Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De beoordeling van het verzoek
Onder het eindigen van de zaak dient in dit verband te worden verstaan het onherroepelijk worden van de beslissing op het op de voet van art. 552a Sv ingediende klaagschrift. [1]
Rechtbank Noord-Holland
Op 9 februari 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op grond van artikel 530 van het Wetboek van Strafvordering (Sv). De verzoekster had op 7 juli 2023 een verzoekschrift ingediend, waarin zij een schadevergoeding van € 2.155,- vroeg ten laste van de Staat. Dit bedrag was bedoeld ter vergoeding van de kosten van een raadsman in verband met een eerdere raadkamerprocedure, geregistreerd onder nummer 23-004996. In deze procedure was een handtas van het merk Chanel in beslag genomen in het kader van een strafrechtelijk onderzoek tegen een verdachte.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de officier van justitie op 7 juli 2023 cassatie heeft ingesteld tegen de gegrondverklaring van het klaagschrift door de rechtbank op 20 juni 2023. Hierdoor was de beslissing van de rechtbank nog niet onherroepelijk, wat betekent dat de verzoekster niet in haar verzoek kon worden ontvangen. De rechtbank heeft in haar beoordeling aangegeven dat op basis van artikel 530 jo artikel 534 Sv een gewezen verdachte in beginsel recht heeft op vergoeding van de kosten van een raadsman, maar dat dit alleen geldt als de strafzaak is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
De rechtbank heeft de verzoekster dan ook niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek om schadevergoeding. Deze beslissing is openbaar uitgesproken en er staat een mogelijkheid tot hoger beroep open voor de gewezen verdachte of zijn erfgenamen binnen een maand na betekening van de beslissing.