In deze huurzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken. De eisende partij, Stichting Ymere, heeft de gedaagde partij, de erfgenaam van wijlen de heer [erflater], gedagvaard. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 3.084,65, vermeerderd met wettelijke rente, en vergoeding van proceskosten en nakosten. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst die is geëindigd met het overlijden van de erflater op 17 december 2021. De gedaagde partij heeft het gehuurde pas op 5 september 2022 opgeleverd en heeft niet alle huurpenningen voldaan.
De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst getoetst aan de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, met uitzondering van enkele bepalingen die niet in de vordering zijn opgenomen. De kantonrechter heeft de vordering voor het overige toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd bevonden. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van € 2.817,78, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 129,85 voor dagvaardingskosten, € 496,00 voor griffierecht en € 238,00 voor salaris van de gemachtigde. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.