Uitspraak
Stichting Woonwaard Noord-Kennemerland,
gedaagde partij,
afzonderlijk te noemen: [gedaagde 1] en [gedaagde 2]
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland geoordeeld over de ontbinding van een huurovereenkomst tussen Stichting Woonwaard en de huurders, [gedaagde 1] en [gedaagde 2]. De huurders waren van 29 november 2022 tot 7 februari 2024 niet in de woning aanwezig, wat volgens de kantonrechter in strijd was met hun verplichtingen als huurders. De kantonrechter oordeelde dat de huurders, gezien een eerdere procedure, redelijkerwijs hadden moeten begrijpen dat zij niet voor langere tijd afwezig konden zijn zonder overleg met de verhuurder of passende maatregelen te nemen. De belangen van de verhuurder bij ontbinding en ontruiming van de woning werden zwaarder gewogen dan de belangen van de huurders bij voortzetting van de huur. De kantonrechter heeft de ontbinding en ontruiming toegewezen, maar de huurders kregen een langere termijn voor ontruiming dan was gevorderd. De zaak is van belang voor de uitleg van goed huurderschap en de verantwoordelijkheden van huurders bij langdurige afwezigheid.