Geschil7. In geschil is of de aanslag IB/PVV 2020, de navorderingsaanslag IB/PVV 2020, de aanslag IB/PVV 2021 en de aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2021 naar de juiste bedragen zijn opgelegd. Meer specifiek gaat het erom of eiseres over de Witwenrente en Alternrente premies volksverzekeringen verschuldigd is. Verder gaat het erom of eiseres over die uitkeringen voor 2021 een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw verschuldigd is.
Beoordeling van het geschil
Vooraf: prorogatie
8. Op grond van artikel 7:1, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), dient degene aan wie het recht is toegekend beroep bij een bestuursrechter in te stellen, alvorens beroep in te stellen, bezwaar te maken. Op grond van artikel 7:1a van de Awb is het mogelijk om onder in het artikel genoemde voorwaarden rechtstreeks in beroep te komen (‘prorogatie’).
9. De rechtbank overweegt het volgende. Vast staat dat voor de navorderingsaanslag IB/PVV 2020 geen bezwaarfase is doorlopen. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting verklaard dat zij gebruik wenst te maken van de in artikel 7:1a van de Awb geboden mogelijkheid rechtstreeks beroep in te stellen tegen de navorderingsaanslag. Verweerder heeft in de beroepsfase toestemming gegeven om de bezwaarfase in zoverre over te slaan. Hoewel niet aan alle voorwaarden van artikel 7:1a van de Awb is voldaan, zal de rechtbank partijen hierin om redenen van proceseconomie volgen en de navorderingsaanslag IB/PVV 2020 inhoudelijk beoordelen (vgl. Hoge Raad 25 november 2011, ECLI:NL:HR:2011:BP3053, r.o. 4.2.8.). Vooraf: het belastbare inkomen uit werk en woning
10. Eiseres heeft ter zitting desgevraagd ter verduidelijking van het beroepschrift verklaard dat het haar niet gaat om de in Nederland geheven inkomstenbelasting, maar om de premieplicht in Nederland. Er zijn geen klachten gericht tegen de omvang van het door verweerder bij de belastingaanslagen vastgestelde inkomen uit werk en woning voor de jaren 2020 en 2021. De rechtbank gaat er daarom vanuit dat de door verweerder in aanmerking genomen Witwenrente en Alternrente in die jaren terecht en tot het juiste bedrag tot het belastbare inkomen uit werk en woning van eiseres zijn gerekend.
Premies volksverzekeringen
11. Eiseres stelt zich op het standpunt dat zij geen premies volksverzekeringen is verschuldigd over de bedragen aan Witwenrente en Alternrente die zij uit Duitsland ontvangt. Zij betoogt hiertoe dat zij in Duitsland als gepensioneerde wordt gezien en dat zij en [naam 1] in Duitsland tijdens de periode waarin zij werkten premies hebben afgedragen. Volgens eiseres zijn de Witwenrente en Alternrente uitkeringen uit een pensioenregeling en klopt het niet dat zij daarover in Nederland nogmaals premies voor sociale verzekeringen, waaronder de AOW, moet afdragen. Zij beklaagt zich er daarbij over dat zij in Nederland niet werkt en dat zij niet inziet waarom zij als gepensioneerde premies voor sociale verzekeringen moet betalen.
12. De rechtbank stelt eiseres in het ongelijk, en komt daartoe op grond van het volgende.
13. Volgens artikel 6 van de Wet financiering sociale verzekeringen (hierna: de Wfsv) is iemand premieplichtig indien hij is verzekerd in de zin van de volksverzekeringen. Op grond van artikel 6, lid 1, van de AOW, artikel 13 van de Algemene nabestaandenwet (hierna: de Anw) en artikel 2.1.1 van de Wet langdurige zorg (hierna: de Wlz) is een ingezetene verzekerd voor de volksverzekeringen. Artikel 2 van de AOW, artikel 6 van de Anw en artikel 1.2.1 van de Wlz bepalen vervolgens dat iemand die in Nederland woont een ingezetene in de zin van de volksverzekeringen is.
14. Omdat eiseres in de jaren 2020 en 2021 in Nederland woonde, is zij op basis van de hiervoor opgenomen wetgeving in die jaren in Nederland (in beginsel) verzekerd voor de premies volksverzekeringen en daarom ook premieplichtig.
15. Voor wat betreft de hoogte van de premies geldt het volgende. Op grond van artikel 7 van de Wfsv worden de premies voor de volksverzekeringen geheven over het premie-inkomen. Volgens artikel 8 van de Wfsv wordt onder het premie-inkomen verstaan het belastbare inkomen uit werk en woning, bepaald volgens de regels van hoofdstuk 3 van de Wet IB 2001. Uit hoofdstuk 3 van de Wet IB 2001 volgt dat als iemand in Nederland woont, zijn gehele inkomen (het “wereldinkomen”) in Nederland is onderworpen aan de heffing van inkomstenbelasting. Nu niet ter discussie staat dat de Witwenrente en Alternrente behoren tot het Nederlandse inkomen uit werk en woning van eiseres, worden deze uitkeringen ook tot het premie-inkomen gerekend.
16. Het voorgaande is niet – zoals eiseres stelt – in strijd met de Verordening (EG) nr. 883/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 29 april 2004 betreffende de coördinatie van de sociale zekerheidsstelsels (hierna: de Vo 883/2004). De Vo 883/2004 bevat aanwijsregels op grond waarvan wordt bepaald van welke lidstaat de wetgeving van toepassing is. Artikel 11, lid 1 en lid 3, onder e, van de Vo 883/2004, wijst in dit geval Nederland (de woonstaat) aan als de lidstaat waarvan de wetgeving omtrent de sociale zekerheid exclusief van toepassing is. Zoals hiervoor overwogen, is eiseres volgens de Nederlandse wet in beginsel verzekerd in de zin van de volksverzekeringen.
17. Op die verzekeringsplicht bestaan uitzonderingen. In dit verband is van belang dat eiseres tot 20 december 2020 beschikte over een door de SVB afgegeven verklaring “niet Wlz-verzekerd”. Naar de rechtbank begrijpt, was deze verklaring afgegeven vanwege artikel 24 van de Vo 883/2004 in verbinding met artikel 21, lid 1, van het Besluit uitbreiding en beperking kring verzekerden volksverzekeringen 1999 (hierna: het BUB). Gelet op die verklaring is eiseres tot 20 december 2020 niet verzekerd voor de Wlz. Nadat die verklaring was ingetrokken, dus per 20 december 2020, is eiseres op grond van het hiervoor weergegeven wettelijke kader wel verzekerd voor de Wlz. Niet gesteld is verder dat eiseres in de jaren 2020 en/of 2021 ten aanzien van de verzekeringsplicht voor de AOW en de Anw beschikte over een verklaring als bedoeld in artikel 22 van het BUB. Eiseres is daarom voor die volksverzekeringen in 2020 en 2021 volgens de hoofdregel verzekerd in Nederland. De rechtbank merkt daarbij evenwel op dat eiseres vanaf 20 december 2020 een uitkering op basis van de AOW ontvangt. Vanaf dat moment is zij niet meer premieplichtig voor de AOW (artikel 10 van de Wfsv).
18. Verweerder heeft met de onder 17. benoemde omstandigheden, naar uit de stukken volgt en ter zitting is verklaard, rekening gehouden bij het opleggen van de aanslag IB/PVV 2020, de navorderingsaanslag IB/PVV 2020 en de aanslag IB/PVV 2021, door aanpassing van het gehanteerde totale premiepercentage voor de premies volksverzekeringen. Eiseres heeft verder geen klachten gericht tegen de berekening van het premiepercentage.
19. Het voorgaande leidt ertoe dat eiseres in 2020 en 2021 premies volksverzekeringen was verschuldigd over de ontvangen Witwenrente en Alternrente. De aanslag IB/PVV 2020, de navorderingsaanslag IB/PVV 2020 en de aanslag IB/PVV 2021 zijn voor wat betreft de premies volksverzekeringen naar de juiste bedragen opgelegd.
Inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2021
20. Naar de rechtbank begrijpt, meent eiseres op grond van haar hiervoor in 11. weergegeven standpunt ook dat over de ontvangen Witwenrente en Alternrente geen inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw is verschuldigd. De rechtbank volgt eiseres hierin niet en overweegt daartoe als volgt.
21. Volgens artikel 2 van de Zvw is iemand die op grond van de Wlz en de daarop gebaseerde regelgeving van rechtswege verzekerd is, verzekeringsplichtig voor de Zvw. In artikel 2.1.1, lid 1, onder a, van de Wlz wordt een ingezetene van Nederland als verzekerde aangemerkt. Iemand die in Nederland woont is volgens artikel 1.2.1 van de Wlz een ingezetene. Omdat eiseres in het jaar 2021 in Nederland woonde, is zij dus verzekerd voor de Zvw.
22. Op grond van artikel 41 van de Zvw is eiseres als verzekerde een inkomensafhankelijke bijdrage verschuldigd over het bijdrage-inkomen als bedoeld in artikel 42 Zvw. Tot dit inkomen behoren volgens artikel 43, lid 2, van de Zvw (onder meer) het loon van eiseres en de door haar ontvangen periodieke uitkeringen die belast zijn volgens de regels van de Wet IB 2001. Niet in geschil is dat de uitkeringen uit Duitsland ofwel tot het loon behoren ofwel een belaste periodieke uitkering vormen. De uitkeringen van Witwenrente en Alternrente behoren daarom tot het bijdrage-inkomen voor de Zvw.
23. Zorgverzekeringen zoals de Zvw vallen, net als de volksverzekeringen, onder de materiële werkingssfeer van de Vo 883/2004. Ook voor de zorgverzekering wijst artikel 11, lid 3, onder e, van de Vo 883/2004 Nederland aan als de lidstaat wiens wetgeving op eiseres van toepassing is. De Zvw is daarom op eiseres van toepassing en ook de Witwenrente en Alternrente worden tot het bijdrage-inkomen gerekend.
24. De rechtbank merkt op dat eiseres tot 20 december 2020 beschikte over een door de SVB afgegeven verklaring dat zij niet is verzekerd voor de Wlz. Na het intrekken van deze verklaring is zij dat wel, op grond van de hiervoor weergegeven regelgeving.
25. Het voorgaande betekent dat eiseres over de ontvangen Witwenrente en Alternrente in 2021 een inkomensafhankelijke bijdrage voor de Zvw is verschuldigd. De berekening van de inkomensafhankelijke bijdrage is door eiseres verder niet bestreden. De aanslag inkomensafhankelijke bijdrage Zvw 2021 is daarom naar het juiste bedrag opgelegd.
26. Gelet op het voorgaande dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
27. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.