In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 10 januari 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Intrum Nederland B.V. en de gedaagde partijen, vertegenwoordigd door bewindvoerders van Escare Beschermingsbewind. De eisende partij vorderde betaling van € 12.500,00, vermeerderd met wettelijke rente, op grond van een kredietovereenkomst die was gesloten tussen DSB Bank N.V. en de gedaagde partijen. De eisende partij heeft de vordering van DSB gekocht na het faillissement van DSB en deze vordering is aan haar gecedeerd. De kantonrechter oordeelde dat er geen ambtshalve toetsing van de informatieplichten van de kredietovereenkomst plaatsvond, omdat de overeenkomst was gesloten voordat de relevante bepalingen in het Burgerlijk Wetboek van kracht werden. Tevens werd vastgesteld dat de gedaagde partijen onder de collectieve afwikkeling van massaschade vielen, waardoor zij gebonden waren aan de voorwaarden van de vaststellingsovereenkomst die was goedgekeurd door het gerechtshof Amsterdam. De kantonrechter concludeerde dat de hoofdsom van € 12.500,00 toewijsbaar was, evenals de gevorderde rente, en veroordeelde de gedaagde partijen in de proceskosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad en het meer of anders gevorderde is afgewezen.