Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Procedure
2.De feiten
3.Het verzoek
4.Het verweer
5.Beoordeling
6.Beslissing
[betrokkene]tegen de crisismaatregel van 18 november 2024 gegrond;
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 15 januari 2025 uitspraak gedaan in een beroep tegen een crisismaatregel die door de burgemeester van Purmerend was opgelegd aan betrokkene op 18 november 2024. Betrokkene, die in een voorziening van Parnassia verbleef, had beroep ingesteld tegen deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank oordeelde dat de burgemeester niet had voldaan aan de hoorplicht zoals geformuleerd in artikel 7:1, derde lid, sub b, van de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz). Betrokkene was niet gehoord omdat zij in slaap was, wat volgens de rechtbank niet een geldige reden is om het hoorrecht te ontzeggen. De rechtbank stelde vast dat de burgemeester onvoldoende inspanningen had geleverd om betrokkene te horen voordat de crisismaatregel werd genomen.
Daarnaast oordeelde de rechtbank dat het medisch onderzoek dat had plaatsgevonden via een beeldbelverbinding niet voldeed aan de eisen van de wet. De psychiater had niet voldoende gemotiveerd waarom een fysiek onderzoek niet mogelijk was, en de rechtbank concludeerde dat de crisismaatregel onrechtmatig was. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en kende betrokkene een schadevergoeding toe van €300,00, berekend op basis van de duur van de onrechtmatige opname.
De beslissing werd genomen door rechter M.M. van Weely, in aanwezigheid van griffier S.B. Kuvel, en werd openbaar uitgesproken op 15 januari 2025.