ECLI:NL:RBNHO:2023:9830

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 september 2023
Publicatiedatum
3 oktober 2023
Zaaknummer
23-017013
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Rekestprocedure
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beklag tegen strafvorderlijk beslag van voertuig onder stiefzoon van klager

Op 14 september 2023 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Alkmaar, uitspraak gedaan in een zaak betreffende een beklag tegen strafvorderlijk beslag op een auto. De auto was in beslag genomen onder de stiefzoon van de klager, die eigenaar van het voertuig is. De rechtbank oordeelde dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter in een later stadium zal besluiten tot verbeurdverklaring van de auto, gezien de verkeersdelicten die de stiefzoon heeft gepleegd, waaronder rijden met een geschorst rijbewijs en het weigeren van een speekseltest. De klager had op de hoogte moeten zijn van de situatie en had moeten voorkomen dat zijn stiefzoon in de auto reed.

De rechtbank heeft het klaagschrift, dat op 5 juli 2023 was ingediend, behandeld in een openbare raadkamer op 6 september 2023. De klager was niet verschenen, evenmin als de stiefzoon. De officier van justitie verzet zich tegen de teruggave van de auto, stellende dat de klager onvoldoende zorg heeft gedragen voor de verkeersveiligheid en dat het recidiverisico van de stiefzoon groot is. De rechtbank concludeert dat het belang van strafvordering zich verzet tegen de teruggave van het voertuig aan de klager, omdat de kans groot is dat de strafrechter de verbeurdverklaring zal bevelen. Daarom werd het beklag ongegrond verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Alkmaar
raadkamernummer : 23-017013
datum : 14 september 2023
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het beklag op grond van artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager] ,
[woonplaats]
,
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. M.D. Rijnsburger, advocaat te Amsterdam, (Valeriusplein 20BG, 1075 BH),
hierna te noemen: de klager.

1.Feiten

1.1.
Uit de kennisgeving van inbeslagname op grond van artikel 94 Sv, blijkt dat op 18 juni 2023 onder [verdachte] een [personenauto] , hierna ook: de auto) in beslag is genomen ten behoeve van verbeurdverklaring.
1.2.
Tegen [verdachte] bestaat de verdenking van overtreding van artikel 9 lid 5 van de Wegenverkeerswet 1994 (kort gezegd: rijden met een geschorst rijbewijs).
1.3.
Uit het procesdossier blijkt het volgende.
In de periode van 01-02-2023 tot en met 18-06-2023 heeft beslagene [verdachte] meerdere verkeersovertredingen gepleegd met de auto, waarvoor in totaal 9 maal proces-verbaal is opgemaakt. Het ging onder meer om:
- Weigeren speekseltest (niet meewerken onderzoek)
- Niet op eerste vordering afgeven rijbewijs
- Mobiele telefoon vasthouden tijdens het rijden
- Handelen in strijd met geslotenverklaring.
De auto is op enig moment “meegenomen” naar het politiebureau. Klager heeft zich daar op 20 mei 2023 gemeld. [verdachte] is de stiefzoon van klager. De auto staat op naam van klager. Klager is door de politie ervan in kennis gesteld dat [verdachte] niet in het voertuig mag rijden in verband met een geschorst dan wel ingevorderd rijbewijs. Klager stelde niet op de hoogte te zijn van het feit dat [verdachte] niet in het bezit was van een geldig rijbewijs. Hij zou [verdachte] mededelen dat hij niet meer in de auto mag rijden.
1.4.
Op 10 juni 2023 is tegen [verdachte] proces verbaal opgemaakt ter zake overtreding van artikel 5 WVW.
1.5.
Op 18 juni 2023 is [verdachte] aangehouden ter zake overtreding van artikel 9 WVW en het weigeren van een speekseltest. Hij kan pas worden aangehouden na een verkeersgevaarlijke achtervolging met politie. Op deze dag is de auto in beslag genomen.
2. Procedure
2.1.
Het klaagschrift is op 5 juli 2023 ter griffie van deze rechtbank ontvangen.
2.2.
Het Openbaar Ministerie heeft op voorhand zijn standpunt schriftelijk kenbaar gemaakt.
2.3.
De rechtbank heeft op 6 september 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld. De rechtbank heeft de gemachtigde advocaat van de klager, mr. M.D. Rijnsburger en de officier van justitie op zitting gehoord. De klager is, hoewel daartoe goed opgeroepen, niet in raadkamer verschenen. De belanghebbende [verdachte] is, hoewel daartoe goed opgeroepen, ook niet in raadkamer verschenen.

3.Beklag

3.1.
Het klaagschrift vermeldt het volgende.
Klager is eigenaar van het in beslag genomen voertuig en wenst zo spoedig mogelijk weer in het bezit van dit goed te worden gesteld. De (voortdurende) inbeslagneming van het goed levert strijd op met art. 1 Eerste protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens en van het in art. 17 van het Handvest van de Grondrechten van de EU gewaarborgde eigendomsrecht.
3.2.
Het voertuig is in beslag genomen onder de stiefzoon van klager. Nu klager geen betrokkenheid heeft gehad bij het strafbare feit blijkt niet dat het belang van strafvordering zich (nog langer) verzet tegen de teruggave van het goed. (..).
3.3.
Het beklag strekt tot teruggave van het inbeslaggenomen voorwerp

4.Standpunt van het Openbaar Ministerie

4.1.
De officier van justitie verzet zich tegen teruggave van de inbeslaggenomen voorwerpen aan de klager. Het schriftelijk standpunt vermeldt het volgende.
4.2.
Klager is op 20 mei 2023 op de hoogte gesteld van het feit dat verdachte in zijn voertuig reed, zonder in het bezit te zijn van een geldig rijbewijs. Klager gaf aan dat hij aan verdachte zou mededelen dat hij niet meer in de auto mocht rijden. Klager had er zorg voor moeten dragen dat verdachte niet meer in zijn voertuig kon rijden. Er wordt klaarblijkelijk weinig waarde gehecht aan de verkeersveiligheid. De verkeersveiligheid dient te prevaleren boven het persoonlijk belang van verdachte.
4.3.
Verdachte leert kennelijk niet van eerdere straffen, gebruik kan maken van het voertuig en dat het de verdachte er niet van weerhoudt om te gaan rijden zonder geldig rijbewijs. Het recidiverisico wordt als groot ingeschat. Het is daarom niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het voertuig zal bevelen. Het klaagschrift dient ongegrond verklaard te worden.

5.Beoordeling

5.1.
De rechtbank is bevoegd.
5.2.
Het beklag is tijdig ingediend.
5.3.
In geval van een beklag tegen een op grond van artikel 94 Sv gelegd beslag dient de rechtbank eerst – summierlijk toetsend – te beoordelen of het belang van strafvordering het voortduren van het beslag vordert. Als het strafvorderlijk belang voortduring van het beslag vordert, wordt geen teruggave gelast. Het belang van strafvordering verzet zich tegen teruggave als het veiligstellen van de belangen waarvoor artikel 94 Sv de inbeslagneming toelaat, het voortduren van het beslag nodig maakt. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van dat voorwerp zal bevelen.
5.4.
De rechtbank is aan de hand van de haar ter beschikking staande gegevens nagegaan of een ander dan klager als belanghebbende moet worden aangemerkt. Dat is het geval. Er is geen discussie over dat klager eigenaar van de auto is, maar dat deze onder [verdachte] in beslag is genomen. [verdachte] is dus ook belanghebbende, opgeroepen voor de zitting, maar niet verschenen.
5.5.
Het gaat in deze zaak om een geval dat klager als eigenaar van de auto om teruggave vraagt, maar tegen wie het strafrechtelijk onderzoek niet is gericht. De officier van justitie stelt zich op het standpunt dat in de strafzaak verbeurdverklaring van de auto zal worden gevorderd. Beslag ter verbeurdverklaring op een goed van een ander kan in het geval als dit alleen via artikel 33a lid 2 onder a Sr: voorwerpen als bedoeld in het eerste lid onder a tot en met e die niet aan de veroordeelde toebehoren kunnen alleen verbeurd worden verklaard indien degene aan wie zij toebehoren bekend was met het gebruik in verband met het strafbare feit, dan wel dat gebruik redelijkerwijs had kunnen vermoeden.
5.6.
Klager heeft zijn auto ter beschikking gesteld aan zijn vriendin. Verdachte [verdachte] is de zoon van deze vriendin. Op 20 mei 2023 is klager door de politie gewaarschuwd dat zijn auto in beslag zou worden genomen, als zijn stiefzoon (rijdend zonder geldig rijbewijs) opnieuw een verkeersovertreding zou begaan in de auto van klager. Klager zou zijn stiefzoon mededelen dat hij niet meer in de auto mag rijden. Dat is kennelijk onvoldoende gebleken, omdat zijn stiefzoon vervolgens weer tweemaal is aangehouden wegens overtreding van verschillende bepalingen van de Wegenverkeerswet (zie 1.4 en 1.5 hiervoor in deze beschikking).
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het niet hoogst onwaarschijnlijk is dat de strafrechter, later oordelend, de verbeurdverklaring van het inbeslaggenomen voertuig zal bevelen. Klager heeft niets aan zijn stiefzoon in de weg gelegd om over de auto te kunnen beschikken. De rechtbank acht het namelijk niet hoogst onwaarschijnlijk dat de strafrechter tot het oordeel zal komen dat klager, wetende dat zijn stiefzoon niet in de auto mocht rijden en gelet op de veelheid van overtredingen, redelijkerwijs had kunnen vermoeden dat zijn stiefzoon opnieuw een strafbaar feit zou begaan door zonder geldig rijbewijs te gaan rijden met het voertuig. [1]
5.7.
Het beklag zal daarom ongegrond worden verklaard.

6.Beslissing

6.1.
De rechtbank verklaart het beklag ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. D. Koppe, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 14 september 2023.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor het Openbaar Ministerie beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien dagen na dagtekening van deze beslissing. Voor klager staat ook beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen binnen veertien dagen na betekening van deze beschikking.