ECLI:NL:RBNHO:2023:9451

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 juli 2023
Publicatiedatum
25 september 2023
Zaaknummer
C/15/328099 / HA ZA 22-309
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige weigering vastgoedtransactie door gemeente Haarlemmermeer na Bibob-onderzoek

In deze zaak vorderden Royal Bedmode B.V. en Royal Vastgoed Beheer B.V. (hierna gezamenlijk aangeduid als Royal Textile) een verklaring voor recht dat de Gemeente Haarlemmermeer onrechtmatig heeft gehandeld door te weigeren een vastgoedtransactie aan te gaan. De Gemeente baseerde deze weigering op de uitkomsten van een Bibob-onderzoek, waaruit bleek dat er ernstige twijfels bestonden over de integriteit van Royal Bedmode. De rechtbank oordeelde dat de Gemeente op goede gronden het advies van het Landelijk Bureau Bibob (LBB) had gevolgd, dat concludeerde dat er een reëel gevaar bestond dat de vastgoedtransactie zou worden gebruikt voor strafbare feiten. De rechtbank stelde vast dat de Gemeente niet alleen de contractsvrijheid had om de onderhandelingen af te breken, maar ook dat de weigering om de transactie aan te gaan niet in strijd was met de beginselen van behoorlijk bestuur. De rechtbank wees de vorderingen van Royal Textile af en veroordeelde hen in de proceskosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/328099 / HA ZA 22-309
Vonnis van 5 juli 2023
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL BEDMODE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROYAL VASTGOED BEHEER B.V.,
gevestigd te Hoofddorp,
eiseressen,
advocaat mr. G.C.M. Schipper te Heemstede,
tegen
de publiekrechtelijke rechtspersoon
GEMEENTE HAARLEMMERMEER,
zetelend te Hoofddorp,
gedaagde,
advocaat mr. J.C. Binnerts te Haarlem.
Eiseressen zullen hierna gezamenlijk Royal Textile genoemd worden en afzonderlijk van elkaar Royal Bedmode en Royal Vastgoed Beheer. Gedaagde zal hierna de Gemeente genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 24 augustus 2022
  • de aantekeningen van de griffier van de mondelinge behandeling van 20 december 2022
  • de aanhouding
  • de aantekeningen van de griffier van de voortzetting van de mondelinge behandeling op 28 maart 2023
  • de akte houdende uitleg argumentatie Wet gegevensbescherming door samenwerkingsverbanden van Royal Textile van 12 april 2023
  • de antwoordakte argumentatie WGS van de Gemeente van 10 mei 2023.
1.2.
Ter gelegenheid van de mondelinge behandeling van 28 maart 2023 zijn verschenen:
  • [betrokkene 1] en mr. [betrokkene 2] , bijgestaan door mr. Schipper, voornoemd,
  • [betrokkene 3] , [betrokkene 4] en [betrokkene 5] , bijgestaan door mr. Binnerts, voornoemd.
1.3.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Royal Bedmode is actief als groothandel/leverancier van bedtextiel en -mode. Royal Bedmode is gevestigd aan de Willem Brocadesdreef 4 (hierna: de locatie) op het bedrijventerrein ‘De President’ in Hoofddorp (hierna: De President). Directeur van Royal Bedmode is [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1] ). Boekhouder van Royal Bedmode is de heer [betrokkene 6] (hierna: [betrokkene 6] ). Royal Bedmode heeft de locatie in 2015 van de Gemeente verworven.
2.2.
Royal Textile heeft de wens om op/nabij de locatie in uitbreiding te voorzien. Op dit moment huurt zij op drie verschillende locaties in Haarlemmermeer opslagruimte.
2.3.
Sinds oktober 2020 bestaat er tussen Royal Bedmode en de Gemeente alsmede met het overheidsbedrijf SADC (hierna: SADC) contact over de uitgifte van bedrijfskavels op De President. SADC treedt daarbij op als vertegenwoordiger van de Gemeente.
2.4.
Bij e-mailbericht van 25 november 2020 van [betrokkene 7] (hierna: [betrokkene 7] ), de architect van Royal Bedmode, aan de heer [betrokkene 8] van SADC heeft Royal Bedmode de Gemeente dringend verzocht om haar medewerking te verlenen aan de uitbreidingsplannen van Royal Bedmode op de locatie, waarbij wordt aangegeven dat het voor de bedrijfsvoering van Royal Bedmode zeer schadelijk is wanneer zij moet uitwijken naar een andere locatie. Royal Bedmode geeft aan dat het gaat om een gewenste perceelsvergroting aan de noordwestzijde van de panden van Royal Bedmode van circa “
1.620 m2, 22,50 m1”aan de Brocadedreef.
2.5.
Op 26 november 2020 schrijft de heer [betrokkene 8] van SADC aan [betrokkene 7] , voor zover van belang, het volgende:
Hartelijk dank voor uw berichtgeving aangaande de uitbreidingsplannen van uw client de heer [betrokkene 1] , graag wil ik u als volgt nader informeren. Zoals ik u en de heer [betrokkene 1] zowel telefonisch als in persoon heb medegedeeld geniet de naastgelegen kavel, nader te noemen als kavel 5f, een afmeting van 8.239 m2. Kavel 5f staat dan ook als zodanig in de markt, sterker er blijkt behoefte aan gegeven de bij ons bekende interesse.
Medewerking aan eerdere uitbreidingen geven geen garantie, tel daarbij op de interesse van diverse (markt)partijen. Dit maakt het alles behalve een gegeven. Voor hetgeen u en uw cliënt voor ogen hebben, een ruimtevraag 1.620 dan wel 3.600 m2 is een splitsing nodig. Zoals ik u getracht heb duidelijk te maken is hiervoor de medewerking en goedkeuring nodig van de gemeente Haarlemmermeer. Ik heb aangegeven dat ik hiervoor het gesprek aan ga met de gemeente en naar verwachting hoop ik einde volgende, uiterlijk die week daarop meer te weten.
(…)
2.6.
Op 4 december 2020 liet SADC telefonisch weten dat de Gemeente niet bereid is tot splitsing van de kavel 5f. Ook na een verzoek van [betrokkene 7] tot heroverweging van deze beslissing, liet de Gemeente bij e-mail van 15 december 2020 weten dat niet te willen doen omdat zij in overleg was met een andere partij die voornemens was de kavel in zijn geheel te kopen van de Gemeente.
2.7.
Op 21 januari 2021 heeft [betrokkene 7] nogmaals geïnformeerd bij de Gemeente of er nog veranderingen hebben plaatsgevonden die een nieuwe heroverweging mogelijk maken om kavel 5f te splitsen. SADC heeft daarop bij e-mailbericht van 22 januari 2021 namens de Gemeente laten weten dat de situatie niet is gewijzigd ten opzichte van het emailbericht van 15 december 2020.
2.8.
Bij e-mailbericht van 31 maart 2021 informeert [betrokkene 7] voor Royal Bedmode bij SADC of kavel 3b nog beschikbaar is en of het mogelijk is om op korte termijn tot een bebouwingsvoorstel te komen. In reactie daarop wordt bericht dat kavel 3b weliswaar beschikbaar is maar dat er wel door meerdere partijen op wordt ingetekend. Tevens wordt opgemerkt dat nog geen Bibob-formulier was ontvangen.
2.9.
Bij e-mailbericht van 7 april 2021 om 12:25 uur bedankt de heer [betrokkene 8] van SADC voor het insturen van het Bibob-formulier maar verzoekt hij de heer [betrokkene 1] van Royal Bedmode om
“het bijgesloten in te vullen en z.s.m. te retourneren”zodat hij de procedure kan starten. Per abuis was het Bibob-formulier toegezonden (en door Royal Bedmode ingevuld en geretourneerd) dat zat zag op Wabovergunningen in plaats van op grond- en vastgoedtransacties. Op de formulieren zijn (nagenoeg) dezelfde vragen opgenomen.
2.10.
Bij e-mailbericht van 7 april 2021 om 12:54 uur stuurt [betrokkene 6] alsnog het door [betrokkene 1] ingevulde formulier WET BIBOB EN GROND- EN VASTGOEDTRANSACTIES toe (hierna: het Bibob-formulier). Bovenaan het Bibob-formulier staat, voor zover van belang, de volgende waarschuwing:
Dit formulier is onderdeel van de integriteitstoets o.b.v. de Wet Bibob en het Bibob-beleid van de gemeente voor grond- en vastgoedtransacties, met de gemeente als private partij. De vragen gaan over de contractspartij, financiering, zakenpartners en zijn gericht op grond- en vastgoedtransacties. De gemeente streeft ernaar dat alleen grond- en vastgoedtransacties worden gesloten met bonafide (rechts)personen,
(…)
U moet dit formulier volledig en naar waarheid invullen en met de juiste bijlagen (zie de tekst in het rood) opsturen. Als u dit niet doet of weigert gegevens te verstrekken, of als de screening integriteitsrisico’s oplevert, dan kan dat gevolgen hebben voor uw voorgenomen transactie. De gemeente heeft contractsvrijheid. Opzettelijk verschaffen van onjuiste informatie is strafbaar, net als het opzettelijk weglaten en valselijk opmaken van informatie (artikel 225, 227a en 227b, Wetboek van strafrecht). De gemeente kan besluiten de grond- en/of vastgoedtransactie niet aan te gaan (artikel 9, derde lid, sub c, Wet Bibob) en zal overwegen aangifte te doen.
2.11.
De vragen op het Bibob-formulier zijn – voor zover van belang –als volgt ingevuld:
B. Bent u, uw onderneming en/of de op de (eerder ingeleverde) bijlage genoemde personen in de afgelopen vijf jaar in Nederland of in het buitenland:
 In aanraking geweest met politie /justitie, waaronder tenminste valt:
  • door een rechter veroordeeld (herroepelijk dan wel onherroepelijk)
  • een (voorstel tot) schikking ontvangen, zoals een OM-transactie (bijv. een geldboete en/of werkstraf)
  • als verdachte aangemerkt (in lopende en/of afgedane strafzaken)
  • fiscaal beboet (een boete van de Belastingdienst)
  • bestuurlijk beboet (bijv. een boete van een gemeente, Omgevingsdienst, Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid, etc.)?
Nee
(…)
B. Wordt de vastgoedtransactie (mede) gefinancierd met vreemd vermogen?
(…)
Ja,
Naam financier:
Rabobank
(…)
C. Heeft u momenteel openstaande schulden?
Nee
(…)
2.12.
Na het invullen van het Bibob-formulier door Royal Bedmode is het de Gemeente gebleken dat er, anders dan vermeld op het Bibob-formulier, wel (vergrijp)boetes waren opgelegd. Hierop heeft op 31 mei 2021 een MS Teamsoverleg plaatsgevonden waarin de Gemeente Royal Bedmode heeft gevraagd te reageren op deze bevindingen van de Gemeente. Uit het verslag van dat overleg blijkt dat, voor zover van belang, onder meer het volgende is besproken:
(…)
De heer
[betrokkene 1]legt uit dat hij het pand zelf gaat gebruiken. Het eerste pand dateert uit 2011. Het tweede gebouw, naast het eerste pand, is in 2014 of 2015 gebouwd. Het laatste deel dateert uit 2017. Hij wil nu een nieuwe kavel kopen. Er is veel interesse voor kavels. De eerste schetsen voor de nieuwbouw zijn al goedgekeurd.
De Rabobank wilde niet zwart-op-wit verklaren dat zij de aankoop willen financieren. Zonder een actuele jaarrekening kan de bank geen aanvraag in behandeling nemen. De jaarrekening is meestal eind mei, begin juni klaar.
De heer
[betrokkene 5]vraagt of Rabobank nu wil financieren. Volgens de laatste informatie die de gemeente heeft ontvangen, wilde de heer [betrokkene 1] eigen vermogen aanwenden.
De heer
[betrokkene 1]antwoordt dat de Rabobank nu 100% wil financieren. Hij heeft besloten om de aankoop zelf te financieren. Financiering door de Rabobank is nu een tweede optie.
Mevrouw
[betrokkene 9]vertelt dat de gemeente een bibob-toets heeft uitgevoerd en dat daarin wat opvallende zaken naar voren zijn gekomen. Ze legt uit dat de heer [betrokkene 1] op het formulier heeft vermeld dat geen fiscale boetes zijn opgelegd. Zij heeft navraag gedaan en volgens de belastingdienst zijn meerdere vergrijp- en verzuimboetes opgelegd. Klopt de informatie van de belastingdienst niet?
De heer
[betrokkene 1]antwoordt dat hij daar niets over weet.
De heer
[betrokkene 6]vraagt om wat voor boetes het gaat en over welke jaren.
Mevrouw
[betrokkene 9]antwoordt dat het om vergrijp- en verzuimboetes gaat over de laatste vijf jaar voor Royal Bedmode B.V. en Royal Textile B.V.
De heer
[betrokkene 6]zegt dat hij vermoedt dat het betrekking heeft op bijtelling van auto’s. Er was geen ritregistratie bijgehouden. Hij vraagt om aan te geven welke aanslagnummers het betreft.
Mevrouw
[betrokkene 9]zegt dat zij de aanslagnummers niet heeft. Het gaat om boetes over de jaren 2017 tot en met 2020. Ze vraagt [betrokkene 1] of hij zich beseft dat hij valsheid in geschrifte heeft gepleegd. De gemeente is verplicht aangifte te doen van dit feit. Ook merkt zij op dat in het vragenformulier ook is vermeld dat er geen schulden zijn. Uit informatie van de belastingdienst blijkt dat er een belastingschuld van circa € 550.000 is.
De heer [betrokkene 6] legt uit dat de belastingschuld is ontstaan aan het begin van de coronatijd, in het eerste kwartaal van 2020. Er was een enorme omzetdaling en er kwam te weinig geld binnen om belasting te betalen.
De heer [betrokkene 1] vertelt dat hij niet wist dat het bibob-formulier zo belangrijk was. Hij heeft het formulier even snel ingevuld. Hij dacht dat hij het kon vergelijken met het schetsontwerp van het pand.
De heer [betrokkene 6] vult aan dat hij nog nooit iets te maken heeft gehad met bibob. Hij is misschien naïef geweest.
(…)
2.13. 2.14.
Na afloop van het gesprek van 31 mei 2021 heeft Gemeente het volgende aan Royal Textile geschreven:
Zoals beloofd zou ik nog navraag doen bij de Belastingdienst ten aanzien van de opgelegde Vergrijp- en Verzuimboetes.
De Belastingdienst heeft laten weten dat zij over de jaren 2018 (11.000 euro), 2019 (2.200 euro) en 2020 (€ 12.000) boetes opgelegd hebben aan Royal Textile B.V. Het kan inderdaad dat dit met de bijtelling te maken heeft. Al doet dat er voor ons niet toe omdat wij puur naar de boetes kijken. Daarnaast is er een schuld van rond de 550.000 euro waarvoor inderdaad uitstel is verleend op basis van corona. Daarnaast zijn er in die jaren in totaal 11 verzuimboetes opgelegd.
Royal Bedmode BV heeft in 2015 en 2016 en 2020 een vergrijpboete opgelegd gekregen, evenals meerdere verzuimboetes. De schuld van deze BV bedraagt 85.000 euro.
2.15.
Na protest van de accountant van Royal Bedmode heeft Gemeente op 11 juni 2021 het volgende aan hem geschreven:
Van de belastingdienst heb ik begrepen dat wat u aangeeft klopt. Over 2015 en 2016 zijn vergrijpboetes opgelegd. Over 2018, 2019 en 2020 zijn verzuimboetes opgelegd. De eerdere informatie die ik van de belastingdienst, en die ik in het gesprek heb genoemd, klopt dan ook niet en daar heeft de belastingdienst hun excuses voor aangeboden.
Toch blijft overeind staan dat er een vergrijpboete is opgelegd en dat er sprake is van een belastingschuld. Beide zijn niet aangegeven in het Bibob formulier. Wij hebben daarom besloten aangifte te doen bij de politie voor valsheid in geschrifte. en daarnaast gaan wij advies vragen bij het Landelijk Bureau Bibob. (…) Mijn collega’s van Vastgoed zijn hiervan op de hoogte en zij geven aan het advies van het Landelijk Bureau Bibob af te wachten voordat een reserveringsovereenkomst kan worden gesloten (…)
2.16.
Op 5 augustus 2021 is Royal Vastgoed Beheer opgericht.
2.17.
De Gemeente heeft vervolgens het Landelijk Bureau Bibob (hierna: LBB) om een onderzoek gevraagd. In het Bibob-advies van het LBB van 7 oktober 2011 (hierna: het LBB advies) wordt door het bureau geconcludeerd dat ernstig gevaar bestaat dat de voorgenomen vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om strafbare feiten te plegen (artikel 9, derde lid, onderdelen a en b, van de Wet Bibob). Naar het oordeel van het Bureau zijn er verder in het onderhavige geval omstandigheden die redelijkerwijs kunnen doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd, namelijk valsheid in geschrifte (artikel 9, derde lid onderdeel c van de Wet Bibob).
2.18.
De burgemeester van Haarlemmermeer heeft Royal Bedmode op 25 oktober 2021 op de hoogte gebracht van het LBB advies en Royal Bedmode de gelegenheid geboden om haar zienswijze op de voorgenomen negatieve beslissing kenbaar te maken. In de brief van de burgemeester staat, voor zover van belang, onder meer het volgende:
Het LBB is van oordeel dat ernstig gevaar bestaat dat de voorgenomen vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten of strafbare feiten te plegen. Naar het oordeel van het Bureau zijn er verder in het onderhavige geval feiten en omstandigheden die redelijkerwijs kunnen doen vermoeden dat ter verkrijging van de vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd, namelijk valsheid in geschrifte.
Welke gevolgen wil de gemeente hieraan verbinden?
Ik ben van oordeel dat het advies en het onderzoek van het Bureau op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen en de feiten en de conclusie kunnen dragen. Ik ben voornemens het advies over te nemen. Dat betekent dat de gemeente het voornemen heeft om geen vastgoedtransactie betreffende de verkoop van kavel 3b van ‘De President 1.1’ aan de Willem Brocadesdreef te Hoofddorp aan te gaan met Royal Bedmode B.V.
2.19.
Royal Bedmode heeft op 12 november 2021 haar zienswijze schriftelijk kenbaar gemaakt.
2.20.
Bij brief van 15 december 2021 (verzonden 17 december 2021) heeft de burgemeester Royal Bedmode inhoudelijk geantwoord op de zienswijze van Royal Textile en meegedeeld dat de zienswijze van Royal Bedmode de Gemeente geen aanleiding heeft gegeven haar eerder kenbaar gemaakte voornemen te wijzigen, en dat de Gemeente daarom geen vastgoedtransactie met Royal Textile zal aangaan.
2.21.
Na verkregen verlof heeft Royal Textile op 30 december 2021 conservatoir beslag op kavel 3b laten leggen. Bij vonnis van 31 mei 2022 is Royal Textile bevolen dit beslag door te halen omdat zij niet tijdig de vordering had ingesteld waarvoor zij het verlof tot beslaglegging had verkregen. De doorhaling van het beslag is op 22 juni 2022 geschied.

3.Het geschil

3.1.
Royal Textile vordert bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis:
Primair
1. voor recht te verklaren:
a. dat de Gemeente voor wat betreft de in geschil zijnde weigering een vastgoedtransactie aan te gaan heeft gehandeld in strijd met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht, meer in het bijzonder de algemene
beginselen van behoorlijk bestuur;
b. dat het de Gemeente onder de gegeven feiten en omstandigheden niet vrij stond de onderhandelingen over de vastgoedtransactie op deze wijze af te breken;
c. dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld jegens Royal Textile, door niettemin aldus te handelen en dat de Gemeente aansprakelijk is voor de schade die Royal Textile daardoor lijdt, nader op te maken bij staat en de Gemeente te veroordelen tot vergoeding daarvan aan Royal Textile;
2. te bepalen dat de Gemeente gehouden is met Royal Textile binnen een redelijke termijn alsnog te komen tot een reserverings- dan wel soortgelijke overeenkomst, welke is gericht op verkoop en levering van de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld aan Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer, onder de reeds overeengekomen koopsom en voorwaarden of althans de voor gegadigden gebruikelijke voorwaarden en de Gemeente ertoe te veroordelen de gesprekken daartoe met Royal Textile te hervatten binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis;
Subsidiair
3. voor recht te verklaren als hiervoor primair onder 1, aanhef en onder a tot en met c bedoeld;
4. de Gemeente te veroordelen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis de onderhandelingen met Royal Textile te hervatten over de totstandkoming een reserverings- dan wel soortgelijke overeenkomst, welke is gericht op verkoop en levering van de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld aan
Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer, onder de reeds overeengekomen koopsom en voorwaarden of althans de voor gegadigden gebruikelijke voorwaarden;
Meer subsidiair
5. voor recht te verklaren als hiervoor primair onder 1, aanhef en onder a tot en met c bedoeld;
6. te bepalen dat de Gemeente gehouden is met Royal Textile binnen een redelijke termijn de mogelijkheden te bespreken om tot een overeenkomst te komen voor aankoop door en levering aan Royal Textile, althans Royal Vastgoed Beheer van een voor de ondernemingsbehoefte geschikte en beschikbare bedrijfskavel op het
grondgebied van de Gemeente, onder voor gegadigden algemeen gebruikelijke voorwaarden en waaronder begrepen dienen te zijn kavels, die nog door of vanwege de Gemeente uitgegeven zullen gaan worden en de Gemeente ertoe te veroordelen, de gesprekken daartoe met Royal Textile binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis aan te vangen;
Zowel primair subsidiair als meer subsidiair
7. te bepalen dat de Gemeente zich bij nieuwe besluiten of onderzoeken waarbij Royal Textile als belanghebbende of betrokkene kan worden aangemerkt niet rechtsgeldig zal kunnen beroepen op het in het lichaam van de Dagvaarding bedoelde (negatieve) Bibob-advies van het LBB van 7 oktober 2021 dan wel
daarmee verband houdende adviezen, meldingen of signalen, althans de Gemeente te verbieden zich daarop te beroepen of daar gebruik van te maken, op straffe van een dwangsom ter grootte van de koopsom voor de bedrijfskavel 3b als in het lichaam van de Dagvaarding bedoeld, zowel bedoeld gebod als verbod beperkt tot de (maximale) periode gedurende welke van bedoeld advies of andere informatie gebruik gemaakt kan worden op
grond van het bij of krachtens de Wet Bibob bepaalde;
8. de Gemeente te veroordelen binnen 14 dagen na het in dezen te wijzen vonnis:
a. over te gaan tot rectificatie of het doen rectificeren van en zo nodig (doen) wissen uit de door de Gemeente dan wel ten behoeve van de Gemeente als verwerkingsverantwoordelijke elders bijgehouden registraties, van alle tot Royal Textile, de kring van Royal Textile, haar bestuurders dan wel de voor Royal Textile werkzame personen en overige betrokkenen herleidbare gegevens welke in het kader van het in deze procedure in geschil zijnde Bibob-toetsing zijn verkregen, alles in de ruimste zin van het woord;
b. Royal Textile te voorzien van schriftelijke bewijsstukken waaruit blijkt dat daar uitvoering aan is of wordt gegeven en na afronding ervan te bevestigen dat daar volledig uitvoering aan is gegeven;
9. Onder veroordeling van de Gemeente in de kosten van dit geding, die van het gelegde beslag daar onder begrepen, te voldoen binnen 14 dagen na dagtekening van het te wijzen vonnis en — voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt—te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
Royal Textile legt, voor zover van belang, het volgende aan haar vordering ten grondslag.
Royal Textile meent kort samengevat dat de uitkomst van het Bibob-onderzoek en het LBB advies geen geldige grondslag kan/mag vormen voor de weigering van de Gemeente om met Royal Bedmode een grondtransactie aan te gaan (hierna: de weigering). Zonder die weigering zou er een reserveringsovereenkomst zijn gesloten en zou deze zonder veel twijfel zijn gevolgd door een verkoop en levering. De rechtbank begrijpt uit de standpunten van Royal Textile dat zij meent dat de Gemeente in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en daarmee onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
3.3.
Gemeente voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

Ontvankelijkheid Royal Vastgoed Beheer

4.1.
De rechtbank merkt allereerst op dat door de Gemeente terecht is opgemerkt dat Royal Vastgoed Beheer pas op 5 augustus 2021 is opgericht. Het handelen van de Gemeente was steeds gericht op/jegens Royal Bedmode en niet ook jegens Royal Vastgoed Beheer. Het is dan ook de vraag is wat haar belang is bij onderhavige procedure. Royal Textile heeft dat niet toegelicht. Royal Vastgoed Beheer zal daarom – bij gebrek aan belang – niet ontvankelijk worden verklaard in haar vorderingen.
Afbreken onderhandelingen – vorderingen gericht op dooronderhandelen
4.2.
Royal Textile heeft gesteld dat de Gemeente op basis van het LBB advies niet gerechtvaardigd heeft kunnen besluiten om met Royal Bedmode geen grondtransactie aan te gaan. Royal Textile stelt dat zonder de weigering op basis van het LBB advies er een reserveringsovereenkomst zou zijn gesloten en dat deze zonder twijfel zou zijn gevolgd door verkoop en levering. De Gemeente heeft dit gemotiveerd betwist.
4.3.
De rechtbank volgt Royal Textile niet in haar standpunt dat als vaststaand kan worden aangenomen dat er zonder de weigering op basis van het LBB advies zonder meer een koopovereenkomst met de Gemeente tot stand zou zijn gekomen. De Gemeente heeft in dit kader terecht aangevoerd, dat haar contractsvrijheid toekomt en dat het haar vrij stond de onderhandelingen met Royal Bedmode af te breken.
4.4.
Als (strenge en terughoudende) beoordelingsmaatstaf heeft hierbij te gelden dat ieder van de onderhandelende partijen vrij is onderhandelingen af te breken, tenzij dit op grond van het gerechtvaardigd vertrouwen van de wederpartij in het tot stand komen van de overeenkomst of in verband met de andere omstandigheden van het geval onaanvaardbaar zou zijn. Daarbij dient rekening te worden gehouden met de mate waarin en de wijze waarop de partij die de onderhandelingen afbreekt tot het ontstaan van dat vertrouwen heeft bijgedragen en met de gerechtvaardigde belangen van deze partij. Dat de onderhandelingen tussen partijen zich in een zodanige fase bevonden dat Royal Bedmode er op mocht vertrouwen dat er, zonder het negatieve LBB advies, zonder meer een koopovereenkomst tot stand zou zijn gekomen, is niet gebleken. Anders dan Royal Textile op basis van de Bibob-jurisprudentie, die ziet op vergunningverleningen meent te veronderstellen, mag de Gemeente – nu haar bij vastgoedtransacties anders dan in het kader van de afgifte van vergunningen geen monopolie positie toekomt – er voor kiezen alleen een overeenkomst aan te gaan met een partij als er geen gevaar bestaat, waarbij enige mate van gevaar in principe al genoeg is om die keuze te rechtvaardigen. Dit is anders in het kader van de afgifte van vergunningen, waarbij een overheidsorgaan niet bevoegd zal zijn een vergunning te weigeren of in te trekken als het gevaar niet ernstig (genoeg) is.
De Gemeente wijst er terecht op dat haar contractsvrijheid bovendien ook nog eens wordt beperkt door het bepaalde in Didam-arrest, waardoor zij niet zonder meer voorbij kan gaan aan andere gegadigden en het ook om die reden niet vaststaat dat Royal Bedmode als beste voor kavel 3b uit de bus zou zijn gekomen in een openbare selectieronde. Royal Bedmode kon en mocht er dan ook niet gerechtvaardigd op vertrouwen dat met haar een reserveringsovereenkomst zou worden aangegaan en dat deze dan zonder meer zou zijn gevolgd door een koopovereenkomst. Een en ander maakt dat de vorderingen onder 3.1 sub 2, 4 en 6, die in feite zijn gericht op het dooronderhandelen van de Gemeente over een reserveringsovereenkomst dan wel een soortgelijke overeenkomst, reeds daarom niet toewijsbaar zijn en zullen worden afgewezen.
Onrechtmatig handelen ?
4.5.
De vraag die vervolgens beantwoord dient te worden is of de Gemeente door weigering om een vastgoedtransactie aan te gaan met Royal Textile in strijd heeft gehandeld met geschreven of ongeschreven regels van publiekrecht, meer in het bijzonder de algemene beginselen van behoorlijk bestuur, en daarmee onrechtmatig jegens Royal Textile heeft gehandeld. Royal Textile voert meer in het bijzonder een aantal specifieke argumenten die hierna zullen worden besproken.
Onrechtmatig handelen – onbevoegdheid burgemeester
4.5.1.
Royal Textile heeft hiertoe onder meer gesteld dat de uitkomst van het Bibob-onderzoek geen geldige grondslag kan en mag vormen voor de weigering omdat de burgemeester, die in dit geval advies heeft gevraagd aan het LBB en het besluit tot weigering heeft genomen, daartoe niet bevoegd was. Besluiten tot verkoop van gronden van de Gemeente zijn op voet van artikel 160 lid 1, aanhef en onder e, Gemeentewet immers voorbehouden aan het College van Burgemeester en Wethouders (hierna: B&W), aldus Royal Textile.
4.5.2.
De rechtbank gaat hieraan voorbij. Weliswaar zijn B&W krachtens de Gemeentewet bevoegd tot het aangaan van transacties, maar dit doet niet af aan de bevoegdheid van de Burgemeester om in het kader van haar openbare orde taken een LBB advies te vragen, zodat op basis daarvan de keuze kan worden gemaakt om al dan niet een verkoopproces in te gaan. Van besluitvorming in de zin van de Algemene Wet bestuursrecht is daarmee geen sprake. Van een bevoegdheidsgebrek is evenmin sprake.
Onrechtmatig handelen – gegevensverstrekking belastingdienst onvoldoende wettelijke basis
4.5.3.
Royal Textile heeft gesteld dat de Gemeente en het samenwerkingsverband Regionale Informatie- en Expertisecentra (RIEC) zonder geldige wettelijke basis informatie hebben uitgewisseld. Dit volgt volgens Royal Textile uit de Memorie van antwoord met betrekking tot het wetsvoorstel Wet gegevensverwerking door Samenwerkingsverbanden (WGS). Belastinggegevens mogen blijkens de Nota van toelichting bij het WGS niet al in het begin worden uitgewisseld, welk aspect ten aanzien van Royal Bedmode evident niet is nagekomen. Daarmee is door de Gemeente dus niet rechtmatig gehandeld en zijn die gegevens wederrechtelijk verkregen.
4.5.4.
De Gemeente betwist dat er een onvoldoende wettelijke basis is en stelt zich subsidiair op het standpunt dat een andersluidende concusie niet tot een andere beoordeling van onderhavig geschil leidt omdat de beslissing om niet verder met Royal Bedmode in onderhandeling te treden is gebaseerd op het advies van het Landelijk Bureau Bibob, terwijl er over de wettelijke basis en de rechtmatigheid van het verstrekken van gegevens door de Belastingdienst aan het LBB geen twijfel bestaat. De gegevensverstrekking van de Belastingdienst aan de Gemeente is dan ook irrelevant voor de beoordeling van het onderhavige geschil.
4.5.5.
De rechtbank overweegt als volgt. Anders dan Royal Textile meent hadden de verstrekkingen tussen de Belastingdienst en de Gemeente (de Burgemeester) wel degelijk een voldoende wettelijke basis. Daarom kan niet worden geoordeeld dat de Gemeente de fiscale gegevens ten aanzien van Royal Bedmode wederrechtelijk heeft verkregen. In artikel 67 AWR is weliswaar een strikte geheimhoudingsplicht opgenomen, maar dat artikel geeft de minister (of staatsecretaris) van Financiën in lid 2 de bevoegdheid om daarvan bij regeling af te wijken. In artikel 43c, eerste lid, sub m van de Uitvoeringsregeling AWR is bepaald dat de algemene geheimhoudingsplicht van artikel 67 AWR zich niet verzet tegen gegevensuitwisseling, als sprake is van gegevensuitwisseling op basis van een convenant, zoals het RIEC-convenant. Dit RIEC-convenant verplicht onder meer de Belastingdienst en de Gemeenten om over en weer alle informatie uit te delen die noodzakelijk wordt geacht voor de in dat convenant vermelde doelen, waarbij onder meer de toepassing van de Wet Bibob als expliciet doel wordt genoemd. Het RIEC-convenant biedt dan ook wel degelijk voldoende basis voor de gegevens die in casu met de Gemeente zijn gedeeld (zie in een vergelijkbaar geval ook ABRS 29 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1254).
4.5.6.
Voor zover Royal Textile zich beroept op het advies van de Afdeling Advisering van de Raad van State en het wetsvoorstel WGS, oordeelt de rechtbank dat dit hoe dan ook niet kan leiden tot het oordeel dat de weigering van de Gemeente om met Royal Bedmode een reserveringsovereenkomst als onrechtmatig is aan te merken, omdat die beslissing is gebaseerd op het advies van het LBB terwijl er geen twijfel bestaat over de wettelijke basis en de rechtmatigheid van de verstrekking van de gegevens door de Belastingdienst aan het LBB. Immers, gelet op Afdeling 2 van Hoofdstuk 8 van de AWR mag de Belastingdienst gegevens verwerken en deze gelet op artikel 12 lid 1 en 2 en onder c, gelezen in samenhang met artikel 27 lid 1 aanhef en onder a, artikel 9 eerste lid en artikel 3 van de Wet Bibob ook verstrekken aan het LBB, wanneer het LBB een advies moet geven aan een bestuursorgaan zoals in dit geval de burgemeester.
4.5.7.
Het betoog van Royal Textile dat de Gemeente onrechtmatig heeft gehandeld omdat de gegevensverstrekking door de Belastingdienst een voldoende wettelijke basis ontbeerde, wordt gezien het voorgaande dan ook niet gevolgd.
Onrechtmatig handelen - geen schending belang Wet Bibob
4.5.8.
Royal Textile heeft verder gesteld dat er geen sprake zou zijn van schending van enig belang dat de Wet Bibob beoogt te beschermen omdat de opgelegde vergrijpboete/naheffing met betrekking tot de bijtelling van de leaseauto’s volgens Royal Textile geen omstandigheid opleveren die kan leiden tot enig relevant financieel voordeel dat kan worden benut voor de aankoop van de bedrijfskavel. Volgens Royal Textile zijn in strijd met het in de wet bepaalde ook de jaren 2012, 2013 en 2014, 2015 en begin 2016 bij de beoordeling betrokken. Volgens Royal Textile is alleen de vergrijpboete voor 2016 relevant, waarvan slechts een bedrag van € 1.985,86 zou mogen meetellen. Ook zou geen sprake zijn van enig actueel gevaar voor de inzet van crimineel vermogen. De a-grond (artikel 9 lid 3 onderdeel a Wet Bibob) doet zich daarom volgens Royal Textile niet voor. Verder vertoont de opgelegde vergrijpboete/naheffing geen samenhang met de aankoop van de bedrijfskavel, zodat ook ook geen sprake is van de b-grond (artikel 9 lid 3 onderdeel b Wet Bibob).
4.5.9.
De rechtbank stelt allereerst vast dat de Gemeente geen beroep doet op de b-grond zodat hierop niet nader zal worden ingegaan.
4.5.10.
De vraag of de aan Royal Bedmode opgelegde vergrijpboetes/naheffingen met betrekking tot de bijtelling van de leaseauto’s al dan niet een omstandigheid kunnen opleveren die kan leiden tot enig financieel voordeel dat kan worden benut voor de aankoop van de bedrijfskavel (de a-grond), beantwoordt de rechtbank met de Gemeente en het LBB bevestigend. Immers, de werkgever is verantwoordelijk voor de toepassing van de juiste bijtelling en door dit niet op de juiste wijze toe te passen heeft dit in de jaren 2012-2016 voor Royal Bedmode tot voordeel geleid bestaande uit ten onrechte niet betaalde loonbelasting. Daarnaast was door Royal Bedmode te weinig omzetbelasting afgedragen van 1 april 2012 tot en met 1 april 2017, wat eveneens een aanzienlijk voordeel opleverde. Weliswaar is het voordeel inmiddels door oplegging en inning van naheffingsaanslagen voor een aanzienlijk deel tenietgedaan, echter ten tijde van de advisering door het LBB was van het voordeel uit de jaren 2012-2016 onbetwist nog een bedrag van € 30.080,00 (€ 7.118,00 + € 22.962,00) aan achterstallige loon- en omzetbelasting over, dat op dat moment nog niet was terugbetaald. Wanneer hierop de vergrijpboetes (voor zover betaald) in mindering worden gebracht (€ 2.336,00 en € 10.744,00), blijft een (op dat moment nog resterend) financieel voordeel over van € 16.970,00, ten aanzien waarvan het risico bestond dat dit (mede) zou worden gebruikt voor de beoogde vastgoedtransactie. Nu bedragen tussen € 7.500,00 en € 50.000,00 op grond van de
Leidraad voor de gevaarsbeoordeling op grond van de Wet Bibobkunnen leiden tot het aannemen van een groot voordeel, kan niet worden gezegd dat het door Royal Bedmode gerealiseerde voordeel financieel niet relevant is. Bovendien kan dit (eveneens op grond van die Leidraad) tevens leiden tot de aanname dat sprake is van een groot gevaar. Daarbij is door de Gemeente terecht opgemerkt, dat van een wettelijke terugkijktermijn van maximaal 5 jaar geen sprake is en dat het tijdsverloop in geval van een meerjarige belastingontduiking, die grotendeels plaatsvond langer dan 5 jaren geleden maar die minder dan 5 jaar geleden aan het licht is gekomen, niet zodanig is dat het afbreuk doet aan het geconstateerde risico.
4.5.11.
Het gevaar was tenslotte reëel te noemen dat het genoemde voordeel van € 16.970,00 zou worden aangewend voor de koop van de kavel nu Royal Bedmode de kavel uiteindelijk wenste te financieren uit eigen middelen. Er bestaat dan ook wel degelijk samenhang met de aankoop van de bedrijfskavel. Dat de koopsom vele malen hoger is doet daarbij niet ter zake.
Onrechtmatig handelen – onschuldpresumptie geschonden
4.5.12.
Royal Textile stelt dat de Gemeente, voor zover de weigering om met Royal Textile een reserveringsovereenkomst aan te gaan, is gebaseerd op de c-grond, de onschuldpresumptie schendt, nu Royal Textile nooit de intentie heeft gehad om het formulier niet juist in te vullen, zodat het voor het delict valsheid in geschrifte vereiste oogmerk ontbreekt. De c-grond schuurt tegen criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM aan en mag niet lichtvaardig worden toegepast, aldus Royal Textile.
4.5.13.
De Gemeente heeft hiertegen ingebracht dat het Bibob-formulier zelf een expliciete stevige waarschuwing kent en dat op het formulier expliciet wordt gevraagd naar fiscale boetes. De Gemeente betwist dat het formulier - in de snelheid - per ongeluk verkeerd is ingevuld. Zij wijst er in dit kader op dat door Royal Bedmode eerder een Bibob formulier was ingevuld dat zag op Wabovergunningen waarop (soort)gelijke vragen staan en waarvoor geldt dat dit niet onder enige tijdsdruk was ingevuld. Uit het feit dat dit bewuste formulier niet is overgelegd door Royal Textile concludeert de Gemeente dat dit formulier op dezelfde manier is ingevuld. Dat het formulier verkeerd is ingevuld staat vast. Het beroep op artikel 6 EVRM gaat niet op omdat geen sprake is van een procedure tot “…
vaststellen van zijn burgerlijke rechten en verplichtingen of bij het bepalen van de gegrondheid van een tegen hem ingestelde vervolging”.
4.5.14.
De vraag die dient te worden beantwoord is wanneer het aannemelijk is dat een strafbaar feit is gepleegd ter verkrijging van de medewerking van de Gemeente aan in casu een vastgoedtransactie, door het plegen van valsheid in geschrifte bij het invullen van het Bibob-formulier. Uit de rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State volgt dat daarvoor het opzet of oogmerk uit artikel 225 Sr niet aannemelijk gemaakt hoeven te worden. Het feit dat het formulier foutief is ingevuld, rechtvaardigt reeds het vermoeden dat sprake is van valsheid in geschrifte (ABRS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS: 2019:350). Het LBB heeft uit het feit dat het formulier onjuist was ingevuld, hetgeen niet ter discussie staat, dan ook terecht kunnen concluderen dat ter verkrijging van de medewerking van de Gemeente aan het sluiten van een reserveringsovereenkomst en verkoop van het perceel valsheid in geschrifte is gepleegd. Dat er een verklaring bestaat voor het onjuist invullen van het Bibob-formulier (te weten haast en onervarenheid), waardoor niet kan worden gekomen tot het vereiste van opzet in de zin van artikel 225 lid 1 Sr, leidt, wat daar ook van zij, niet tot een ander oordeel omdat slechts aannemelijk hoeft te worden gemaakt dat er vermoedelijk valsheid in geschrifte is gepleegd. Het opzet hoeft dan ook niet in strafrechtelijke zin te worden bewezen (vgl. ook ABRS 24 februari 2021, ECLI:RVS:2021:392).
4.5.15.
Met het besluit tot weigering van medewerking aan de vastgoedtransactie is – anders dan Royal Textile stelt – de onschuldpresumptie van artikel 6 lid 2 EVRM niet geschonden omdat dit een bestuurlijke maatregel betreft die er niet (mede) op is gericht om leed toe te voegen en die bovendien niet verder gaat dan noodzakelijk om te voorkomen dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit strafbare feiten verkregen of te verkrijgen voordelen te benutten. Om die reden strekt de weigering niet tot een criminal charge in de zin van artikel 6 EVRM.
4.5.16.
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de Gemeente zich ook op goede gronden heeft kunnen baseren op de c-grond.
Onrechtmatig handelen - vooringenomenheid?
4.5.17.
Royal Textile stelt dat de Gemeente, ondanks de verplichting daartoe op grond van artikel 33 Wet Bibob, zelf geen althans onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht teneinde de mate van gevaar zelf vast te stellen, alvorens zij is overgegaan tot het vragen van advies aan het LBB. Dat kan volgens haar niet anders dan vooringenomen worden genoemd.
4.5.18.
De rechtbank overweegt dat de Bibob-toets door de Gemeente is gedaan in overeenstemming met haar eigen beleidsregels, die bij vastgoedtransacties van deze omvang de actieve toepassing van de Wet Bibob indiceren (artikel 4 lid 1 Beleidsregels Wet Bibob 2018) en dat de Gemeente naast het uitreiken van het Bibob-formulier eigen onderzoek heeft gedaan door het bevragen van openbare bronnen en het RIEC. Van vooringenomenheid is de rechtbank dan ook niet gebleken.
Onrechtmatig handelen – informatieplicht geschonden?
4.5.19.
Volgens Royal Textile heeft de Gemeente de op haar rustende informatieplicht niet nageleefd door vooraf niet aan Royal Bedmode kenbaar te maken aan de hand van welke criteria de Gemeente bepaalt of het Bibob-instrumentarium wordt ingezet alsmede, dat wanneer dat gebeurt en advies wordt gevraagd aan het LBB, de uitkomst daarvan ertoe kan leiden dat geen grondtransactie wordt aangegaan. De Gemeente heeft bovendien haar eigen beleid onvoldoende in acht genomen. Op grond daarvan (artikel 4 lid 3 Beleidsregel Wet Bibob 2018) dient een kandidaat-koper er reeds bij de start van de onderhandelingen op gewezen te worden, dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Dat is niet danwel te laat gebeurd en daarnaast dient een Bibob-onderzoek beperkt te worden tot gevallen waarin er reeds signalen zijn van (crimineel) misbruik. Uit niets blijkt dat die signalen er waren.
4.5.20.
De rechtbank volgt Royal Textile daarin niet. De Bibob toets is al in een vroeg stadium door SADC aan de orde gesteld, waarbij ook de vragenlijst / het Bibob-formulier is toegezonden waarop een duidelijke waarschuwing is opgenomen. Uit artikel 4 lid 1 van de Beleidsregel Wet Bibob 2018 volgt dat het bestuursorgaan de wet Bibob actief toepast met betrekking tot vastgoed- en/of grondtransacties met een aanneem- en/of koopsom van € 1.000.000,00 of hoger en de wederpartij wordt er - op grond van artikel 4 lid 3 van die beleidsregel - bij de start van de onderhandelingen van in kennis gesteld dat een Bibob-onderzoek deel kan uitmaken van de procedure. Hieraan wordt voldaan en is uitvoering gegeven. Het klopt dat een Bibob-onderzoek in beginsel wordt beperkt tot gevallen waarbij er signalen zijn van (crimineel) misbruik. De Gemeente heeft in dit kader gesteld dat de uitkomsten van haar eigen onderzoek in openbare bronnen en de inlichtingen opgevraagd bij het RIEC haar niet gerust stelden. Dit vormt naar het oordeel van de rechtbank voldoende aanleiding voor het vragen van een onderzoek bij het LBB conform het geldende beleid.
Onrechtmatig handelen – verzwaarde proportionaliteitstoets geschonden – strijd met evenredigheidsbeginsel?
4.6.
Verder is volgens Royal Textile door de Gemeente de verzwaarde proportionaliteitstoets (o.g.v. ABRvS 6 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:350 en 17 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2450) niet in acht genomen. Hierbij zijn met name de ernst van de feiten en het tijdsverloop van belang. De koopsom van de kavel (€ 1.615.010,00) staat bovendien in geen enkele reële verhouding tot het in aanmerking te nemen boetebedrag van € 1.975,86 en er is onbetwist niet gebleken van enig ander (vermoeden) van strafbaar handelen. Er bestaat bovendien strijd met het evenredigheidsbeginsel omdat het weigeren een vastgoedtransactie aan te gaan in casu niet noodzakelijk is met het oog op het belang dat de Wet Bibob beoogt te beschermen. Daarbij komt dat de beslissing van de Gemeente ingrijpende gevolgen zou hebben, aangezien zij doordat zij kavel 3b niet kan verwerven, niet op korte afstand van haar bestaande bedrijf kan uitbreiden. Dit alles terwijl de Gemeente in het kader van die weigering heeft volstaan met een verwijzing naar een negatief advies dat niet deugt. Aldus nog steeds Royal Textile.
4.7.
De rechtbank oordeelt als volgt. Zoals in het voorgaande reeds overwogen (r.o. 4.5.10.) is het relevante voordeel vele malen groter dan waarvan Royal Textile ten onrechte uit gaat in haar stellingen. Van een wettelijke terugkijktermijn van 5 jaar is bovendien geen sprake. Het behaalde voordeel is wel degelijk relevant te noemen en het gevaar dat dit voordeel (mede) zou worden gebruikt voor de aankoop van de kavel was eveneens reëel te noemen. Dat geldt te meer nu er door Royal Bedmode naar eigen zeggen gefinancierd zou worden uit eigen middelen. De rechtbank volgt Royal Textile dan ook niet in haar stelling dat de Gemeente de verzwaarde proportionaliteitstoets niet in acht heeft genomen. Dat bedrijfstuitbreiding niet mogelijk is omdat kavel 3b niet kan worden verworven, wordt niet gevolgd. Daarbij komt dat Royal Bedmode haar bedrijfsvoering ook kan continueren op de wijze waarop zij die nu voert. Hierbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de Gemeente niet de enige partij is van wie kavels kunnen worden verworven, zodat uitbreiding en/of concentratie van activiteiten ook op een andere manier mogelijk moet worden geacht. Aan de Gemeente komt, gezien haar contractsvrijheid, dan ook een grote beleidsruimte toe om wel of niet met een partij een overeenkomst te gaan en zij heeft die ruimte op basis van het advies van het LBB mogen nemen. Daarbij heeft te gelden dat een bestuurslichaam als de Gemeente in beginsel, gelet op de expertise van het LBB, van het advies van het LBB mag uitgaan (ECLI:NL:RVS:2012:BW5278, ECLI:NL:RVS:2016:1525).
Onrechtmatig handelen – geen Bibob-geval bevestigd door Rabobank
4.8.
Royal Textile stelt dat de bereidheid van de Rabobank om tot financiering over te gaan kan en mag worden uitgelegd als een bevestiging door een onafhankelijke derde dat in casu geen sprake is van een Bibob geval.
4.9.
De rechtbank gaat ook hieraan voorbij. Terecht wordt hiertegen door de Gemeente ingebracht dat de bereidheid van de Rabobank om tot financiering over te gaan niets zegt over de vraag of sprake is van een Bibob geval.
Onrechtmatig handelen – strijd met het gelijkheidsbeginsel en andere beginselen van behoorlijk bestuur?
4.10.
Volgens Royal Textile handelt de Gemeente verder in strijd met het gelijkheidsbeginsel en andere beginselen van behoorlijk bestuur nu de Gemeente de Wet Bibob bij bedrijfsmatige gronduitgifte van meer dan beperkte omvang nog nooit zou hebben toegepast, althans niet verdergaand dan dat werd volstaan met toezending van het Bibob-formulier. Ook van toezending van het Bibob-formulier zou bovendien aantoonbaar niet altijd sprake zijn geweest.
4.11.
De Gemeente heeft deze stelling gemotiveerd betwist, zodat aan de stellingen van Royal Textile op dit punt, bij gebreke van een deugdelijke onderbouwing daarvan voorbij zal worden gegaan.
Conclusie
4.12.
Het voorgaande leidt tot de slotsom dat ook de overige vorderingen onder 1,3, 5 , 7 en 8 gebaseerd op het vermeend (onrechtmatig) handelen (in strijd met de algemene beginselen van behoorlijk) bestuur zullen worden afgewezen.
Proceskosten
4.13.
Royal Textile zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten. De kosten aan de zijde van de Gemeente worden begroot op:
  • griffierecht € 676,00
  • salaris advocaat
Totaal € 2.171,00

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
verklaart Royal Vastgoed Beheer niet ontvankelijk in haar vorderingen jegens de Gemeente;
5.2.
wijst de vorderingen van Royal Bedmode jegens de Gemeente af,
5.3.
veroordeelt Royal Vastgoed Beheer en Royal Bedmode in de proceskosten aan de zijde van de gemeente begroot op € 2.171,00,
5.4.
verklaart dit vonnis voor wat betreft de daarin opgenomen proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 5 juli 2023 [1]

Voetnoten

1.Conc.: 1289