ECLI:NL:RBNHO:2024:2087

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 maart 2024
Publicatiedatum
29 februari 2024
Zaaknummer
10737552 \ EJ VERZ 23-42
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geldigheid van terugbetalingsregeling voor opleidingskosten in cao voor verkeersvliegers

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 maart 2024 uitspraak gedaan in een gezamenlijk verzoek van de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) en TUI Airlines Nederland B.V. (TUI fly) over de geldigheid van een terugbetalingsregeling voor opleidingskosten in de cao voor verkeersvliegers. De VNV betoogde dat de terugbetalingsregeling nietig was op grond van artikel 7:611a BW, omdat de opleidingen die de vliegers moeten volgen verplicht zijn en dus kosteloos aangeboden moeten worden. TUI fly stelde daarentegen dat de terugbetalingsregeling wel geldig was, omdat de opleidingen niet onder de verplichtingen van artikel 7:611a BW vallen. De kantonrechters oordeelden dat de terugbetalingsregeling voor de TQ-opleiding in Bijlage 13 van de cao niet nietig is, omdat geen sprake is van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7:611a BW. De kantonrechters concludeerden dat TUI fly niet verplicht is om de TQ-opleiding kosteloos aan te bieden en dat de terugbetalingsregeling rechtsgeldig is. De uitspraak heeft belangrijke implicaties voor de arbeidsvoorwaarden van verkeersvliegers en de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen met betrekking tot opleidingskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10737552 \ EJ VERZ 23-42
Uitspraakdatum: 4 maart 2024
Beschikking op een gezamenlijk verzoek ex artikel 96 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) van:
de vereniging met volledige rechtsbevoegdheid
Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers
gevestigd te Badhoevedorp
verzoeker
verder te noemen: VNV
gemachtigde: mr. A. Stege
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TUI Airlines Nederland B.V.
gevestigd te Oude Meer
verweerster
verder te noemen: TUI fly
gemachtigde: mr. R.E.M. Vink-Dijkstra
De zaak in het kort
Artikel 96 Rv procedure, meervoudige behandeling zonder hoger beroep. Studiekostenbeding. In deze zaak vragen partijen gezamenlijk om een uitspraak te doen over de geldigheid van een regeling voor opleidingskosten in een cao. In die cao staat dat de kosten van de opleiding die verkeersvliegers moeten volgen voor een bepaald type vliegtuig, in sommige gevallen moeten worden terugbetaald door de verkeersvlieger. De kantonrechters oordelen dat de terugbetalingsregeling in de cao geldig is en dat de luchtvaartmaatschappij de opleiding niet kosteloos hoeft aan te bieden, omdat het gaat om een opleiding voor het verkrijgen van een (beroeps)kwalificatie waarover een verkeersvlieger al bij aanvang van de werkzaamheden moet beschikken. Verder oordelen de kantonrechters dat uit de nationale regels, de Europese regels en de cao geen verplichting volgt voor de luchtvaartmaatschappij om de opleiding (kosteloos) aan te bieden aan een verkeersvlieger.

1.Het procesverloop

1.1.
Naar aanleiding van een brief van 28 juli 2023 van de VNV heeft de Rechtbank Noord-Holland op verzoek van partijen een meervoudige kamer van kantonrechters samengesteld, waaraan partijen op grond van artikel 96 van het Wetboek van Rechtsvordering (Rv) zonder de mogelijkheid van hoger beroep een verzoek hebben gedaan om rechtsvragen te beantwoorden.
1.2.
Partijen hebben op 30 oktober 2023 een verzoekschrift en verweerschrift ingediend, waarin zij hun standpunten hebben verwoord. Vervolgens hebben zij op 6 december 2023 elk een akte naar aanleiding van het verzoek- en verweerschrift ingediend.
1.3.
Op 22 januari 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd.
1.4.
Daarna is uitspraak bepaald op heden.

2.Feiten

2.1.
TUI fly is een luchtvaartmaatschappij die behoort tot de internationale reisorganisatie TUI Group. TUI fly vliegt met drie verschillende vliegtuigtypes (B787, B767 en B737).
2.2.
De VNV is een werknemersvereniging voor vliegers.
2.3.
Bij TUI fly zijn circa 208 vliegers in dienst. Circa 90% van de vliegers is lid van de VNV. Op de vliegers is de cao vliegers TUI fly Nederland versie februari 2023 (hierna: de Cao) van toepassing, die is gesloten tussen TUI Fly en de VNV.
2.4.
TUI fly kent de volgende drie vlieger-functies: Captain, Seizoenscaptain en First Officer. Bij indiensttreding bij TUI fly begint iedere vlieger in de functie van First Officer. De standaardsituatie voor een vlieger is dat hij tewerkgesteld wordt op één vliegtuigtype, maar er zijn ook vliegers die in het kader van ‘Mixed Fleet Flying’ (hierna: MFF) op twee verschillende vliegtuigtypes werken.
2.5.
Om een vliegtuigtype te mogen besturen, moet een vlieger – naast het vliegbrevet waarover hij voorafgaand aan zijn indiensttreding al beschikt - beschikken over een Type Qualification (hierna: TQ). Als de vlieger bij indiensttreding (nog) niet over de juiste TQ beschikt, volgt hij de TQ-opleiding na indiensttreding bij TUI fly. Ook wanneer de vlieger tijdens het dienstverband op een ander vliegtuigtype gaat werken, moet de vlieger een TQ-opleiding voor dat vliegtuigtype volgen. De overstap naar een ander vliegtuigtype kan plaatsvinden in het kader van (i) een horizontale omscholing (zelfde functie, ander vliegtuigtype) of (ii) een promotie ( hogere functie, ander vliegtuigtype). Zowel bij horizontale omscholing als bij promotie kan sprake zijn van (a) een vrijwillige overstap (naar aanleiding van een bieding/sollicitatie van de vlieger voor een functie op een ander vliegtuigtype) of (b) een onvrijwillige overstap (naar aanleiding van een aanwijzing door TUI fly naar een functie op een ander vliegtuigtype).
2.6.
Als de vlieger bij indiensttreding al over een TQ beschikt voor het vliegtuigtype waarop hij bij TUI fly gaat werken, hoeft hij uitsluitend nog een Operator Conversion Course (hierna: OCC) te volgen. De OCC ziet op de specifieke procedures en voorschriften van de betreffende luchtvaartmaatschappij .
2.7.
De OCC-opleiding en TQ-opleiding (als de vlieger nog niet over de juiste TQ beschikt) worden door TUI fly verzorgd en bekostigd. De opleidingskosten van de TQ-opleiding variëren van € 30.000 tot € 50.000,-, afhankelijk van het vliegtuigtype.
2.8.
In Bijlage 13 van de Cao staat: ‘
Indien een Werknemer in het kader van zijn werkzaamheden als vlieger een (basis)opleiding dient te volgen, worden de kosten hiervoor betaald door Werkgever. De Werknemer dient hiervoor een opleidingsovereenkomst (‘Opleidingsbond’) met de Werkgever aan te gaan’.(…)(Basis)opleidingenA. Operator Conversion Course (OCC)Wanneer een Werknemer bij indiensttreding in het bezit is van een geldige typerating van het type waarop hij tewerkgesteld wordt, volgt Werknemer een OCC opleiding.B. Type Qualification (TQ)Wanneer een Werknemer niet in het bezig is van een geldige typerating van het type waarop hij tewerkgesteld wordt, dan volgt Werknemer een TQ opleiding.(…)D. Basisopleiding in het kader van MFFConform afspraken voor de TQ’
2.9.
In het beleid opleidingsbond is bepaald dat de vlieger bij opzegging van zijn arbeidsovereenkomst of bij beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens verwijtbaar gedrag van de vlieger (een deel van) de opleidingskosten voor de OCC en/of de TQ binnen drie respectievelijk vier jaar na het aangaan, moet terugbetalen (hierna: de terugbetalingsregeling).
2.10.
In bijlage 3 van de
Verordening (EU) nr. 956/2012van de Commissie van 5 oktober 2012 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures voor vluchtuitvoering, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: Verordening 956/2012) staat:
“ORO.GEN.005 Toepassingsgebied:In deze bijlage zijn de eisen vastgelegd die moeten worden nageleefd door luchtvaartexploitanten die commerciële luchtvervoersactiviteiten uitvoeren.
ORO.GEN.110 Verantwoordelijkheden van de exploitant(…)d) De exploitant zorgt ervoor dat zijn luchtvaartuigen en bemanningen naar behoren zijn uitgerust respectievelijk de juiste kwalificaties hebben voor de soort vluchtuitvoering en het gebied waarin deze plaatsvindt.(…)
ORO.AOC.135 Personeelseisena) In overeenstemming met ORO.GEN.2010 b) benoemt de exploitant personen die verantwoordelijk zijn voor het beheer van en het toezicht op de volgende gebieden:1) vluchtuitvoeringen2) opleiding van de bemanning
ORO.FC.120 Conversieopleiding van de exploitanta) In het geval van vluchten met vleugelvliegtuigen of helikopters dient het cockpitbemanningslid de conversieopleiding van de exploitant te hebben gevolgd alvorens zonder toezicht lijnvluchten uit te voeren:
1) bij de overstap naar een luchtvaartuig waarvoor een nieuwe type/klassebevoegdverklaring vereist is;2) bij indiensttreding bij een exploitant
b) De conversieopleiding van de exploitant dient opleiding te omvatten betreffende de in het luchtvaartuig geïnstalleerde apparatuur, (…)’
2.11.
In bijlage 1 (subdeel H) van de
Verordening (EU) nr. 1178/2011van de Commissie van 3 november 2011 tot vaststelling van technische eisen en administratieve procedures met betrekking tot de bemanning van burgerluchtvaartuigen, overeenkomstig Verordening (EG) nr. 216/2008 van het Europees Parlement en de Raad (hierna: Verordening 1178/2011) staat over de TQ-opleiding het volgende:
a.
Behalve in het geval van de (…) mogen houders van een bewijs van bevoegdheid niet optreden als bestuurder van een luchtvaartuig, tenzij de houder in het bezit is van een geldige en passende klasse- of typebevoegdheidverklaring, (…)
FCL.725 Eisen voor de afgifte van klasse- en typebevoegdverklaringen
a.
Opleidingscursus. Een kandidaat voor een klasse- of typebevoegdheidverklaring moet een opleidingscursus volgen aan een ATO. (…)’
2.12.
In artikel 1.3 van de
Wet Luchtvaartstaat:
Een luchtvaartmaatschappij is verplicht er voor zorg te dragen, dat:(…)b. het boordpersoneel [1] van de door haar geëxploiteerde luchtvaartuigen over voldoende kennis, bedrevenheid en ervaring beschikt;(…)

3.Het gezamenlijk verzoek

3.1.
Partijen hebben de kantonrechters op de voet van artikel 96 Rv de vraag voorgelegd of de cao-afspraken zoals opgenomen in Bijlage 13 van de Cao en het Beleid Opleidingsbond over de terugbetaling van opleidingskosten rechtsgeldig zijn, gelet op het bepaalde in artikel 7:611a van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) in de volgende opleidingssituaties:
De OCC die bij indiensttreding gevolgd moet worden als de vlieger al een geldige TQ heeft voor het vliegtuigtype waarop hij tewerkgesteld wordt;
De TQ die de vlieger bij indiensttreding moet volgen als hij nog niet in het bezit is van een geldige TQ voor het vliegtuigtype waarop hij tewerkgesteld wordt;
De TQ die de vlieger moet behalen in het kader van onvrijwillige (door TUI fly opgelegde) horizontale omscholing;
De TQ die de vlieger moet behalen in het kader van een vrijwillige (door bieding/sollicitatie) horizontale omscholing;
De TQ die de vlieger moet behalen als hij vrijwillig (door bieding/sollicitatie) als first officer promoveert naar de functie van gezagvoerder op een ander vliegtuigtype;
De basisopleiding in het kader van de Mixed Fleet Flying, waarbij volgens Bijlage 13 van de cao dezelfde afspraken gelden als voor de TQ;
v)a De TQ die de vlieger moet behalen als hij onvrijwillig (door aanwijzing) als first officer promoveert naar de functie van gezagvoerder op een ander vliegtuigtype.

4.De standpunten van partijen

Het standpunt van de VNV
4.1.
De VNV stelt zich op het standpunt dat de terugbetalingsregeling in alle hiervoor onder 3.1 genoemde situaties nietig is op grond van artikel 7:611a lid 4 BW, omdat:
het zowel bij de TQ- als de OCC-opleiding gaat om opleidingen die TUI fly op grond van Unierecht (Verordening 965/2012), nationaal recht (Wet luchtvaart en artikel 7:611a lid 1 BW) en Cao (Bijlage 13) verplicht moet aanbieden en die door de vlieger verplicht moeten worden gevolgd;
zonder die opleidingen de werkzaamheden niet kunnen worden uitgevoerd, zodat sprake is van een opleiding als bedoeld in artikel 7:611a lid 1 BW;
de uitzonderingen met betrekking tot de beroepskwalificatie en de startkwalificatie niet van toepassing zijn, omdat de TQ en OCC niet kwalificeren als beroepskwalificatie, diploma of certificaat waarover de vlieger al bij aanvang van het dienstverband moet beschikken.
Het standpunt van TUI fly
4.2.
TUI fly is het met de VNV eens dat de OCC-opleiding én de TQ-opleiding die bij een
onvrijwilligeoverstap tijdens dienstverband moet worden gevolgd, kosteloos moeten worden verstrekt.
4.3.
Volgens TUI fly is een terugbetalingsregeling wél geldig in de onder ii), iv), v) en vi) genoemde situaties, omdat:
  • i) er in het Unierecht, noch nationaal recht, noch de cao een opleidingsplicht voor TUI fly is opgenomen;
  • ii) de opleidingen niet onder artikel 7:611a lid 1 BW vallen, omdat het gaat om een diploma of certificaat dat vereist is voor de eerste aanvang van de werkzaamheden (startkwalificatie) en een beroepskwalificatie zoals bedoeld in de Beroepskwalificatierichtlijn en het bij vrijwillige omscholing/promotie niet gaat om scholing die verplicht is om de eigen functie te mogen (blijven) vervullen;
4.4
TUI fly heeft aangegeven dat zij een groot belang heeft bij de terugbetalingsregeling. Als zij daar geen beroep meer op kan doen, moet zij haar vliegers kosteloos de TQ-opleiding aanbieden, waarna de vliegers al voordat TUI fly haar opleidingsinvestering heeft terugverdiend, naar een andere luchtvaartmaatschappij kunnen overstappen. In dat geval profiteert die andere maatschappij van de door TUI fly opgeleide vlieger, terwijl TUI fly opnieuw moet investeren in de opleiding van nieuwe vliegers.

5.De beoordeling

Het geschil en de vragen van partijen
5.1.
Partijen zijn het erover eens dat in de situaties zoals genoemd onder i), iii) en v)a geen geldige terugbetalingsregeling (OCC en TQ bij onvrijwillige overstap) kan worden overeengekomen. Ter zitting hebben partijen dan ook afgesproken dat de kantonrechters over deze situaties geen oordeel geven.
5.2.
Het geschil tussen partijen spitst zich dus nog toe op de vraag of voor de TQ- opleiding in de situaties zoals ii), iv), v) en vi) wél een geldige terugbetalingsregeling kan worden overeengekomen.
Het juridisch kader
5.3.
Het juridisch kader terzake van (terugbetaling van) opleidingskosten is vastgelegd in artikel 7:611a BW. Artikel 7:611a lid 2 en 4 BW zijn met ingang van 1 augustus 2022 ingevoerd vanwege de implementatie van Richtlijn (EU) 2019/1152 van het Europees Parlement en de Raad van 20 juni 2019 betreffende de transparante en voorspelbare arbeidsvoorwaarden in de Europese Unie, (PbEU 2019, L 186) (hierna: de Richtlijn).
5.4.
Uit artikel 13 van de Richtlijn volgt dat het uitgangspunt is dat als werkgevers op grond van het Unierecht, het nationale recht of een collectieve overeenkomst verplicht zijn om aan hun werknemers een opleiding te verstrekken voor het uitvoeren van het werk waarvoor zij in dienst zijn, deze opleiding kosteloos moet worden aangeboden aan de werknemers.
5.5.
Volgens overweging 37 van de Richtlijn heeft deze verplichting geen betrekking op beroepsopleidingen of opleidingen die werknemers verplicht moeten volgen voor het verkrijgen, behouden of vernieuwen van een beroepskwalificatie, zolang de werkgever niet verplicht is deze aan te bieden aan de werknemer op grond van het Unierecht of het nationale recht of een collectieve overeenkomst.
5.6.
Artikel 13 van de Richtlijn is in Nederland geïmplementeerd in artikel 7:611a lid 2 BW. Uit de wetgeschiedenis blijkt dat ervan is uitgegaan dat een opleiding niet kosteloos hoeft te worden aangeboden als het gaat om scholing die nodig is voor het verkrijgen van een certificaat of diploma waarover de werknemers bij de eerste aanvang van de werkzaamheden al dienden te beschikken. Daarbij is mede verwezen naar overweging 37 van de Richtlijn en opgemerkt dat deze scholing niet hetzelfde is als een bij wet door de werkgever verplicht te verstrekken opleiding (Kamerstukken II 2021/22, 35 962, nr. 3, p. 10 en Kamerstukken I 2021/22, 35 962, nr. C, p. 4 en 5).
5.7.
In Nederland geldt op grond van het nationale recht een scholingsplicht. Artikel 7:611a lid 1 BW bepaalt in dat kader dat de werkgever de werknemer in staat moet stellen om de scholing te volgen die noodzakelijk is voor de uitoefening van zijn functie. Gelet op het bepaalde in artikel 7:611a lid 2 BW, betekent dit dat alle scholing die valt onder de reikwijdte van artikel 7:611a lid 1 BW kosteloos door de werkgever aan de werknemer moet worden aangeboden. Dat betreft dus ook de scholing die noodzakelijk is voor de uitoefening van de functie (Kamerstukken I 2021/22, 35962, C, nr. p. 4). Een beding dat de werkgever in staat stelt de kosten van die scholing op de werknemer te verhalen, is nietig op grond van artikel 7:611a lid 4 BW.
De terugbetalingsregeling is niet nietig
5.8.
De kantonrechters zijn van oordeel dat de terugbetalingsregeling voor de TQ-opleiding in Bijlage 13 van de CAO niet nietig is, omdat geen sprake is van een opleiding zoals bedoeld in artikel 7:611a leden 1 en 2 BW. Dat wordt als volgt toegelicht.
5.9.
Anders dan de VNV heeft betoogd, lezen de kantonrechters in het door partijen aangehaalde
Unierechtgéén verplichting voor TUI fly om de TQ-opleiding aan haar vliegers aan te bieden. Voor de OCC-opleiding is in bijlage 3 van de Verordening (EU) nr. 956/2012 expliciet bepaald dat de vlieger de conversieopleiding van de desbetreffende exploitant (in dit geval TUI fly) moet hebben gevolgd en dat de verplichting om daarvoor zorg te dragen rust op die exploitant. Een dergelijke verplichting ontbreekt echter voor de TQ-opleiding. TUI fly heeft terecht opgemerkt dat de verplichting op grond van Verordening Nr. 1178/2011 om een TQ-opleiding te volgen, zich tot de vlieger en niet tot TUI fly richt. In bijlage 1 (subdeel H), onderdeel FCL.725 van Verordening Nr. 1178/2011 staat slechts opgenomen dat de
vliegerverplicht is een TQ-opleiding te volgen. Er is geen bepaling in het Unierecht waaruit volgt dat de operator/exploitant (TUI fly) verplicht is een TQ-opleiding aan de vlieger te verstrekken. Dat strookt ook met het feit dat een vlieger de TQ-opleiding – anders dan bij de OCC-opleiding het geval is - óók elders (bij een andere luchtvaartmaatschappij of bij een particulier opleidingsinstituut) kan volgen, zoals ter zitting door de VNV is bevestigd.
5.10.
De verwijzing van de VNV naar de bepalingen ORO.GEN.110 en ORO.AOC.135 van bijlage 3 van de Verordening 956/2012 leidt niet tot een andere conclusie. Daarin staat weliswaar dat TUI fly ervoor moet zorgen dat haar bemanning over de juiste kwalificaties beschikt en dat TUI fly een functionaris moet benoemen die belast is met het beheer van en toezicht op de opleiding van de bemanning, maar daaruit vloeit niet voort dat TUI fly ook verplicht is de TQ-opleiding aan te bieden. Het doel van deze bepalingen is te voorkomen dat een luchtvaartmaatschappij ongekwalificeerde vliegers te werk stelt en niet om de luchtvaartmaatschappij te verplichten de vlieger hiertoe op te leiden. Dat volgt uit het feit dat ORO.GEN.110 valt onder het deel van Verordening 956/2012 dat ziet op de "Eisen voor organisaties betreffende vluchtuitvoeringen” en uit het feit dat ORO.AOC.135 valt onder het deel van die verordening dat ziet op de eisen die worden gesteld aan het verstrekken van een Air Operator Certificate aan een exploitant die commerciële luchtvervoersactiviteiten wil uitvoeren. Deze eisen hebben betrekking op de verplichtingen die worden gesteld aan de organisatie van exploitanten om een luchtvaartonderneming te mogen drijven, maar leggen geen verplichting op aan een exploitant om de opleidingen voor de bemanning aan te bieden.
5.11.
Ook op grond van
nationaal rechtgeldt voor TUI fly geen verplichting om de TQ-opleiding aan de vliegers te verstrekken. Die plicht kan niet worden aangenomen op grond van artikel 7:611a lid 1 BW. Hoewel (partijen het erover eens zijn dat) de opleiding noodzakelijk is voor de uitvoering van de functie, is hier de uitzonderingssituatie van toepassing, omdat het gaat om een opleiding waarover de vlieger bij eerste aanvang van de werkzaamheden moet beschikken, een beroepskwalificatie. Dat volgt ook uit de hiervoor genoemde wetgeschiedenis. Tussen partijen is immers niet in geschil dat de vlieger zijn functie pas kan en mag uitoefenen nadat de TQ-opleiding is afgerond. Het argument van de VNV dat het dienstverband al wordt aangegaan voordat de TQ-opleiding is afgerond gaat niet op, omdat het bij de geformuleerde uitzondering niet gaat om de aanvang van de arbeidsovereenkomst, maar om de aanvang van de werkzaamheden.
5.12.
Voor wat betreft het bepaalde in artikel 1.3 van de Wet luchtvaart wordt verwezen naar wat hiervoor is overwogen over Verordening 956/2012. Ook hier heeft de bepaling tot doel te voorkomen dat een luchtvaartmaatschappij ongekwalificeerde vliegers inzet, en niet om de luchtvaartmaatschappij te verplichten ongekwalificeerde vliegers (zelf) op te leiden.
5.13.
Tot slot wordt, anders dan de VNV heeft betoogd, geoordeeld dat ook in Bijlage 13 van de
Caogeen verplichting voor TUI fly worden gelezen om de TQ-opleiding aan de vliegers aan te bieden. Dit wordt als volgt toegelicht.
5.14.
Voor de uitleg van een cao-bepaling zijn in beginsel de bewoordingen daarvan, gelezen in het licht van de gehele tekst, van doorslaggevende betekenis, waarbij het niet aankomt op de bedoelingen van partijen, voor zover deze niet uit de bepalingen kenbaar zijn, maar op de betekenis die naar objectieve maatstaven volgt uit de bewoordingen waarin de tekst (en de eventuele toelichting daarop) zijn gesteld. Bij deze uitleg kan onder meer acht worden geslagen op de elders in de tekst gebruikte formuleringen en op de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe de onderscheiden, op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden.
5.15.
In de tekst van Bijlage 13 van de Cao staat dat de vliegers verplicht zijn de TQ-opleiding te volgen. Uit die tekst volgt niet een verplichting voor TUI fly om de TQ-opleiding aan de vliegers te verstrekken. Verder volgt uit Bijlage 13 van de Cao weliswaar dat TUI fly de kosten voor de TQ-opleiding betaalt, maar daaraan is tegelijkertijd een terugbetalingsverplichting voor de vliegers verbonden voor bepaalde gevallen waarin de arbeidsovereenkomst eindigt. Er volgt uit Bijlage 13 van de Cao dus geen verplichting voor TUI fly voor het aanbieden of kosteloos verstrekken van een TQ-opleiding. Het is ook niet aannemelijk dat in Bijlage 13 van de Cao een dergelijke verplichting is beoogd, omdat daarin nu juist een terugbetalingsregeling is opgenomen en de VNV betoogt dat de Cao op dit punt nietig is.
De conclusie
5.16.
De kantonrechters zijn dus van oordeel dat de terugbetalingsregeling voor de TQ-opleiding in Bijlage 13 van de CAO niet nietig is, waar het gaat om de TQ-opleiding die de vlieger bij indiensttreding moet volgen als hij nog niet in het bezig is van een geldige TQ voor het vliegtuigtype waarop hij tewerkgesteld wordt (situatie ii).
5.17.
Voor de TQ-opleiding die gevolgd moet worden bij een vrijwillige overstap tijdens dienstverband (situatie iv), v) en vi)) geldt hetzelfde. Immers, ook in die situaties moet de vlieger al voor aanvang van de (bij die nieuwe functie behorende) werkzaamheden over de juiste TQ beschikken, en is in Unierecht, nationaal recht en de Cao geen plicht voor TUI fly opgenomen om de opleiding te verstrekken.
De proceskosten
5.18.
Overeenkomstig het verzoek en de tussen partijen gemaakte afspraken zullen de kosten van de procedure gecompenseerd worden in die zin dat partijen ieder de eigen kosten dragen.
De vorm van de beslissing
5.19.
De kantonrechters zullen de antwoorden op de vragen van partijen geven in de vorm van een beschikking en de beslissing formuleren als een verklaring voor recht als bedoeld in artikel 3:302 BW. Er is geen grond om de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, zoals partijen hebben verzocht, omdat zij hoger beroep tegen de uitspraak hebben uitgesloten en omdat de beslissing zich daarvoor ook niet leent.
5.20.
De kantonrechters overwegen nog dat geen beslissing zal worden gegeven over het verzoek van de VNV om te bepalen dat vliegers bij uitdiensttreding geen opleidingskosten hoeven terug te betalen aan TUI fly. Een dergelijke beslissing valt buiten het kader van de algemene rechtsvragen die partijen hebben voorgelegd en op voorhand kan ook niet nu al worden beoordeeld of een individuele vlieger bij uitdiensttreding op enig moment nog opleidingskosten moet terugbetalen aan TUI fly. Daarbij kunnen immers ook andere feiten en omstandigheden een rol spelen dan die bij deze beslissing aan de orde zijn.

6.De beslissing

De kantonrechters:
6.1.
verklaren voor recht dat de TQ- opleidingen door TUI fly niet kosteloos hoeven te worden aangeboden, dat daarvoor een terugbetalingsregeling mag worden overeengekomen, zoals opgenomen in Bijlage 13 van de Cao, en dat Bijlage 13 van de Cao met ingang van 1 augustus 2022 rechtsgeldig is, ten aanzien van de volgende situaties/opleidingen:
ii) de TQ die de vlieger bij indiensttreding moet volgen als hij nog niet in het bezig is van een geldige TQ voor het vliegtuigtype waarop hij tewerkgesteld wordt;
iv) de TQ die de vlieger moet behalen in het kader van een vrijwillige (door bieding/sollicitatie) horizontale omscholing;
v) de TQ die de vlieger moet behalen als hij vrijwillig (door bieding/sollicitatie) als first officer promoveert naar de functie van gezagvoerder op een ander vliegtuigtype;
vi) de basisopleiding in het kader van de Mixed Fleet Flying, waarbij volgens Bijlage 13 van de cao dezelfde afspraken gelden als voor de TQ.
6.2.
bepaalt dat iedere partij de eigen proceskosten draagt.
Deze beschikking is gewezen door mrs. W. Aardenburg, P.J. Jansen en M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier. Mr. P.J. Jansen is buiten staat deze beslissing te ondertekenen.
De griffier De kantonrechters

Voetnoten

1.In artikel 1.1 lid 1 Wet luchtvaart is bepaald dat onder boordpersoneel onder andere het cockpitpersoneel (vliegers) wordt verstaan.