In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 september 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en [gedaagde] over een huurovereenkomst. [Eiser] heeft [gedaagde] gedagvaard op 16 augustus 2022, waarbij hij vorderingen heeft ingesteld wegens huurachterstand en onbetaalde servicekosten. De huurovereenkomst betrof een zelfstandige woning in Haarlem, met een maandelijkse huurprijs die in de loop der jaren is aangepast. [Gedaagde] heeft de huur opgezegd en de woning verlaten op 1 november 2021, na klachten over de staat van de woning. Tijdens de zitting op 28 augustus 2023 zijn de standpunten van beide partijen toegelicht.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat [gedaagde] een huurachterstand heeft laten ontstaan en dat zij niet alle huurpenningen heeft voldaan. De vordering van [eiser] tot betaling van € 4.317,98 aan huurachterstand, € 2.671,35 aan servicekosten en € 799,85 aan incassokosten is deels toegewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de huurovereenkomst met wederzijdse toestemming is beëindigd per 31 oktober 2021, waardoor de gevorderde huur over november en december 2021 is afgewezen. De vordering tot betaling van servicekosten over de jaren 2014 tot en met 2020 is afgewezen wegens verjaring, terwijl de vordering over 2021 tijdig was ingesteld maar onvoldoende onderbouwd.
De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van € 2.937,98 aan huurachterstand, vermeerderd met wettelijke rente, en heeft bepaald dat iedere partij de eigen proceskosten draagt. De overige vorderingen zijn afgewezen. Dit vonnis is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.