ECLI:NL:RBNHO:2024:281

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 januari 2024
Publicatiedatum
12 januari 2024
Zaaknummer
10717526 \ CV EXPL 23-6284
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verstekvonnis inzake abonnementsovereenkomst en informatieplichten in consumentenrecht

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 17 januari 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen NS Reizigers B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde betaling van € 307,89 aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, alsook de proceskosten. De vordering was gebaseerd op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het NS Flex abonnement. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de eisende partij niet voldoende heeft aangetoond dat zij voldaan heeft aan de informatieplichten die voortvloeien uit de artikelen 6:230m en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek. Dit betreft met name de informatie over het herroepingsrecht en de wijze van betaling. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de schending van deze informatieplichten leidt tot een verlenging van de herroepingstermijn en heeft een sanctie toegepast door 25% van de verschuldigde abonnementsgelden te vernietigen. Daarnaast is vastgesteld dat er ook sprake is van een reisovereenkomst, waarvoor de eisende partij wel aan de informatieplichten heeft voldaan. De kantonrechter heeft de gedaagde partij veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 240,76, vermeerderd met wettelijke rente, en in de proceskosten. De uitspraak is gedaan door mr. M.M. Kruithof en is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10717526 \ CV EXPL 23-6284
Uitspraakdatum: 17 januari 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NS Reizigers B.V.
gevestigd te Utrecht
de eisende partij
gemachtigde: Landelijke Associatie Van Gerechtsdeurwaarders B.V.
tegen
[gedaagde]
wonende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 307,89, aan hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over de hoofdsom van € 267,73. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten.
2.2.
De vordering ziet op abonnementsgelden en reiskosten in het kader van het “Basisproduct van NS Flex” en het “NS Flex Dal Vrij” abonnement van NS. Volgens de eisende partij heeft de gedaagde partij de aan haar verzonden facturen, ondanks diverse aanmaningen, onbetaald gelaten.
De abonnementsovereenkomst
2.3.
Vast staat dat onder meer sprake is van een abonnementsovereenkomst. Omdat deze overeenkomst op afstand is gesloten moet bij het aangaan zijn voldaan aan de informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW). De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd.
2.4.
De eisende partij vindt dat zij voor wat betreft de abonnementsovereenkomst heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafdrukken van het bestelproces voorzien van een toelichting overgelegd.
2.5.
De kantonrechter vindt dat niet voldoende. Uit deze toelichting en stukken blijkt namelijk niet (voldoende) dat de eisende partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft voldaan aan de (essentiële) informatieplicht als bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder h BW. De eisende partij heeft onvoldoende gesteld en onderbouwd dat zij de gedaagde partij voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst heeft gewezen op het herroepingsrecht.
2.6.
Voor wat betreft de contractuele informatieplicht van artikel 6:230v lid 7 onder a BW heeft de eisende partij niet (voldoende) gesteld en onderbouwd dat deze is nagekomen. De bestelbevestiging bevat namelijk geen informatie over de wijze van betaling zoals bedoeld in artikel 6:230m lid 1 onder g BW. De eisende partij stelt weliswaar dat de gedaagde partij een machtiging heeft gegeven aan de eisende partij om de abonnementsgelden, reiskosten en gebruikskosten automatisch af te schrijven, maar dat blijkt niet uit de bestelbevestiging.
2.7.
De kantonrechter zal voor deze schendingen een sanctie toepassen.
Welke sancties horen hierbij?
2.8.
De schending van het herroepingsrecht heeft tot gevolg dat de herroepingstermijn van veertien dagen is verlengd tot het moment waarop alle ontbrekende gegevens alsnog op de voorgeschreven wijze aan de gedaagde partij zijn verstrekt, doch met ten hoogste twaalf maanden (artikel 6:230o lid 2 BW). Nu deze termijn al is verstreken en niet is gesteld of gebleken dat de gedaagde partij de overeenkomst heeft willen herroepen, zal de kantonrechter aan dit gebrek enkel de hieronder te noemen sanctie verbinden.
2.9.
Gelet op de jurisprudentie van het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) en het hiervoor genoemde arrest van de Hoge Raad moet de kantonrechter aan de schending van de informatieplichten gevolgen verbinden door passende maatregelen te nemen die de consument effectieve rechtsbescherming bieden. Die maatregelen moeten doeltreffend, afschrikwekkend en evenredig zijn.
2.10.
De overeenkomst zal gedeeltelijk worden vernietigd, te weten voor 25% van de door de gedaagde partij verschuldigde abonnementsgelden. De sanctie wordt toegepast op het oorspronkelijk door de gedaagde partij verschuldigde bedrag, zodat daarvan resteert een bedrag van € 80,93 (€ 107,90 x 0.75) aan abonnementsgelden. Een bedrag van € 3,59 is door de eisende partij gecrediteerd. Dit bedrag strekt in mindering op de toewijsbare abonnementsgelden, zodat een bedrag van € 77,34 toewijsbaar is.
De reisovereenkomst
2.11.
Ook is sprake van een reisovereenkomst in de zin van artikel 8:100 BW. Deze valt onder de uitzondering van artikel 6:230h lid 5 BW. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat is voldaan aan de hierin genoemde informatieplichten. Dit deel van de vordering (€ 108,78 + € 54,64) is dan ook toewijsbaar.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.12.
De kantonrechter is, gelet op het Dexia-arrest [1] , gehouden om onderzoek te doen naar (mogelijk) oneerlijke bedingen in de toepasselijke algemene voorwaarden. Volgens de Europese Richtlijn betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: Richtlijn 93/13/EEG) is een beding oneerlijk wanneer dit het evenwicht tussen de wederzijdse rechten en verplichtingen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoort. De kantonrechter moet in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Concrete ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
2.13.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomsten de volgende algemene voorwaarden van de eisende partij van toepassing zijn verklaard:
- Algemene Voorwaarden voor het vervoer van Reizigers en Handbagage van de Nederlandse Spoorwegen (AVR-NS) geldig vanaf 1 september 2020 (hierna: de Algemene Voorwaarden)
- Productvoorwaarden NS Flex geldig vanaf mei 2021 (hierna: de Productvoorwaarden)
- Algemene Voorwaarden stads- en streekvervoer 2015.
Incassobedingen
2.14.
In de Productvoorwaarden staat een beding over incassokosten (artikel 12.6). De kantonrechter heeft in een eerder vonnis in een andere zaak (tussenvonnis: ECLI:NL:RBNHO:2023:12873 en eindvonnis: ECLI:NL:RBNHO:2023:11969, beiden te vinden op rechtspraak.nl) overwogen dat dit een oneerlijk beding betreft. Daarom is dat beding vernietigd. De kantonrechter ziet, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om daar anders over te denken.
2.15.
Gelet hierop worden de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten afgewezen.
Eenzijdige prijswijzigingsbedingen
2.16.
Uit de stukken is gebleken dat de eisende partij in dit geval geen gebruik heeft gemaakt van een eenzijdig prijswijzigingsbeding, zodat deze bedingen geen verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Algemene voorwaarden stads- en streekvervoer
2.17.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat in de algemene voorwaarden stads- en streekvervoer geen bedingen staan die verband houden met de onderhavige vordering. Daarom zal de kantonrechter deze bedingen niet toetsen op (on)eerlijkheid.
Conclusie en kosten
2.18.
Gelet op het voorgaande is een bedrag van € 240,76 (€ 77,34+ € 163,42) aan hoofdsom toewijsbaar. De wettelijke rente zal worden toegewezen zoals gevorderd.
2.19.
De gedaagde partij wordt (grotendeels) in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 240,76, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 1 september 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 107,84 wegens dagvaardingskosten,
€ 128,00 wegens griffierecht en
€ 39,00 wegens salaris gemachtigde;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.M. Kruithof en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.HvJ 27 januari 2021, C‑229/19 en C‑289/19, ECLI:NL:EU:C:68 (Dexia)