ECLI:NL:RBNHO:2024:2264

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
14 februari 2024
Publicatiedatum
5 maart 2024
Zaaknummer
10861889 \ CV EXPL 24-215
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huurzaak met ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden en verstekvonnis

In deze huurzaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 14 februari 2024 een verstekvonnis uitgesproken. De eisende partij, Stichting Ymere, heeft de gedaagde partij, de erfgenaam van wijlen de heer [erflater], gedagvaard. De gedaagde partij is niet verschenen, waardoor verstek is verleend. De eisende partij vordert betaling van € 3.084,65, vermeerderd met wettelijke rente, en vergoeding van proceskosten en nakosten. De vordering is gebaseerd op een huurovereenkomst die is geëindigd met het overlijden van de erflater op 17 december 2021. De gedaagde partij heeft het gehuurde pas op 5 september 2022 opgeleverd en heeft niet alle huurpenningen voldaan.

De kantonrechter heeft ambtshalve de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst getoetst aan de richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De rechter heeft vastgesteld dat de algemene voorwaarden niet oneerlijk zijn, met uitzondering van enkele bepalingen die niet in de vordering zijn opgenomen. De kantonrechter heeft de vordering voor het overige toegewezen, omdat deze niet onrechtmatig of ongegrond werd bevonden. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van € 2.817,78, vermeerderd met wettelijke rente, en tot betaling van de proceskosten, die zijn begroot op € 129,85 voor dagvaardingskosten, € 496,00 voor griffierecht en € 238,00 voor salaris van de gemachtigde. Daarnaast is de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10861889 \ CV EXPL 24-215
Uitspraakdatum: 14 februari 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Ymere
gevestigd te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: mr. J.J.L. Boudewijn en mr. R.G. Matti
tegen
[gedaagde],in zijn hoedanigheid van erfgenaam van
[erflater]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 3.084,65, te vermeerderen met de wettelijke rente. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en in de nakosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat tussen de (rechtsvoorgangster van) de eisende partij en wijlen de heer [erflater] (hierna: [erflater]) een huurovereenkomst heeft bestaan. De huurovereenkomst is per 17 december 2021 geëindigd met het overlijden van [erflater]. De gedaagde partij is erfgenaam en heeft de nalatenschap niet verworpen. De gedaagde partij heeft het gehuurde pas opgeleverd op 5 september 2022. Als gevolg hiervan is de gedaagde partij tot en met die datum huur verschuldigd. Hij heeft echter niet alle huurpenningen betaald.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden:De Algemene huurvoorwaarden woningen per 1 februari 2004
3.1.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.2.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.3.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.4.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigingsbeding
3.5.
Voor het verhogen van de huur is artikel 5.2 van de algemene voorwaarden van belang. Dit artikel luidt als volgt:

De huurprijs van de woonruimte kan jaarlijks worden gewijzigd overeenkomstig de geldende wettelijke regels.
3.6.
Omdat het beding verwijst naar de wettelijke regels omtrent het wijzigen van de huurprijs, is de kantonrechter van oordeel dat voornoemd artikel niet als oneerlijk kan worden beschouwd.
Buitengerechtelijke incassokosten en proceskosten
3.7.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. Deze komen echter niet voor toewijzing in aanmerking omdat de veertiendagenbrief van 14 juni 2022 alleen is gestuurd aan [erflater]. Een veertiendagenbrief zoals bedoeld in artikel 6:96 lid 6 BW aan de gedaagde partij ontbreekt. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarden voor toewijzing van de buitengerechtelijke incassokosten.
3.8.
In artikel 20.1 van de algemene voorwaarden is een beding opgenomen over (onder meer) de proceskosten.
Artikel 20 luidt als volgt:

1. Indien de huurder in gebreke blijft in de nakoming van enige verplichting welke ingevolge van wet- of regelgeving en/of de huurovereenkomst op hem rust en daarvoor door de verhuurder gerechtelijke en/of buitengerechtelijke maatregelen moeten worden genomen, zijn alle daaruit voortvloeiende kosten voor rekening van de huurder.
3.9.
Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van artikel 237 in samenhang met artikel 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Huurachterstand, rente
3.10.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.11.
De gedaagde partij wordt grotendeels in het ongelijk gesteld en zal daarom worden veroordeeld tot betaling van de proceskosten. Daarbij wordt de gedaagde partij ook veroordeeld tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 2.817,78, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 18 december 2023 tot de datum van de gehele betaling;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 129,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 496,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van € 119,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de eisende partij worden gemaakt;
4.4.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).