7.2Meer subsidiair stelt eiseres dat het product is te rangschikken onder kleurboeken als bedoeld in letter h van paragraaf 2.1 onder het kopje “post a 30” van het Besluit.
8. Eiseres concludeert tot gegrondverklaring van de beroepen, vernietiging van de uitspraken op bezwaar en vernietiging van de naheffingsaanslagen en de rentebeschikkingen.
9. Verweerder stelt zich op het standpunt dat de naheffingsaanslagen terecht zijn opgelegd omdat het product niet valt onder post a30 van Tabel I. Verweerder heeft daarvoor – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat het product in zijn uiterlijke verschijningsvorm meer lijkt op een (kantoor)agenda dan op een boek en door een modale consument zal worden aangemerkt als een dagboek of notitieboek. Volgens verweerder is het product ook geen werkboek in de zin van het Besluit omdat hetgeen daartoe in het Besluit is opgenomen alleen geldt voor schoolboeken. Het product heeft geen ongekleurde tekeningen die zijn bedoeld om te worden ingekleurd en is daarom ook geen kleurboek in de zin van het Besluit.
10. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van de beroepen.
Beoordeling van het geschil
11. Op grond van post a30 van Tabel I bij de Wet OB vallen boeken onder het verlaagde tarief. In zijn arrest van 19 april 1995, ECLI:NL:HR:1995:AA1523, heeft de Hoge Raad het volgende geoordeeld: “3.4. Voor de beantwoording van de vraag of een geschrift als een boek moet worden aangemerkt, dient op verschillende kenmerken daarvan acht te worden geslagen, zoals de omvang en de inhoud, de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden en de mate waarin ook overigens de uiterlijke verschijningsvorm overeenkomt met de gebruikelijke vorm waarin boeken verschijnen. Daarbij dienen de kenmerken in hun onderlinge samenhang te worden bezien, zodat niet kan worden gezegd dat aan één van deze kenmerken doorslaggevende betekenis toekomt.”
12. Het product heeft een harde band en is naar zijn uiterlijke verschijningsvorm en naar de wijze waarop de bladen tot een geheel zijn verbonden een boek in de zin van het hierboven aangehaalde arrest. Dit is tussen partijen ook niet in geschil. Het geschil spitst zich toe op de vraag of het product naar zijn inhoud een boek is.
13. Gelet op het aantal pagina’s waaruit het product bestaat, is de hoeveelheid tekst in het product beperkt. De meeste bladzijden zijn voor het grootste gedeelte bedoeld om door de gebruiker te worden volgeschreven. Het zijn echter de voorgedrukte teksten die het product maken tot wat het is. De teksten zijn bedoeld om de gebruiker aan het denken te zetten en te inspireren tot het schrijven van stukjes die in direct verband staan met die teksten. De spreuken, de verhaaltjes, de vragen en opdrachten zijn op zichzelf al lezenswaardig, ook als de gebruiker deze niet aanvult met zelf geschreven teksten. Zoals vermeld in 2 zitten daarin de nodige psychologische feiten en weetjes verstopt en zoals vermeld in 3 gaan de vragen over onder meer dankbaarheid en geluk. De teksten vertonen ook een onderlinge samenhang. Voor effectief gebruik van het product is van belang dat van de gedrukte teksten goede nota wordt genomen. De in gedrukte vorm opgenomen verhaaltjes, spreuken en vragen zijn niet van verwaarloosbare betekenis, en hetgeen de gebruiker naar aanleiding daarvan schrijft is, naar het oordeel van de rechtbank, daaraan ondergeschikt en in feite niet meer dan het vervolg op en de voltooiing van de gedrukte teksten. Op grond van het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het product ook naar zijn inhoud een boek is in de zin van post a30 van Tabel I bij de Wet OB. Het subsidiaire en meer subsidiaire standpunt van eiseres behoeven daarmee geen beoordeling meer.
14. Op grond van het vorenstaande dienen de beroepen gegrond te worden verklaard.
15. De rechtbank veroordeelt verweerder in de door eiseres gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 2.370 (1 punt voor het indienen van het bezwaarschrift en 1 punt voor het verschijnen ter hoorzitting met een waarde per punt van € 310, alsmede 1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van € 875 en een wegingsfactor 1).