ECLI:NL:RBNHO:2024:3060

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
27 maart 2024
Zaaknummer
22/6332
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Weigering van verzoek tot verwijdering van gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem

In deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland, zittingsplaats Haarlem, op 1 februari 2024, is het verzoek van eiser tot verwijdering van zijn gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem (JDS) afgewezen. Eiser had op 31 maart 2022 verzocht om verwijdering van zijn gegevens, die voortvloeiden uit een geseponeerde strafzaak wegens vernieling. De rechtbank oordeelt dat de belangen van eiser niet zwaarder wegen dan het belang van een volledig historisch overzicht voor een goede strafrechtspleging. De rechtbank stelt vast dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die de verwijdering van de registratie rechtvaardigen. Eiser ondervindt hinder van de registratie, maar deze hinder is niet meer dan normaal en is niet voldoende om tot verwijdering over te gaan. De rechtbank benadrukt dat de omstandigheden van het voorval zelf niet meegewogen kunnen worden in de afweging, en dat de registratie van justitiële gegevens een wettelijke verplichting is die in het belang van de rechtspleging is.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 22/6332

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 1 februari 2024 in de zaak tussen

[eiser] , uit [woonplaats] , eiser

en
De Minister van Veiligheid en Justitie, Justitiële Informatiedienst, verweerder
(gemachtigde: mr. M. Moddejonge).

Inleiding

1.1
In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank de vraag of verweerder het verzoek van eiser, om verwijdering van zijn gegevens uit het Justitieel Documentatie Systeem te verwijderen, kon afwijzen.
1.2
Eiser heeft op 31 maart 2022 verweerder verzocht om gegevens te verwijderen uit het JDS.
1.3
Verweerder heeft de aanvraag van eiser met het primaire besluit van 9 mei 2022 afgewezen.
1.4
Met het bestreden besluit van 19 september 2022 op het bezwaar van eiser is verweerder bij de afwijzing van het verzoek gebleven. Hiertegen heeft eiser beroep ingesteld.
1.5
Verweerder heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.6
De rechtbank heeft het beroep op 21 december 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser en de gemachtigde van verweerder.

Totstandkoming van het besluit

2.1
Bij e-mail van 31 maart 2022 vraagt eiser aan verweerder of zijn gegevens kunnen worden verwijderd uit het JDS. In een moeilijke periode van zijn leven heeft hij onder invloed van alcohol een [object 1] en een [object 2] van zijn buren vernield. De buren hebben aangifte gedaan van vernieling, maar deze aangifte ook weer ingetrokken. De zaak is vervolgens geseponeerd door het Openbaar Ministerie (OM), omdat de gevolgen van de gebeurtenis onderling zijn opgelost. Volgens eiser staan de gevolgen die hij vandaag de dag nog ondervindt van de registratie van het sepot in het JDS niet in verhouding tot het voorval dat heeft plaatsgevonden.
3.2
Met het primaire besluit heeft verweerder de aanvraag van eiser afgewezen. De persoonlijke belangen van eiser wegen niet zwaarder dan het belang om een volledig historisch overzicht te behouden voor een goede strafrechtspleging. Er is geen sprake van bijzondere omstandigheden die verwijdering van de registratie rechtvaardigen. Daarbij is overwogen dat eiser niet zeer jong was ten tijde van het gepleegde delict, dat succesvolle vervolging technisch haalbaar zou zijn geweest, dat het feit relatief recentelijk is gepleegd en dat het feit gekwalificeerd wordt als misdrijf. Daarnaast is niet gebleken van meer dan normale carrièrehinder of van een specifiek genoten opleiding.
3.3
Met het bestreden besluit heeft verweerder het primaire besluit gehandhaafd. Volgens verweerder leiden de bezwaren van eiser niet tot een ander oordeel. Daarbij is overwogen dat de genoemde omstandigheden waaronder het delict heeft plaatsgevonden niet relevant zijn, omdat bij de beoordeling van het verzoek van eiser bekeken moet worden of er huidige bijzondere omstandigheden zijn die verwijdering van de justitiële registratie rechtvaardigen. Dat eiser nooit op de hoogte is gesteld van de registratie is geen bijzondere persoonlijke omstandigheid. Ook het mogelijk ontstaan van hinder is geen bijzondere persoonlijke omstandigheid. Daarnaast is de bewaartermijn wettelijk vastgelegd, en kan niet per geval beoordeeld worden of deze termijn al dan niet passend is.

Beoordeling door de rechtbank

4.1
De rechtbank beoordeelt of verweerder het verzoek van eiser in redelijkheid heeft kunnen weigeren. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4.2
Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
4.3
De regels en wetten die op deze zaak van toepassing zijn staan opgenomen in de bijlage bij deze uitspraak.
Ontvankelijkheid5. In het kader van de ontvankelijkheid overweegt de rechtbank dat eiser met zijn e-mail van 19 oktober 2022 aan de centrale balie van de rechtbank kenbaar heeft gemaakt in beroep te willen gaan tegen een ontvangen besluit. Uit navraag is gebleken dat dit beroep gericht was tegen het besluit van 19 september 2022. Het beroepschrift is dus verzonden binnen zes weken na ontvangst van dit besluit. Daarmee is het beroep tijdig ingediend. Daarom gaat de rechtbank hierna over tot een inhoudelijke beoordeling.
Heeft verweerder het verzoek van eiser tot verwijdering van zijn gegevens in redelijkheid kunnen weigeren?
6.1
Eiser voert aan dat de nadelige consequenties van de registratie in relatie tot het voorval te zwaar zijn. Ondanks het feit dat de strafzaak is geseponeerd, ondervindt hij door de registratie nog steeds hinder in zijn carrière en in zijn privéleven. Zo moet hij voor zijn werk regelmatig [faciliteit] bezoeken, waarbij het hem in vergelijking met zijn collega’s vaak meer moeite kost om toegang te krijgen. Ook krijgt hij geen visum om buiten de Europese Unie te reizen. De registratie legt daarnaast ten onrechte de focus op het voorval zelf, en niet op de omstandigheden waaronder het voorval plaatsvond. Hij zat in een moeilijke periode van zijn leven en heeft de vernieling gedaan onder invloed van alcohol. Hij heeft het goed gemaakt met zijn buurman en momenteel drinkt eiser niet meer. Ook stelt eiser dat de langdurige registratie niet in verhouding staat tot de ernst van het delict.
6.2
Verweerder stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van bijzondere omstandigheden bij eiser die zwaarder wegen dan het belang van strafrechtspleging. Omdat eiser [leeftijd] jaar was ten tijde van het plegen van het delict, mag worden aangenomen dat hij de gevolgen van zijn handelen heeft kunnen overzien. De leeftijd is één criterium die in samenhang met de overige criteria is afgewogen. Niet valt in te zien hoe toepassing van dit criterium in het geval van eiser leidt tot leeftijdsdiscriminatie. Ook staat de sepotbeslissing op de juiste wijze in het JDS geregistreerd. Het voorval betrof vernieling, dat volgens artikel 350, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht is aangemerkt als misdrijf. Tot slot is de registratie niet bedoeld als straf. Dat eiser dit wel zo ervaart en hier emotionele hinder door heeft kan zoals blijkt uit de wetgeschiedenis niet worden gezien als bijzondere persoonlijke omstandigheid die verwijdering van de registratie rechtvaardigt. Verweerder heeft ook maar beperkt ruimte om de betrokken belangen af te wegen. Verweerder verwijst in dit verband naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 13 december 2023 (ECLI:NL:RVS:2023:4610).
6.3.1
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder het verzoek tot verwijdering van de justitiële gegevens van eiser in redelijkheid kunnen weigeren. Op grond van artikel 7 van het Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens in samenhang met artikel 2 van de Wet justitiële en strafvorderlijke (Wjsg) gegevens wordt een sepot van het OM als hier aan de orde 20 jaar bewaard. Eiser ontkent niet dat het voorval heeft plaatsgevonden en dat sprake is geweest van een sepot. De inhoudelijke juistheid van de registratie staat dus niet ter discussie.
6.3.2
De bijzondere omstandigheden die eiser aanvoert zijn geen omstandigheden die maken dat verweerder in het geval van eiser toch de gegevens had moeten verwijderen. De rechtbank zal dit uitleggen. In de uitspraak waar verweerder ook naar verwijst, overweegt de Afdeling het volgende:
4.1.
De verwerking van justitiële gegevens heeft tot doel een goede strafrechtspleging te bevorderen (Kamerstukken II 1999-2000, 24 797, nr. 7, p. 12-13). Wil de rechter of officier van justitie een compleet beeld krijgen van iemands strafrechtelijk verleden, dan is het volgens de wetgever van belang dat de gegevens over alle delicten die tot een afdoening door de officier van justitie of de rechter hebben geleid gedurende de in de wet genoemde termijnen beschikbaar blijven. Niet van belang is of degene van wie de gegevens zijn verwerkt hieronder emotioneel gebukt gaat. Zoals de Afdeling eerder heeft overwogen, volgt uit de totstandkomingsgeschiedenis van artikel 26 Wjsg dat slechts in zeer uitzonderlijke gevallen de verwerking van de gegevens moet worden gestaakt (vergelijk de uitspraak van 29 april 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1148). Het moet volgens de wetgever gaan om zeer bijzondere gevallen, waarbij de aard van de zaak zwaarder weegt dan het beginsel dat de justitiële documentatie een volledige registratie bevat ten behoeve van een goede strafrechtspleging (Kamerstukken II 2001-2002, 24797, nr. 13, p. 2).
4.2.
De minister heeft beoordelingsruimte bij de behandeling van een verzet op grond van artikel 26, eerste lid, van de Wjsg. Daarbij wordt gebruik gemaakt van de vaste gedragslijn (zie ook de uitspraak van 26 februari 2020, ECLI:NL:RVS:2020:618). Volgens die vaste gedragslijn weegt de minister de volgende criteria in samenhang:
- hoe specifiek de desbetreffende opleiding is en of er meer dan normale (carrière)hinder wordt ondervonden;
- de leeftijd ten tijde van het delict;
- de ernst van het delict;
- de aard van de beslissing door het OM of de rechter;
- het tijdstip wanneer het delict heeft plaatsgevonden (tijdsverloop tussen het delict en aanvragen verzet);
- het bestaan/ontbreken van andere delicten op het uittreksel.
6.3.3
In de hierboven beschreven vaste lijst met criteria die verweerder afweegt bij het beoordelen van een verzoek tot verwijderen van gegevens uit het JDS staan de omstandigheden van het voorval zelf, in dit geval dus de vernieling en de omstandigheden waaronder die vernieling heeft plaatsgevonden, niet genoemd. Dat betekent dat verweerder die omstandigheden niet kan meewegen in zijn afweging.
6.3.4
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder wel mee kunnen laten weten dat eiser ten tijde van de vernieling [leeftijd] jaar was en dus geen jonge leeftijd had. Van een [leeftijd] -jarige mag worden verwacht dat hij de gevolgen kan overzien van zijn acties. Van leeftijdsdiscriminatie is hier geen sprake.
6.3.5
De rechtbank oordeelt verder dat verweerder bij zijn afweging ook aandacht heeft besteed aan het feit dat de strafzaak is geseponeerd en dat de vernieling het enige geregistreerde feit is. Ook is meegewogen dat, hoewel sprake is van een misdrijf, sprake is van een gering feit (afgezet tegen andere misdrijven). Verweerder heeft daarnaast aandacht besteed aan de hinder die eiser ondervindt van de registratie. Met verweerder is de rechtbank van oordeel dat niet gebleken is van meer dan normale (carrière)hinder. Bovendien stelt eiser dat hij hinder ondervindt in zijn werk, dit hij heeft dit niet onderbouwd of aannemelijk gemaakt. Het feit dat eiser zich beperkt voelt in zijn doen en laten is onvoldoende om over te gaan tot verwijdering van de gegevens. Daarom heeft verweerder in redelijkheid het belang van een juiste en volledige registratie in het JDS zwaarder kunnen wegen. Daarbij kan de emotionele hinder die eiser van de registratie ondervindt ook niet tot een ander oordeel leiden. De beroepsgrond slaagt niet.

Conclusie en gevolgen

7. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat het bestreden besluit in stand blijft. Eiser krijgt daarom het griffierecht niet terug. Hij krijgt ook geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.H. Affourtit-Kramer, rechter, in aanwezigheid van mr. N.L. Pruntel, griffier. De uitspraak is uitgesproken in het openbaar op 1 februari 2024.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Bijlage

Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 2
1. Onze Minister verwerkt in de justitiële documentatie justitiële gegevens ten behoeve van een goede strafrechtspleging.
Artikel 4
1. Justitiële gegevens van verdachten en veroordeelden wegens misdrijven worden vernietigd:
b. twintig jaar nadat een beslissing om niet te vervolgen is genomen, nadat een einduitspraak als bedoeld in de artikelen 351 en 352 van het Wetboek van Strafvordering is gedaan in verband met een misdrijf waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van minder dan zes jaar is gesteld, en in het kader van het misdrijf de justitiële gegevens zijn verwerkt of nadat een strafbeschikking wegens het misdrijf volledig ten uitvoer is gelegd, dan wel twaalf jaar na het overlijden van betrokkene, of
[…]
Artikel 22
1. De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke rectificatie van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen en, rekening houdend met het doel van de verwerking, onvolledige justitiële gegevens te laten aanvullen. Het verzoek bevat de aan te brengen wijzigingen.
2 De betrokkene heeft het recht op diens schriftelijke verzoek van de verwerkingsverantwoordelijke zonder onnodige vertraging vernietiging van de hem betreffende justitiële gegevens te verkrijgen, indien de gegevens in strijd met een wettelijk voorschrift worden verwerkt of een wettelijk voorschrift tot vernietiging verplicht.
[…]
Artikel 26
1. Betrokkene kan bij Onze Minister verzet aantekenen wegens bijzondere persoonlijke omstandigheden.
[…]
Besluit justitiële en strafvorderlijke gegevens
Artikel 7
1. Voor zover van toepassing worden als justitiële gegevens als bedoeld in de artikelen 2, 3, 4 en 9 aangemerkt:
a. alle beslissingen die door het Openbaar Ministerie of de rechter zijn genomen, met uitzondering van:
1˚. de beslissing tot niet vervolgen omdat de betrokken persoon ten onrechte als verdachte is aangemerkt;
2˚. de beslissing tot niet vervolgen na vaststelling van een rechtmatige geweldsaanwending van een ambtenaar als bedoeld in artikel 1, eerste lid, van de Ambtsinstructie voor de politie, de Koninklijke marechaussee en andere opsporingsambtenaren;
[…]