ECLI:NL:RBNHO:2024:1688
Rechtbank Noord-Holland
- Bodemzaak
- Rechtspraak.nl
Toepasselijkheid van Verordening 261/2004 bij annulering van vlucht door Britse luchtvaartmaatschappij
In deze bodemzaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 7 februari 2024, hebben de passagiers (eisers) een geschil aanhangig gemaakt tegen British Airways Plc (gedaagde), naar aanleiding van de annulering van een vlucht die gepland stond vanuit Lagos. De zaak betreft de vraag of de Europese Verordening 261/2004 van toepassing is op deze annulering, vooral gezien het feit dat de vlucht na het einde van het Terugtrekkingsakkoord werd geannuleerd door een in het VK gevestigde luchtvaartmaatschappij. De kantonrechter heeft in een tussenvonnis op 12 april 2023 geoordeeld dat de Verordening niet van toepassing is op de vlucht van passagier sub 1, omdat niet voldaan is aan de voorwaarden van de Verordening. De passagiers hebben in hun akte betoogd dat de kantonrechter zich buiten de rechtsstrijd heeft begeven door ambtshalve de toepasselijkheid van de Verordening te toetsen. De kantonrechter heeft echter geoordeeld dat hij niet buiten de rechtsstrijd is getreden en dat de passagiers geen andere argumenten hebben aangedragen die afwijking van de hoofdregel rechtvaardigen. De kantonrechter heeft de vordering van passagier sub 1 afgewezen, terwijl voor passagiers sub 2 en 3 is vastgesteld dat zij een bedrag van € 1.299,18 hebben ontvangen, maar dat er nog een bedrag van € 82,89 openstaat. De kantonrechter heeft de vervoerder veroordeeld tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten draagt. Het vonnis is uitgesproken door mr. S.N. Schipper in aanwezigheid van de griffier.