ECLI:NL:RBNHO:2024:2169

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
1 maart 2024
Zaaknummer
10663386 \ CV EXPL 23-3685
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van informatieplichten in verzekeringsovereenkomst en beoordeling van algemene voorwaarden

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Goudse Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 123,15, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, in het kader van een verzekeringsovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten getoetst die voortvloeien uit de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht. De eisende partij heeft echter niet toegelicht hoe de overeenkomst tot stand is gekomen en op welke wijze zij heeft voldaan aan de informatieplichten. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om deze toelichting alsnog te geven.

Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst beoordeeld, met speciale aandacht voor een premiewijzigingsbeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat dit beding vermoedelijk oneerlijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De eisende partij moet nu verduidelijken of en hoe de premie gedurende de looptijd van de overeenkomst is gewijzigd en de gevolgen daarvan voor de vordering. De kantonrechter heeft de eisende partij opgedragen om bij akte op de rol de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot deze toelichting is gegeven.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10663386 \ CV EXPL 23-3685
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Goudse Schadeverzekeringen N.V.
gevestigd te Gouda
de eisende partij
gemachtigde: GGN Mastering Credit B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende in de [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 123,15 te vermeerderen met de wettelijke rente over € 73,65. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
Tussen partijen is een verzekeringsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst geldt als een financieel product zoals bedoeld in artikel 6:230g lid 1 onder o Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). In artikel 6:230h lid 2 onder b BW is bepaald dat daarop niet alle informatieplichten uit die afdeling van toepassing zijn. Als een financiële overeenkomst online, telefonisch of buiten de verkoopruimte is gesloten dan zijn daarop de informatieplichten van toepassing zoals bedoeld in paragrafen 1 en 6 van Afdeling 2b, Titel 5 van Boek 6 BW, artikel 4:20 van de Wet op het financieel toezicht (Wft) en de paragrafen 8.1.1, 8.1.4, 8.1.6 en 8.1.7 van het Besluit Gedragstoezicht financiële ondernemingen. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.3.
De eisende partij heeft niet toegelicht op welke wijze de overeenkomst tot stand is gekomen en zal in de gelegenheid worden gesteld om dat alsnog te doen. Als sprake is van een overeenkomst die online, telefonisch of buiten de verkoopruimte is gesloten moet de eisende partij ook toelichten op welke wijze zij heeft voldaan aan voornoemde voorschriften.
2.4.
De eisende partij moet in de zaken waarin gedaagde een consument is, de toelichting geven zoals hiervoor overwogen. Indien die toelichting niet of onvoldoende is gegeven, kan dat in het vervolg leiden tot afwijzing van de vordering wegens het niet voldoen aan de stelplicht.
Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden:
Algemene Voorwaarden Privé Pakket Online Versie 2.0
2.5.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter ook ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.6.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.7.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.8.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Premiewijzigingsbeding
2.9.
In artikel 2.4 van de algemene voorwaarden staat een premiewijzigingsbeding. Daarin staat: “
2.4.1 Wijziging van premie en voorwaarden
Wij kunnen de premie en de voorwaarden van uw pakket en van de verzekeringen in uw pakket groepsgewijs wijzigen. Dit houdt in dat wij voor een groep klanten met eenzelfde pakket of verzekering dezelfde wijzigingen doorvoeren. Een wijziging kan voor u nadelig of voordelig zijn. Wij bepalen op welke datum de wijziging ingaat.
2.4.2
Voor u nadelige wijzigingen
Soms moeten wij besluiten om een voor u nadelige wijziging door te voeren. Wij delen u mee waaruit de wijziging bestaat en wat de gevolgen hiervan zijn. U heeft na onze mededeling één maand de tijd om aan te geven dat u niet akkoord gaat met de wijziging. (…)
2.10.
De kantonrechter stelt vast dat dit beding kwalificeert als eenzijdig prijswijzigingsbeding. Dergelijke bedingen vallen onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [1] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
2.11.
Aan de hiervoor genoemde vereisten voldoen artikel 2.4.1 en 2.4.2 van de algemene voorwaarden niet, omdat daarin geen gronden worden genoemd voor de prijswijziging. Er kan daarom niet worden getoetst of er een geldige reden bestaat voor een doorgevoerde prijswijziging. Daarbij komt dat het beding niet duidelijk maakt wanneer een wijziging ingaat. Dit maakt het een onduidelijk beding. Gelet hierop worden deze bedingen vermoed oneerlijk te zijn.
2.12.
De overeenkomst is gesloten op 7 juli 2021 en daarin is de premie voor de verzekering bepaald op € 14,52 per maand. De eisende partij vordert nu betaling van de premie over november 2021 tot en met maart 2023 waarbij een premie in rekening is gebracht van € 14,73. Daaruit maakt de kantonrechter op dat de eisende partij gebruik heeft gemaakt van het premiewijzigingsbeding. De eisende partij dient de kantonrechter daarover nader te informeren en dat inzichtelijk te maken onder overlegging van de door haar gehanteerde premies. Als de eisende partij de premie gedurende de looptijd van de overeenkomst inderdaad heeft gewijzigd, dient de eisende partij zich uit te laten over het vermoeden van de kantonrechter dat dit beding oneerlijk is en de gevolgen daarvan voor (de hoogte van) de vordering. In geval van vernietiging van dit beding is immers alleen de oorspronkelijk overeengekomen prijs verschuldigd.
Conclusie
2.13.
De eisende partij wordt opgedragen een nadere, onderbouwde toelichting te geven ten aanzien van rechtsoverwegingen 2.3., 2.11 en 2.12. Indien de eisende partij daaraan niet of niet volledig voldoet, zal de kantonrechter daaraan op grond van de artikelen 22 en 139 Rv de gevolgen verbinden die zij geraden acht.
2.14.
Iedere verdere beslissing wordt in dit stadium van het geding aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
beveelt de eisende partij om bij akte op de rol van
3 april 2024de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten door de inlichtingen te verstrekken zoals hiervoor is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.