ECLI:NL:RBNHO:2024:3511

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
6 maart 2024
Publicatiedatum
9 april 2024
Zaaknummer
10805420 \ CV EXPL 23-7571
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontbinding en ontruiming van huurovereenkomst wegens huurachterstand en oneerlijke bedingen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 6 maart 2024 een verstekvonnis gewezen in een geschil tussen de Stichting Woningbedrijf Velsen en twee gedaagde partijen, die niet verschenen zijn. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde, alsook betaling van een huurachterstand van € 3.146,88, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en een gebruiksvergoeding voor elke maand dat het gehuurde in gebruik blijft. De kantonrechter heeft in een eerder tussenvonnis de eisende partij de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bepaalde bedingen in de algemene voorwaarden die betrekking hebben op de vordering.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat de bedingen met betrekking tot rente en buitengerechtelijke kosten in de algemene voorwaarden oneerlijk zijn, omdat deze niet duidelijk zijn voor de consument. De eisende partij had gesteld dat de bedingen niet oneerlijk waren en dat deze voldeden aan de wettelijke eisen. De kantonrechter heeft echter geconcludeerd dat de bedingen niet voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn en dat de consument niet goed geïnformeerd is over de kosten die in rekening kunnen worden gebracht. Dit leidde tot de vernietiging van de bedingen in de algemene voorwaarden die betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten.

De vordering tot ontbinding en ontruiming werd gedeeltelijk toegewezen, waarbij de gedaagde partijen werden veroordeeld om het gehuurde binnen veertien dagen na betekening van het vonnis te ontruimen. Daarnaast werden de gedaagde partijen hoofdelijk veroordeeld tot betaling van de huurachterstand en een gebruiksvergoeding voor de periode dat het gehuurde in gebruik blijft. De proceskosten werden eveneens aan de gedaagde partijen opgelegd, met uitzondering van de kosten voor de akte die voor rekening van de eisende partij kwamen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10805420 \ CV EXPL 23-7571
Uitspraakdatum: 6 maart 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Woningbedrijf Velsen
gevestigd te Velsen
de eisende partij
gemachtigde: gerechtsdeurwaarders [gemachtigde 1] en mr. [gemachtigde 2]
tegen

1.[gedaagde 1]

2. [gedaagde 2]
beiden wonende te [plaats]
de gedaagde partijen
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Op 27 december 2023 heeft de kantonrechter een tussenvonnis gewezen en daarin de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de (on)eerlijkheid van bedingen in de algemene voorwaarden die verband houden met de vordering. De eisende partij heeft vervolgens een akte genomen op 24 januari 2024.

2.De verdere beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partijen tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partijen tekortschieten in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.
Ambtshalve toetsing van:Algemene Huurvoorwaarden zelfstandige woonruimte van 1 augustus 2018
Buitengerechtelijke incassokosten en rente
2.3.
De eisende partij heeft in de akte gesteld dat de bedingen die betrekking hebben op de rente en de buitengerechtelijke incassokosten niet oneerlijk zijn. Volgens de eisende partij voldoen deze bedingen aan de eisen die daaraan worden gesteld. Mocht de kantonrechter van mening zijn dat de bedingen voor tweeërlei uitleg vatbaar zijn, dan kan dat niet tot de conclusie leiden dat de bedingen oneerlijk zijn. In geval van twijfel over de betekenis van een beding prevaleert immers de voor de consument gunstigste interpretatie. Bovendien worden de artikelen 13.1 en 15 van de algemene voorwaarden ten onrechte bij de beoordeling betrokken. Het meewegen van deze algemene bepalingen is in strijd met het juridische uitgangspunt dat bijzondere regels of wetten voorgaan op de algemene regels of wetten, aldus de eisende partij.
2.4.
De kantonrechter volgt deze stellingen niet. De rente- en incassobedingen in de algemene voorwaarden zijn niet voor tweeërlei uitleg vatbaar. Daarom komt de kantonrechter niet toe aan uitleg overeenkomstig artikel 6:238 lid 2 BW [1] .
2.5.
Ook gaat het beroep op de uitspraken van het hof Amsterdam van 25 augustus 2020 [2] en de rechtbank Amsterdam van 5 november 2021 [3] niet op. Daarin ging het immers om samenloop van een algemeen boeteding met een boetebeding voor een specifieke overtreding. Daarbij is geoordeeld dat de specifieke bepaling voor gaat op de algemene bepaling. Hier gaat het om de cumulatie tussen algemene bedingen (rente, gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten en boete), waarbij het ene beding niet duidelijk voor gaat op het andere beding, zodat alle bedingen van toepassing zijn. Het gevolg is dat de rente- en incassobedingen oneerlijk zijn. Voor de consument is immers op voorhand niet duidelijk waartoe hij zich verbindt en wat bij hem in rekening kan worden gebracht.
2.6.
Het boetebeding (artikel 15 van de algemene voorwaarden) wijkt daarnaast ten nadele van de consument aanzienlijk af van de aanvullend rechtelijke bepalingen in artikel 6:92 BW. Bovendien kunnen op grond van artikel 13.1 van de algemene voorwaarden alle kosten, in en buiten rechte, op de consument worden verhaald indien er als gevolg van een niet-nakomen door de consument maatregelen moeten worden genomen. Dat zou tot gevolg hebben dat de consument belast wordt met hogere kosten dan wettelijk is toegestaan. Contractuele afwijking van dwingendrechtelijke bepalingen is, op grond van het arrest van de Hoge Raad van 10 februari 2023 [4] onredelijk bezwarend in de zin van art. 6:233, aanhef en onder a, BW en daarmee oneerlijk in de zin van richtlijn 93/13/EEG [5] .
2.7.
Dat artikel 13.2 een specifieke regeling zou zijn ten opzichte van artikel 13.1 van de algemene voorwaarden volgt de kantonrechter evenmin omdat beide artikelen betrekking hebben op buitengerechtelijk kosten en artikel 13.2 van de algemene voorwaarden – in de tweede alinea waar het gaat om buitengerechtelijk kosten – niet beperkt is tot buitengerechtelijke kosten ingeval van te late betaling. De eerste alinea van artikel 13.1 van de algemene voorwaarden gaat niet over buitengerechtelijke kosten, maar bepaalt slechts wanneer het verzuim intreedt ingeval van niet-nakoming van betalingsverplichtingen en vanaf wanneer wettelijke rente is verschuldigd.
2.8.
Dat de kantonrechter – zoals de eisende partij stelt – nimmer tweemaal de gevorderde kosten zou toewijzen, maakt dit eveneens niet anders. Niet alle gevallen waarbij de eisende partij rente, kosten en/of een boete worden gevorderd monden uit in een gerechtelijke procedure. De consument zal een dergelijke vordering indien mogelijk vaak gewoon betalen. In de toelichting van de eisende partij ziet de kantonrechter dan ook geen aanleiding voor een ander oordeel over de oneerlijkheid van genoemde bedingen dan in het tussenvonnis.
2.9.
Gelet op het voorgaande vernietigt de kantonrechter de bedingen in artikel 6.1, 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden voor zover deze betrekking hebben op rente en buitengerechtelijke incassokosten. Als gevolg daarvan worden de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten afgewezen.
Ontbinding, ontruiming, huurachterstand en gebruiksvergoeding
2.10.
De vordering wordt voor het overige toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt. Ten tijde van de dagvaarding bedroeg de huurachterstand tot en met 30 november 2023 € 3.146,88. Dat is meer dan drie maanden.
2.11.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partijen wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
Conclusie en proceskosten
2.12.
De vordering wordt gedeeltelijk toegewezen.
2.13.
De gedaagde partijen worden overwegend in het ongelijk gesteld en zullen daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten voor het nemen van de akte blijven voor de eisende partij omdat het aan haar te wijten was dat het nodig was om deze te nemen.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
ontbindt de tussen partijen bestaande huurovereenkomst;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partijen om het perceel aan de [adres] te ([postcode]) [plaats] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen en te verlaten met alle zich daarin en/of daarop bevindende personen en/of zaken (voor zover deze laatste niet het eigendom van de eisende partij zijn) en onder afgifte van de sleutels ter vrije beschikking van de eisende partij te stellen;
3.3.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, dat wil zeggen dat als de ene partij betaalt, de andere partij zal zijn bevrijd, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 3.146,88 aan achterstallige huurpenningen;
3.4.
veroordeelt de gedaagde partijen hoofdelijk, zoals hiervoor is toegelicht, om aan de eisende partij te betalen een bedrag van € 786,72 per maand, voor iedere maand dat de gedaagde partijen het gehuurde vanaf 1 december 2023 in gebruik houden;
3.5.
veroordeelt de gedaagde partij hoofdelijk, zoals hiervoor is toegelicht, in de proceskosten, tot op heden aan de zijde van de eisende partij begroot op:
€ 129,85 wegens dagvaardingskosten,
€ 487,00 wegens griffierecht en
€ 238,00 wegens salaris gemachtigde;
3.6.
verklaart de veroordelingen tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.7.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 6:238 lid 2 BW bepaalt onder meer dat bij twijfel over de betekenis van een beding, de voor de wederpartij gunstigste uitleg prevaleert.
2.ECLI:GHAMS:2020:2339
4.ECLI:NL:HR:2023:198, r.o. 3.8.4
5.Betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten