In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 een verstekvonnis gewezen in een civiele procedure tussen de naamloze vennootschap Goudse Schadeverzekeringen N.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 123,15, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten, in het kader van een verzekeringsovereenkomst. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten getoetst die voortvloeien uit de relevante wet- en regelgeving, waaronder het Burgerlijk Wetboek en de Wet op het financieel toezicht. De eisende partij heeft echter niet toegelicht hoe de overeenkomst tot stand is gekomen en op welke wijze zij heeft voldaan aan de informatieplichten. De kantonrechter heeft de eisende partij de gelegenheid gegeven om deze toelichting alsnog te geven.
Daarnaast heeft de kantonrechter ambtshalve de algemene voorwaarden van de verzekeringsovereenkomst beoordeeld, met speciale aandacht voor een premiewijzigingsbeding. De kantonrechter heeft vastgesteld dat dit beding vermoedelijk oneerlijk is, omdat het niet voldoet aan de vereisten van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De eisende partij moet nu verduidelijken of en hoe de premie gedurende de looptijd van de overeenkomst is gewijzigd en de gevolgen daarvan voor de vordering. De kantonrechter heeft de eisende partij opgedragen om bij akte op de rol de stellingen in de dagvaarding nader toe te lichten, en heeft iedere verdere beslissing aangehouden tot deze toelichting is gegeven.