verplicht de brongebieden op de Locatie te saneren
conform de normen, voorwaarden en overige instructies en omschrijvingen in het
Aangepaste Deelsaneringsplan en de voorwaarden en voorschriften in de
Ontwerpbeschikking en garanderen hoofdelijk dat alle onderdelen van deze sanering
uiterlijk op 1 juli 2022 deugdelijk en volledig zullen zijn afgerond, zonder enige
aanpassing of wijziging op grond van bijvoorbeeld voorschrift 4 in bijlage 1 van de
Ontwerpbeschikking of enig ander voorschrift.
4. Arcadis en Delfri doen ieder afstand van enige vordering, recht of aanspraak op
Bodemzorg verband houdende met enige tekortkoming in de nakoming van een
verplichting op grond van de Basisovereenkomst.”
3.33.
Op 2 december 2021 heeft Bodemzorg de zienswijze tegen de ontwerpbeschikking ingetrokken. Het bevoegd gezag nam op 21 december 2021 de beschikking (hierna: de definitieve beschikking) waarin het aangepaste deelsaneringsplan is goedgekeurd. Net als
de ontwerpbeschikking vermeldt deze beschikking in § 7.4 dat er na de sanering restverontreiniging in de bodem zal achterblijven en dat er om die reden nazorgmaatregelen moeten worden genomen. Deze nazorgmaatregelen moeten volgens de definitieve beschikking worden omschreven in het saneringsverslag en/of het nazorgplan. Bijlage 1 bij de definitieve beschikking bevat dezelfde voorschriften voor het meetplan dat Arcadis in het kader van deze nazorgmaatregel ter goedkeuring moet indienen (zie hiervoor 3.25 en 3.26).
3.34.
Arcadis heeft vervolgens de sanering van de bovengrond van de locatie uitgevoerd en een eindmelding van de grondsanering gedaan. Op 16 februari 2022 heeft Arcadis een saneringsverslag ingediend bij het bevoegd gezag. In het saneringsverslag is opgenomen dat het saneringsresultaat volledig is bereikt en dat een monitoringsplan zou worden opgesteld om de aanwezige grondwaterverontreiniging te monitoren.
3.35.
Op 4 maart 2022 heeft de omgevingsdienst in een nieuwe beschikking ingestemd met het evaluatieverslag van Arcadis ten aanzien van de door haar uitgevoerde deelsanering (hierna: de evaluatiebeschikking). Deze beschikking schrijft in paragraaf 5 voor dat Arcadis binnen acht weken een monitoringsplan moet indienen.
3.36.
Bodemzorg heeft vervolgens op 15 april 2022 bezwaar gemaakt tegen de evaluatiebeschikking van de omgevingsdienst. De strekking van dit bezwaar is dat Bodemzorg als belanghebbende invloed wil kunnen uitoefenen op de inhoud van de monitoring. In haar bezwaarschrift schrijft Bodemzorg onder meer:
“De beschikkinghouder dient volgens de beschikking vanwege de mobiele restverontreinigingen een monitoringsplan op te stellen en ter goedkeuring in te dienen. De Wbb kent de term "monitoringsplan" echter niet. Een dergelijk plan heeft in onze ogen daarom geen juridische betekenis. Wij willen als belanghebbende invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de monitoring.
Monitoring betekent dat verontreinigingen gedurende een bepaald tijd actief worden gevolgd. Volgens de Wbb en de memorie van toelichting die hierboven is aangehaald, kwalificeert dat als nazorg. Er is in het onderhavige geval dus sprake van nazorg zoals bedoeld in artikel 39c, eerste lid, onder f van de Wbb. Ten onrechte wordt in het evaluatieverslag gesteld dat er geen sprake is van nazorg. De beschikkinghouder dient echter een nazorgplan op te stellen en ter goedkeuring voor te leggen aan uw college. Hierop volgt een besluit, waar wij indien nodig op kunnen inspreken. Primair is de beschikking daarom in strijd met artikel 39d eerste lid van de Wbb. Subsidiair is de beschikking niet deugdelijk gemotiveerd en in strijd met de artikelen 3:46 en 3:47 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).”
3.37.
In haar brief van 28 juli 2022 aan Bodemzorg heeft Arcadis zich op het standpunt gesteld dat Bodemzorg met het indienen van haar bezwaarschrift in strijd heeft gehandeld met de afspraken in de vaststellingsovereenkomst. Zij heeft Bodemzorg in gebreke gesteld en haar gesommeerd om het bezwaar in te trekken en het bedrag van € 350.000,- terug te betalen. In haar reactie van 8 augustus 2022 gaf Bodemzorg aan dat zij zich aan de afspraken in de VSO had gehouden. In haar brief van 27 oktober 2022 heeft de advocaat van Arcadis Bodemzorg opnieuw gesommeerd het bezwaar in te trekken en een bedrag van € 350.000,- te betalen onder aankondiging van een kort gedingprocedure.
3.38.
Op 10 oktober 2022 heeft de omgevingsdienst een verweerschrift ingediend naar
aanleiding van het bezwaarschrift van Bodemzorg. De omgevingsdienst schrijft (i) dat al in
het aangepaste deelsaneringsplan is beschreven hoe de monitoring zou worden uitgevoerd (hoeveel peilbuizen, filterstellingen etc.) en (ii) dat het monitoringsplan al bekend was bij Bodemzorg omdat het in het aangepaste deelsaneringsplan is beschreven en het onderdeel uitmaakt van de definitieve beschikking van 21 december 2021 die inmiddels onherroepelijk is.
3.39.
Op 31 oktober 2022 vond een hoorzitting bij de Hoor- en adviescommissie plaats. Tijdens deze mondelinge behandeling kwam aan de orde waarom Arcadis en Delfri nog geen monitoringsplan hadden ingediend, hoewel de termijn daarvoor al was verstreken. Ook stond de vraag centraal of een nazorgplan in de zin van artikel 39d Wet bodembescherming onderdeel had moeten zijn van de evaluatiebeschikking, zodat Bodemzorg zich als belanghebbende over dat plan kan uitlaten.
3.40.
Bij e-mailbericht van 2 november 2022 heeft de advocaat van Bodemzorg gereageerd op de brief van 27 oktober 2022 van Arcadis en aangegeven dat de VSO Bodemzorg niet verplicht zich te onthouden van bezwaar tegen de evaluatiebeschikking. Bodemzorg gaf in haar e-mail ook aan dat Arcadis in strijd met artikel 3 van de VSO tot op heden geen nazorgplan had ingediend bij het bevoegd gezag en sommeerde Arcadis dit zo spoedig mogelijk alsnog te doen.
3.41.
Na de hoorzitting ontving Bodemzorg een kopie van het monitoringsplan (ook genoemd het nazorgplan) dat Arcadis reeds op 26 september 2022 had ingediend bij de omgevingsdienst. In paragraaf 4
(“Grondwatermonitoring raakvlak freatisch en diep grondwater”) van dit monitoringsplan is – onder meer – opgenomen:
“Ten behoeve van de grondwatermonitoring wordt voorgesteld, overeenkomstig het aangepaste deelsaneringsplan [2], om peilbuizen met een filterstelling van 4,5-5,5 m-mv te plaatsen. Hierbij wordt rekening gehouden met de perceelsgrenzen en openbare ruimten die ontstaan na de herinrichting. Verder is rekening gehouden met de afstanden van respectievelijk 0 meter, 50 en 75 á 100 meter vanaf de voormalige Tri-bak (deelgebied A5), in lijn met de grondwaterstromingsrichting (noordwestelijk). Een tekening met de ligging van deze peilbuizen, op basis van het verkavelingsplan uit september 2021, is opgenomen in bijlage C.
Met de eerste monitoringsronde wordt tevens de nulsituatie vastgesteld ter plaatse van alle filters. In het totaal worden 11 peilbuizen geplaatst met een filterstelling van 4,5-5,5 m -mv. Vervolgens zal ½, 1, 2, 3, 5, 7, 9 en 10 jaar na de nulmeting een bemonstering van de filters plaatsvinden. De grondwatermonsters worden geanalyseerd op VOCI en VC.
Met deze monitoring zal getoetst worden of de verwachte trendomkering in het freatisch pakket en op het grensvlak met het diepere grondwater zich voltrekt zoals geprognotiseerd. De toetsing op trendomkering vindt plaats aan de hand van de ontwikkeling van de gemeten grondwaterconcentraties. Het verloop van deze concentraties wordt, per peilbuis, in een grafiek uitgezet tegen de tijd waarbij een trendlijn wordt berekend. Indien deze trend dalend of stabiel is over tenminste de drie laatste waarnemingen, kan gesproken worden over een duurzame trendomkering, waarbij de monitoring kan worden beëindigd. De resultaten van deze monitoring en interpretatie worden binnen 4 weken gerapporteerd en zal de beëindiging ter instemming worden voorgelegd aan de OMWB.
De locaties van de grondwatermonitoringspeilbuizen zal afhankelijk zijn van het herverkavelingsplan.
(…)In het geval dat de trendomkering zich niet binnen 10 jaar doorzet zal de monitoring
verlengd worden.”
3.42.
Bij e-mailbericht van 14 november 2022 heeft de advocaat van Bodemzorg aan de advocaat van Arcadis voorgelegd dat de monitoring zoals die is omschreven in onder meer paragraaf 4 van het door Arcadis ingediende monitoringsplan op diverse onderdelen afwijkt van het aangepaste deelsaneringsplan en de definitieve beschikking:
“Inmiddels is gebleken dat er wel een monitoringsplan – al dan niet in concept – is ingediend, maar al op het eerste gezicht kan Bodemzorg vaststellen dat dit plan niet voldoet aan de (minimum)eisen van het Aangepaste Deelsaneringsplan. Ondanks dat Bodemzorg het plan nog niet in detail heeft kunnen beoordelen (omdat zij dit plan pas zeer recent voor het eerst onder ogen kreeg), wijkt dit plan op cruciale punten af van het Aangepaste Deelsaneringsplan:
i. De diepe peilbuizen ontbreken.
ii. De monitoringfrequentie is anders.
iii. Er lijkt te worden afgeweken van de minimale monitoringsduur van 10 jaren.
Deze afwijkingen van de minimumvereisten van het Aangepaste Deelsaneringsplan zijn in strijd met de vaststellingsovereenkomst en werken ten nadele van Bodemzorg, omdat zij er op zijn gericht om (de effectiviteit van) de monitoring te beperken. Verder is in het plan niet duidelijk wat de locatie van peilbuizen zal zijn, hoewel ook dit essentieel is voor de effectiviteit en betrouwbaarheid van de monitoring. Bodemzorg eist nogmaals onmiddellijke nakoming door Arcadis van de verplichtingen op grond van de vaststellingsovereenkomst, waaronder de verplichting om zo spoedig mogelijk een deugdelijk nazorgplan in te dienen bij het bevoegd gezag dat tenminste voldoet aan de in het Aangepaste Deelsaneringsplan omschreven vereisten.”
3.43.
Op 18 januari 2023 heeft de omgevingsdienst een beslissing op bezwaar genomen naar aanleiding van het door Bodemzorg ingediende bezwaarschrift. Het bezwaar van Bodemzorg is ongegrond verklaard. In de beslissing op bezwaar is onder meer het volgende overwogen:
“De commissie is van oordeel dat het tot nu toe behaalde saneringsresultaat in overeenstemming is met artikel 38, eerste lid, van de Wbb. Wij hebben ons terecht op het standpunt gesteld dat, nu voldaan is aan de saneringsdoelstelling, de sanering is uitgevoerd conform het deelsaneringsplan. Het behaalde saneringsresultaat is in overeenstemming met artikel 38, eerste lid, gelezen in samenhang met artikel 39c, tweede lid, van de Wbb.
De commissie overweegt dat het naar aanleiding van de inhoud van het
voorschrift 2 'Meetplan grondwater na eindmelding grondsanering', dat hoort
bij de beschikking van 21 december 2021, duidelijk is dat er een plan dient te
komen waarin geborgd wordt dat het grondwater periodiek gemonitord
wordt.
De commissie is van oordeel dat de term die hiervoor gebruikt wordt minder
van belang is. Met meetplan, monitorplan of nazorgplan wordt in de
onderhavige situatie volgens de commissie hetzelfde bedoeld.
Verder overweegt de commissie dat, nu dit plan nog niet eerder was
ingediend, wij bij het bestreden besluit juist opgenomen hebben dat dit
monitoringsplan binnen 8 weken na inwerkingtreding van het besluit alsnog
moest worden ingediend.
Daarnaast merkt de commissie op dat de deelsanering, waar met het
bestreden besluit is ingestemd met de uitvoering ervan, slechts ziet op de
sanering van de grond en dus niet op de sanering van het grondwater.
Wij hebben terecht in ons verweerschrift opgenomen dat het nog in te dienen
monitoringsplan ten aanzien van het grondwater kan worden beschouwd als
een nieuw deelsaneringsplan voor het grondwater.
Zoals wij correct hebben vermeld verzet de Wbb zich niet tegen het
voorleggen van meerdere/verschillende saneringsplannen ter instemming van
het bevoegd gezag.
Hiertegen staan vervolgens de rechtsmiddelen bezwaar en beroep open.
De commissie overweegt dat het, gelet op het gestelde in verweer, aan het
college is om (al dan niet met inachtneming van de door bezwaarmaakster
geuite opmerkingen) een besluit te nemen ten aanzien van dit als
deelsaneringsplan (van het grondwater) te beschouwen monitoringsplan.
Hierna staan voor bezwaarmaakster de mogelijkheden van bezwaar en
beroep open.”

4.4. Het geschil in conventie

4.1.
Arcadis vordert uitvoerbaar bij voorraad en na intrekking van twee van haar vorderingen ter zitting:
1. Bodemzorg te verbieden om in beroep te gaan tegen een eventuele beslissing op
bezwaar tegen de beschikking van 4 maart 2022, dan wel in de toekomst nieuwe
bezwaren in te dienen of procedures op te starten of zich op enige wijze te verzetten
tegen het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking en/of definitieve
beschikking;
2. Bodemzorg te veroordelen tot betaling van een dwangsom van € 50.000,- althans
een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, voor elke dag vanaf de
dag van indiening van het bezwaar bij het bevoegd gezag of het opstarten van een
procedure door middel van een inleidend processtuk zoals bedoeld onder punt 1 van
dit petitum met een maximum van € 500.000,-;
3. Bodemzorg te veroordelen in de kosten van deze procedure, een tegemoetkoming in
de door Arcadis gemaakte kosten van juridische bijstand en de nakosten daaronder
begrepen; een en ander te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het
vonnis, en — voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde
termijn plaatsvindt — te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na-)kosten te
rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
4.2.
Arcadis legt aan haar vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag.
Door indiening van het bezwaar tegen de beschikking van 4 maart 2022 heeft Bodemzorg (i) gehandeld in strijd met het doel van de vaststellingsovereenkomst om verdere vertraging in de levering van de locatie te voorkomen; (ii) haar aanspraken te laten rusten en (iii) verzet Bodemzorg zich in feite "anderszins" c.q. impliciet tegen zowel het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking als de definitieve beschikking.
4.3.
Immers (a) zoals ook de omgevingsdienst in haar verweerschrift schrijft, was het
monitoringsplan van Arcadis bekend bij Bodemzorg aangezien het al onderdeel uitmaakte van het aangepaste deelsaneringsplan (zie paragraaf 5.7, hoofdstuk 8 en het monitoringsplan in Bijlage L van het aangepaste deelsaneringsplan);
( b) ook stond al in de definitieve beschikking van 21 december 2021 die inmiddels
onherroepelijk is, dat Arcadis monitoring van het grondwater zou uitvoeren en in dat
kader binnen 2 weken na afronding van de sanering een monitoringsplan moest indienen; en
( c) in de beschikking van 4 maart 2022 is enkel de indieningstermijn van 2 weken opgerekt naar 8 weken, maar het feit dat Arcadis een monitoringsplan moest indienen bij de omgevingsdienst lag al vast in de ontwerpbeschikking en de definitieve beschikking van 21 december 2021.
4.4.
Uit zowel het aangepaste deelsaneringsplan als de ontwerpbeschikking, als de definitieve beschikking blijkt dat Arcadis geen ‘nazorgplan’ ter goedkeuring moest indienen, maar enkel en alleen een monitoringsplan. In de ontwerpbeschikking en definitieve beschikking staat dat Arcadis na afloop van de sanering een “meetplan” c.q. monitoringsplan moet indienen en aan dit monitoringsplan heeft het bevoegd gezag maar drie eisen gesteld, namelijk het monitoringsplan moet voorzien (i) in vaststelling dan wel controle van een stabiele eindsituatie; (ii) trendomkering en (iii) aanvullende maatregelen om aan (i) en (ii) te voldoen. Arcadis had dus na afloop van de sanering alle vrijheid om de inhoud van een monitoringsplan te bepalen, mits het maar voldeed aan bovenstaande eisen uit de ontwerp- en definitieve beschikking.
4.5.
Bodemzorg heeft de risico’s van brongebieden A2 en A5 ingeschat en afgeprijsd onder de basisovereenkomst die zij met de eigenaren heeft gesloten. Het saneren van de brongebieden in de bovengrond is dus geen voorwaarde voor het behalen van de saneringsdoelstellingen van de diepere ondergrond, zoals Bodemzorg stelt. Bovendien is de stelling van Bodemzorg dat er hoge concentraties verontreiniging in de bodem achterblijven en dat dit grote risico’s voor Bodemzorg meebrengt onjuist. Arcadis heeft in diverse notities en met behulp van modellen uitgerekend dat er minimale hoeveelheden restverontreiniging achterblijven en dat het risico zeer klein is. Bodemzorg weigert hier echter op in te gaan. Het door Arcadis betaalde bedrag ter hoogte van € 350.000,- staat in geen verhouding tot de hoeveelheid restverontreiniging. Arcadis en Delfri hebben destijds dit bedrag als afkoopsom betaald en mochten ervan uitgaan dat daarmee alle risico’s van verdere vertraging door het handelen van Bodemzorg afgekocht zouden zijn. Daarom is in de VSO opgenomen dat Bodemzorg zich ook anderszins niet zou verzetten.
4.6.
Nu Bodemzorg de omgevingsdienst verzoekt om een nieuw besluit te nemen inhoudende dat sprake is van nazorg en dat Arcadis een "nazorgplan" moet indienen in plaats van een monitoringsplan, verzet Bodemzorg zich in feite "anderszins" c.q. impliciet tegen zowel het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking als ook de definitieve beschikking (waarin al stond dat een monitoringsplan moest worden ingediend). Bodemzorg heeft haar aanspraken dus niet laten rusten. De formulering "zich ook anderszins niet verzetten" is immers ruim gekozen en omvat elk expliciet maar ook impliciet verzet door Bodemzorg tegen het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking en/of de definitieve beschikking. Daarmee heeft Bodemzorg gehandeld in strijd met het doel en de afspraken uit de VSO. Bodemzorg is tekort geschoten in de nakoming van artikel 2a van de VSO.
4.7.
Bodemzorg voert verweer.
4.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.Het geschil in reconventie

5.1.
Bodemzorg vordert uitvoerbaar bij voorraad en na wijziging van haar eis naar aanleiding van de beslissing op bezwaar van 18 januari 2023:
1. Arcadis te gebieden om binnen 10 (tien) dagen na het ten deze te wijzen vonnis ter
goedkeuring in te dienen bij de Omgevingsdienst Midden- en West Brabant een plan
conform de normen, voorwaarden en overige instructies en omschrijvingen in het
aangepaste deelsaneringsplan van 27 september 2021 en de voorwaarden en
voorschriften in de ontwerpbeschikking van 14 oktober 2021, onder gelijktijdige verzending
van de ingediende stukken aan de advocaat van Bodemzorg (mr. S.L. Boersen, Stek
Advocaten B.V., simon.boersen@stek.com);
op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere dag of gedeelte
daarvan dat Arcadis niet geheel aan deze veroordeling voldoet;
2. Arcadis te veroordelen in de kosten van het geding, inclusief de gebruikelijke nakosten,
steeds te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na het ten deze te wijzen
vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
5.2.
Bodemzorg legt aan haar vorderingen – samengevat – het volgende ten grondslag.
Zij heeft met Arcadis een vaststellingsovereenkomst gesloten omdat zij de door Arcadis
voorgestelde aanpassing van de saneringsdoelstellingen, zonder nadere maatregelen of
afspraken, niet kon accepteren. Vanwege het gegeven dat er meer verontreiniging in
de bodem aanwezig bleek te zijn, achtte Bodemzorg het van belang dat de sanering deugdelijk en volledig zou worden uitgevoerd. Hoe meer verontreiniging zou achterblijven, hoe meer verontreiniging nageleverd zou worden aan het diepe grondwater.
5.3.
Volgens Bodemzorg is daarom een essentieel onderdeel van de VSO (dat door Arcadis buiten beschouwing wordt gelaten): de verplichting van Arcadis, op grond van artikel 3, om “
de brongebieden op de Locatie te saneren conform de normen, voorwaarden en overige instructies en omschrijvingen in het Aangepaste Deelsaneringsplan en de voorwaarden en voorschriften in de Ontwerpbeschikking.” Een onderdeel daarvan is dat Arcadis gedurende 10 jaren een nazorgmaatregel uitvoert in de vorm van monitoring van de verontreiniging in het grondwater. Dit is waar het (door Arcadis bestreden) bezwaarschrift op is gericht: Bodemzorg wil bewerkstelligen dat Arcadis een nazorgplan indient dat in overeenstemming is met de wijze van monitoring zoals is weergegeven in het aangepaste deelsaneringsplan. Daarmee kan namelijk de hypothese van Arcadis – dat ondanks de hoge concentraties achtergebleven verontreiniging, er geen nalevering naar het diepe grondwater zal plaatsvinden – worden geverifieerd. Als op basis van deze nazorgmaatregel blijkt dat er wel nalevering plaatsvindt, dan zullen mogelijk nadere maatregelen moeten worden genomen om verdere verspreiding van de verontreiniging te voorkomen, al dan niet op last van het bevoegd gezag.
5.4.
Arcadis tracht haar nazorgverplichting te reduceren tot een fractie van hetgeen is afgesproken. Zij heeft tot op heden geen nazorgplan ingediend dat in overeenstemming is met de wijze van monitoring zoals is weergegeven in het aangepaste deelsaneringsplan. Het plan dat zij heeft ingediend ziet in potentie namelijk op een monitoringsperiode van slechts 3 jaren en wijkt ook op andere onderdelen (frequentie van de metingen, de diepte van de filters in de peilbuizen en het aantal peilbuizen) af van de voorschriften in het aangepaste deelsaneringsplan. Arcadis is daarmee in verzuim ten aanzien van haar verplichting op grond van artikel 3 van de VSO.
5.5.
Ook had zij op grond van bijlage 1 bij de ontwerpbeschikking het nazorgplan al op 2 maart 2022 moeten indienen. Op grond van artikel 3 van de VSO moesten bovendien alle onderdelen van de sanering uiterlijk op 1 juli 2022 zijn afgerond. Arcadis heeft beide data laten verstrijken zonder een deugdelijk nazorgplan te hebben ingediend. Zij verkeert daarom van rechtswege in verzuim op grond van artikel 6:83 onder a BW.
5.6.
Vanwege het bovenstaande vordert Bodemzorg in reconventie dat Arcadis wordt veroordeeld om alsnog zo spoedig mogelijk een deugdelijk nazorgplan ter goedkeuring in te dienen bij het bevoegd gezag.
5.7.
Arcadis voert verweer.
5.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

6.De beoordeling in conventie

6.1.
Arcadis was en is verantwoordelijk voor de sanering van de bovengrond van – enkel – de locatie tot 6 meter beneden maaiveld en Bodemzorg is verantwoordelijk voor de sanering van de diepere ondergrond van meerdere percelen op het bedrijventerrein inclusief de locatie (de nazorg/monitoring die gedurende 30 jaar na sanering van de bovengrond zal worden uitgevoerd).
6.2.
De rechtbank ziet zich in conventie gesteld voor de vraag of Bodemzorg met het indienen van haar bezwaarschrift tegen de evaluatiebeschikking in strijd heeft gehandeld met de bepalingen in de VSO en/of de bedoeling van partijen bij het aangaan van de VSO en of haar – op grond van hetgeen partijen zijn overeengekomen – verboden kan worden om in beroep te gaan tegen een eventuele beslissing op bezwaar tegen de beschikking van 4 maart 2022, dan wel in de toekomst nieuwe bezwaren in te dienen of procedures op te starten of zich op enige wijze te verzetten tegen het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking en/of definitieve beschikking.
verweer Bodemzorg
6.3.
Bodemzorg stelt zich op het standpunt dat zij niet in strijd met de bepalingen of de bedoeling van de VSO heeft gehandeld. Zij voert daartoe aan dat partijen niet zijn overeengekomen dat zij “alle aanspraken over en weer zouden laten rusten” zoals Arcadis ten onrechte stelt. Bodemzorg deed in artikel 2b van de VSO slechts afstand van haar aanspraken verband houdende met het feit dat Arcadis niet het oorspronkelijke saneringsplan uit 2014, maar een aangepast saneringsplan zou gaan uitvoeren. Van enig(e) ander recht, aanspraak of bevoegdheid heeft zij geen afstand gedaan.
6.4.
Bodemzorg heeft de VSO met Arcadis gesloten onder de voorwaarde dat Arcadis het aangepaste deelsaneringsplan deugdelijk en volledig zou uitvoeren. Deze voorwaarde is voor Bodemzorg essentieel. De nazorgmaatregel die is omschreven in paragraaf 5.7 van het aangepaste deelsaneringsplan vereist dat gedurende tenminste 10 jaar wordt gemeten in hoeverre de achtergebleven verontreiniging nalevert aan het grondwater. Als de nalevering niet halveert en er dus geen duurzame trendomkering is, moeten aanvullende maatregelen worden genomen.
6.5.
Omdat Bodemzorg vond dat de evaluatiebeschikking niet helder is over de kwalificatie van het monitoringsplan, heeft zij daartegen een bezwaarschrift ingediend. Zij wil dat de omgevingsdienst expliciteert dat het monitoringsplan dat moet worden ingediend kwalificeert als nazorgplan in de zin van artikel 39d Wet bodembescherming, zodat belanghebbenden, waaronder Bodemzorg, zich over (de goedkeuring van) dit plan kunnen uitlaten.
Inmiddels is wel gebleken dat Bodemzorg terecht bezwaar heeft gemaakt op dit punt. Het monitoringsplan, dat door Arcadis buiten het zicht van Bodemzorg is ingediend, wijkt namelijk op cruciale onderdelen af van het aangepast deelsaneringsplan. Bodemzorg heeft er recht op en belang bij dat dit monitoringsplan in lijn wordt gebracht met de (minimum)vereisten van het aangepast deelsaneringsplan en daarom wil zij als belanghebbende invloed kunnen uitoefenen op de besluitvorming over dit nazorgplan. Met haar bezwaarschrift verzet Bodemzorg zich dus niet ‘anderszins’ tegen het aangepaste deelsaneringsplan en de beschikking, maar tracht zij juist te bewerkstelligen dat Arcadis overeenkomstig het aangepaste deelsaneringsplan handelt.
6.6.
Hoewel het bezwaar van Bodemzorg inmiddels formeel ongegrond is verklaard, is de strekking van de betrokken beschikking precies in lijn met wat Bodemzorg heeft verzocht: zij wil als belanghebbende invloed kunnen uitoefenen op (de goedkeuring van) de monitoring van de nalevering door Arcadis. Dat kan nu omdat het bevoegd gezag het monitoringsplan als nieuw (deel-)saneringsplan aanmerkt. Een dergelijk deelsaneringsplan moet worden goedgekeurd op grond van artikel 39 lid 2 Wet bodembescherming. Bodemzorg is daarbij belanghebbende. De beslissing op bezwaar verandert volgens Bodemzorg niets aan het feit dat Arcadis op grond van de VSO de monitoring conform de voorschriften in paragraaf 5.7 van het aangepaste deelsaneringsplan zal moeten uitvoeren. Bodemzorg heeft er belang bij dat de mate van nalevering deugdelijk wordt gemonitord.
6.7.
Daarbij is het volgens Bodemzorg zo dat de stelling van Arcadis dat de restverontreiniging verwaarloosbaar zou zijn op speculatie en onjuiste aannames berust. Bodemzorg heeft herhaaldelijk om de onderliggende gegevens en berekeningen gevraagd, maar die heeft Arcadis tot op heden nog niet aan haar verstrekt. Tot slot voert Bodemzorg aan dat de vordering van Arcadis die ziet op het verbieden van Bodemzorg om “
in de toekomst nieuwe bezwaren in te dienen of procedures op te straten of zich op enige wijze te verzetten tegen het aangepaste deelsaneringsplan, de ontwerpbeschikking en/of de definitieve beschikking” veel te ruim en te vaag is.
oordeel voorzieningenrechter
6.8.
Uit de correspondentie tussen partijen in de aanloop naar het sluiten van de VSO blijkt dat de aan Bodemzorg te betalen afkoopsom betrekking heeft op het risico dat er als gevolg van de door Arcadis voorgestelde wijziging van de saneringsaanpak meer nalevering zal plaatsvinden naar de ondergrond dan wanneer volgens de methode in het oorspronkelijke deelsaneringsplan zou worden gesaneerd. Bodemzorg verzette zich met bestuursrechtelijke middelen tegen deze wijziging in de saneringsaanpak. De onthoudingsverklaring in artikel 2a en 2b van de VSO (zie 3.32) ziet op het staken (en niet opnieuw activeren) van de saneringsmethode in het oorspronkelijke deelsaneringsplan. Dit komt duidelijk naar voren in de e-mail van Bodemzorg aan Arcadis van 24 november 2021 (zie 3.31) waarin Bodemzorg opmerkt dat de schikking in de kern ziet op het accepteren van de wijziging van de saneringsaanpak door Bodemzorg en dat zij zich niet langer zal verzetten tegen het op dat moment voorliggende deelsaneringsplan en de daarop gebaseerde ontwerpbeschikking. Bodemzorg benadrukt daarbij dat het voor haar essentieel is dat
“de deelsanering van het perceel deugdelijk, volledig en tijdig zal plaatsvinden conform het nu voorliggende deelsaneringsplan en de ontwerpbeschikking. Het schikkingsbedrag is immers gebaseerd op de aanname dat tenminste deze sanering zal plaatsvinden. In zoverre behoudt Bodemzorg zich dus alle rechten voor.”
6.9.
De onthoudingsverklaring in artikel 2a van de VSO bevat een limitatieve opsomming van stukken en besluiten waartegen Bodemzorg zich niet zal verzetten. Aan deze opsomming is toegevoegd de zinsnede “
steeds in de huidige vorm”. Arcadis heeft tijdens de comparitie desgevraagd opgemerkt dat met de geciteerde bewoordingen is beoogd tot uitdrukking te brengen dat de onthouding mede ziet op deze documenten met een eventueel gewijzigde inhoud op de momenten waarop het daartegen gerichte verzet plaatsvindt. De voorzieningenrechter acht deze stelling op zichzelf onaannemelijk omdat het de rechtszekerheid die de VSO beoogt te bieden ernstig ondermijnt. Bovendien biedt de aan het sluiten van de VSO voorafgaande correspondentie tussen partijen ook geen aanknopingspunten voor het oordeel dat Bodemzorg die bewoordingen in die zin heeft opgevat of had moeten opvatten.
6.10.
Daar komt bij dat het verzet van Bodemzorg waarop het door Arcadis in dit geding gevraagde verbod ziet, niet zal zijn gericht tegen één van deze documenten, maar tegen een van het oorspronkelijk deelsaneringsplan afwijkende inhoud van een door het bevoegd gezag gevraagd monitoringsplan. De wijze waarop Arcadis zich ten tijde van de VSO die monitoring voorstelde, was in het in de onthoudingsverklaring (artikel 2a VSO) genoemde deelsaneringsplan uitgeschreven. Bodemzorg heeft aangevoerd dat zij belang heeft bij de wijze waarop en de periode gedurende welke die monitoring plaatsvindt, omdat de resultaten ervan haar inzicht kunnen bieden in de mate waarin doorlevering plaatsvindt, en daarmee informatie opleveren aan de hand waarvan zij haar beheeractiviteiten kan uitvoeren of aanpassen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat Arcadis dit onvoldoende heeft weersproken. Dat brengt mee dat Bodemzorg op grond van de formulering
“steeds in de huidige vorm”erop heeft mogen vertrouwen dat Arcadis de monitoring overeenkomstig de haar toen voor ogen staande aanpak ter goedkeuring aan het bevoegd gezag zou voorleggen en, indien goedgekeurd, dienovereenkomstig zou uitvoeren.
Tot een beoordeling van die aanpak is het niet gekomen en kon het ook niet komen, omdat Arcadis in het monitoringsplan (van 26 september 2022) dat zij aan het bevoegd gezag heeft voorgelegd afwijkt van de voorgenomen wijze van monitoren in het aangepaste deelsaneringsplan: de diepe peilbuizen ontbreken, de monitoringfrequentie wijkt af en er wordt afgeweken van de minimale monitoringsduur van 10 jaren (zie 3.41 en 3.42).
6.11.
Het bevoegd gezag heeft inmiddels al kenbaar gemaakt dat zij Bodemzorg als belanghebbende beschouwt en dat Bodemzorg haar opvattingen omtrent het thans voorliggende monitoringsplan in de procedure kenbaar kan maken. Uit het voorgaande volgt dat er geen reden is om Bodemzorg het gebruik van die rechtsgang te verbieden.
Dat zou wellicht anders zijn indien Arcadis de monitoring overeenkomstig de aanvankelijke opzet in het aangepaste deelsaneringsplan ter goedkeuring aan het bevoegd gezag had voorgelegd, maar nu Arcadis op grond van gewijzigde inzichten op voorhand al kiest voor een lichter saneringsregime, moet Bodemzorg haar zienswijze ter zake aan het bevoegd gezag kunnen voorhouden. Indien het bevoegd gezag die zienswijze niet volgt, en Bodemzorg zich niet aan de opvatting van het bevoegd gezag wenst te conformeren, ontstaat een nieuwe situatie. Het is niet goed mogelijk om in dit geding op voorhand uitspraken te doen over de vraag of de inhoud van de vaststellingsovereenkomst meebrengt dat Bodemzorg dan afziet van het gebruik van rechtsmiddelen, reeds niet omdat bij de beantwoording van die vraag mede van belang zou kunnen zijn welk belang van Arcadis door dat gebruik in het gedrang komt.
6.12.
Een en ander leidt tot de slotsom dat de vorderingen in conventie van Arcadis zullen worden afgewezen.
6.13.
Arcadis zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Bodemzorg worden begroot op:
- griffierecht € 676,00
- salaris advocaat
1.016,00
Totaal € 1.692,00
6.14.
Bodemzorg vordert tevens veroordeling van Arcadis in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

7.De beoordeling in reconventie

verweer Arcadis

7.1.
Artikel 3 VSO (zie 3.32) betreft volgens Arcadis enkel de verplichting om de “
brongebieden op de Locatie te saneren” conform de normen, voorwaarden etc. van het aangepaste deelsaneringsplan en de ontwerpbeschikking en Arcadis en Delfri garanderen dat “
deze sanering uiterlijk op 1 juli 2022” deugdelijk en volledig zal zijn afgerond. Deze verplichting uit artikel 3 VSO omvat echter niet het monitoren en indienen van een monitoringsplan, want dat vindt pas plaats na afronding en eindmelding van de grondsanering aan het bevoegd gezag. Dat het monitoringsplan pas na eindmelding van de grondsanering moet worden ingediend, blijkt ook uit de tekst van de definitieve beschikking van 21 december 2021 (zie 3.26 en 3.33). Arcadis heeft op 15 februari 2022 de eindmelding van de grondsanering gedaan door middel van het indienen van haar evaluatieverslag. De omgevingsdienst heeft vastgesteld dat de deelsanering is uitgevoerd volgens de daarvoor geldende eisen en heeft de eindmelding van Arcadis goedgekeurd. In de beslissing op bezwaar van 4 maart 2022 heeft het bevoegd gezag ook bevestigd dat Arcadis de sanering heeft uitgevoerd in overeenstemming met het aangepaste deelsaneringsplan en de daarvoor geldende regelgeving (zie 3.43). Volgens Arcadis staat met het voorgaande vast dat het indienen van het monitoringsplan en het monitoren pas na afloop van de uitgevoerde sanering plaatsvindt en daarom – logischerwijs – niet onder de verplichting uit artikel 3 van de VSO om “
brongebieden op de Locatie te saneren” en “
deze sanering uiterlijk op 1 juli 2022” af te ronden. Dat ligt volgens Arcadis ook voor de hand omdat zich tijdens de sanering omstandigheden kunnen voordoen die er mogelijk toe kunnen leiden dat de monitoring aangepast moet worden. Volgens Arcadis volgt hieruit dat van een tekortkoming in de nakoming van artikel 3 van de VSO geen sprake is, waardoor door Bodemzorg ook geen nakoming gevorderd kan worden dan wel door de voorzieningenrechter een ordemaatregel opgelegd kan worden.
oordeel voorzieningenrechter
7.2.
De voorzieningenrechter is gelet op de in artikel 3 van VSO opgenomen datum (zie de zinsnede: “
dat alle onderdelen van deze sanering uiterlijk op 1 juli 2022 deugdelijk en volledig zullen zijn afgerond”) van oordeel dat dit artikel slechts ziet op de sanering in eigenlijke zin. Die opvatting sluit aan
  • bij het hoofddoel van de vaststellingsovereenkomst (instemming met aanpassing van de saneringsaanpak op het punt van de omgang met de aangetroffen verontreiniging tegen afkoop van het daardoor voor Bodemzorg toegenomen naleveringsrisico),
  • bij het gegeven dat de overeenkomst is gesloten op een moment waarop een deelsaneringsplan voorlag met een monitoringsaanpak die zich zou uitstrekken over een periode van 10 jaar, en
  • bij de aard van de activiteit monitoring en bij de omstandigheid dat die onder goedkeuring en toezicht van het bevoegd gezag plaatsvindt.
Het voert veel te ver om aan te nemen dat Bodemzorg op grond van de VSO aanspraak zou kunnen maken op een wijze van monitoring die door het bevoegd gezag uit een oogpunt van nazorg niet nodig wordt geacht. In de VSO ligt immers besloten dat (in ieder geval) de aansprakelijkheid voor het bij adequate nazorg resterende naleveringsrisico door Arcadis is afgekocht.
7.3.
De voorzieningenrechter stelt vast dat niet in geschil is dat de sanering in eigenlijke zin overeenkomstig het deelsaneringsplan en de voorschriften in de ontwerpbeschikking heeft plaatsgevonden en dat het bevoegd gezag de sanering inmiddels heeft goedgekeurd (zie onder meer de beslissing op bezwaar 3.43). Van verzuim door overschrijding van de termijn in artikel 3 VSO, als hiervoor uitgelegd, is onder die omstandigheden geen sprake.
De vorderingen in reconventie van Bodemzorg zullen daarom worden afgewezen.
7.4.
Bodemzorg zal als de in reconventie in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Arcadis worden begroot op:
- salaris advocaat €
508,00(factor 0,5 × tarief € 1.016,00)
Totaal € 508,00
7.5.
Arcadis vordert tevens veroordeling van Bodemzorg in de nakosten. Volgens vaste rechtspraak (zie HR 10 juni 2022, ECLI:NL:HR:2022:853) levert een kostenveroordeling ook voor de nakosten een executoriale titel op. Een veroordeling tot betaling van de proceskosten omvat dus een veroordeling tot betaling van de nakosten. De voorzieningenrechter zal daarom de nakosten niet afzonderlijk in de proceskostenveroordeling vermelden.

8.Ten overvloede overweging

8.1.
Uit rechtsoverweging 7.2 volgt dat de VSO geen grond biedt voor de opvatting dat Arcadis wat betreft de invulling van de nazorgverplichting tot meer is gehouden dan waartoe zij volgens het bevoegd gezag is gehouden. Integendeel: de vaststellingsovereenkomst is gesloten om het belang van Arcadis om door te kunnen met de uitvoering van de sanering en de daarna volgende ontwikkeling in balans te brengen met het belang van Bodemzorg bij een deugdelijke uitvoering van de sanering van de bovengrond.
Gelet op het bepaalde in artikel 3:13 BW kan dat implicaties hebben voor de wijze waarop Bodemzorg moet omgaan met de haar in beginsel toekomende rechten van bezwaar en beroep in de procedure omtrent de goedkeuring van het monitoringsplan. Er zijn immers situaties denkbaar waarin zij zich op grond van de redelijkheid en billijkheid die haar bij de uitvoering van de vaststellingsovereenkomst past, dan wel de daaruit voortvloeiende beperkingen, van het gebruik van rechtsmiddelen tegen die goedkeuring moet onthouden. Dat zou bijvoorbeeld het geval kunnen zijn wanneer het rechtsmiddel geen redelijk zicht biedt op een materieel betere uitkomst voor Bodemzorg en het instellen daarvan de aan Arcadis toevertrouwde belangen bij de voortgang van het project wezenlijk belemmert.

9.De beslissing

De voorzieningenrechter
in conventie
9.1.
wijst de vorderingen af,
9.2.
veroordeelt Arcadis in de proceskosten, aan de zijde van Bodemzorg tot op heden begroot op € 1.692,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
9.4.
wijst de vorderingen af,
9.5.
veroordeelt Bodemzorg in de proceskosten, aan de zijde van Arcadis tot op heden begroot op € 508,-, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
9.6.
verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier op 2 februari 2023. [1]

Voetnoten

1.Conc.: