ECLI:NL:RBNHO:2024:1622

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 februari 2024
Publicatiedatum
19 februari 2024
Zaaknummer
23-017580
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Schadevergoedingsuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 Sv in het kader van een niet-onherroepelijke beslissing

Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster had op 7 juli 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij een schadevergoeding van € 2.155,- vroeg ten laste van de Staat. Dit bedrag was bedoeld ter vergoeding van de kosten van een raadsman in verband met een eerdere raadkamerprocedure, geregistreerd onder nummer 23-004996. In deze procedure was een handtas van het merk Chanel in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een verdachte.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 7 juli 2023 cassatie heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het klaagschrift door de rechtbank op 20 juni 2023. Hierdoor was de beslissing van de rechtbank nog niet onherroepelijk, wat betekent dat de verzoekster niet in haar verzoek kon worden ontvangen. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat op basis van artikel 530 jo artikel 534 Sv een gewezen verdachte in beginsel recht heeft op vergoeding van de kosten van een raadsman, maar dat dit alleen geldt als de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.

De rechtbank heeft de verzoekster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om schadevergoeding. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een mogelijkheid tot hoger beroep open voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening van de beslissing.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Strafrecht
Zittingsplaats Haarlem
raadkamernummer : 23-017580
datum : 9 februari 2024
beslissing van de enkelvoudige raadkamer op het verzoek op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[verzoekster],
[geboortedatum],
woonplaats kiezend op het kantoor van mr. D.M.P. van Eijsden,
advocaat te 's-Gravenhage, (Eisenhowerlaan 136, 2517 KN 's-Gravenhage),
hierna te noemen: de verzoekster.

1.De beoordeling van het verzoek

1.1.
Het verzoekschrift is ingediend op 7 juli 2023 en strekt tot toekenning aan verzoekster van een vergoeding ten laste van de Staat ten bedrage van € 2.155,- wegens de door deze met betrekking tot de raadkamerprocedure ex artikel 552a Sv, registratienummer 23-004996, gemaakte kosten van een raadsman, alsmede tot vergoeding van de kosten van een raadsman met betrekking tot de indiening van het onderhavige verzoekschrift.
1.2.
Uit het dossier met het registratienummer 23-004996 blijkt uit de kennisgeving van de inbeslagname dat in het strafrechtelijk onderzoek tegen [verdachte] een handtas van het merk Chanel in beslag is genomen. De raadsman van klager heeft op 22 februari 2023 namens klager een klaagschrift ingediend. De rechtbank heeft op 20 juni 2023 het klaagschrift in openbare raadkamer behandeld en het klaagschrift gegrond verklaard.
1.3.
Op de voet van het bepaalde in artikel 530 jo artikel 534 van het Wetboek van Strafvordering kan de gewezen verdachte – indien de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel en zonder dat toepassing is gegeven aan artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht – in beginsel aanspraak maken op vergoeding van de te zijnen laste gekomen kosten van een raadsman. Uit artikel 530 lid 4 Sv en 529 lid 5 Sv volgt dat bovenstaande ook van toepassing is op de behandeling van klaagschriften als bedoeld in de artikelen 552a tot en met 552b Sv.
1.4.
Een verzoek tot toekenning van een vergoeding voor de werkzaamheden voor een beklagprocedure kan, gelet op het van overeenkomstige toepassing verklaarde tweede lid van art. 529 Sv, worden ingediend ‘binnen drie maanden na het eindigen van de zaak’.
Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift. [1]
1.5.
De officier van justitie heeft in deze beslissing op 7 juli 2023 cassatie ingesteld tegen de gegrond verklaring van de rechtbank d.d. 20 juni 2023. De beslissing van de rechtbank is daarom nog niet onherroepelijk.
Verzoekster moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in haar verzoek.

2.Beslissing

De rechtbank verklaart de verzoeker niet-ontvankelijk in haar verzoek.
Deze beslissing is gegeven door
mr. L.J. Saarloos, rechter,
in tegenwoordigheid van P.C. Rozenbroek, griffier,
en in het openbaar uitgesproken op 9 februari 2024
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na de betekening hoger beroep open bij het gerechtshof.

Voetnoten

1.Hoge Raad 3 februari 2009, ECLI:NL:HR:2009:BG2191