Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1]2. [eiser 2]
PCI NEDERLAND B.V.
1.De procedure
2.De verdere beoordeling
- werkzaamheden die samenhangen met het verwijderen van het inbouwpakket:
* klein bouwkundig werk (r.o. 2.8 vonnis 24 maart 2021),
* klein demontage werkzaamheden (r.o. 2.8 vonnis 24 maart 2021),
* herstel plafonds (r.o. 2.10 vonnis 24 maart 2021),
* het afkoppelen van water- en afvoerleidingen tot aan hoofdleiding / kanaal (r.o. 2.11 vonnis 3 augustus 2022)
- het opvullen en aansmeren van gaten in de vloeren en het verwijderen van lijmresten en het wegschuren van hobbels op de vloeren (inclusief het herstel van het gat in de vloer van de serverruimte) en het egaliseren van de vloeren, zodanig dat deze zonder verdere bewerking geschikt zijn voor het aanbrengen van een vorm van vloerbedekking (r.o. 2.4 en 2.6 vonnis 3 augustus 2022)
- het verwijderen van de aircoleidingen, inclusief het openen en sluiten van de plafonds en het herstellen van doorvoeringen in de vloeren (r.o. 2.20 vonnis 24 maart 2021).
De kosten dienen te worden weergegeven naar prijspeil mei 2017 en naar prijspeil november 2022.
U wordt verzocht een onderbouwing te geven van de totale bouwtijd die gepaard gaat met de uitvoering van de werkzaamheden:
- te rekenen vanaf moment prijs- en contractvorming (offerte- en gunningsfase), totstandkoming opdracht, voorbereiding van werkzaamheden, levertijden van materialen, inplannen van capaciteit arbeid en doorlooptijden van de opgedragen bouwactiviteiten;
- daarbij moet rekening worden gehouden met een ordentelijke uitvoering met een logische, gestructureerde volgorde op locatie met inachtneming van een voor-oplevermoment en een eindoplevering waarbij de volledige bouwplaats/locatie schoon en schadevrij wordt overgedragen aan opdrachtgever.
- de tussenvonnissen van 25 (bedoeld is 24) juni 2020, 24 maart 2021, 4 augustus 2021, 3 augustus 2022 en 9 november 2022;
- opname rapport van 11 mei 2017 van Cushman & Wakefield;
- globale kostenraming van 31 mei 2017 van Cushman & Wakefield;
- globale kostenraming van 31 juli 2020 gespecificeerd naar kosten herstel inbouwpakket en kosten herstel in oude toestand;
- begroting herstel Van der Worp van 4 oktober 2017;
- offerte Van der Worp van 13 augustus 2020;
- rapport Stone Management van 6 oktober 2020.
Verder heeft de deskundige op 16 augustus 2023 met gespecialiseerde bedrijven een rondgang gehad op de nu nog enige niet verhuurde eerste verdieping van het pand van [eisers] De deskundige heeft aangegeven dat op basis van de enige niet verhuurde eerste verdieping een beeld is verkregen wat er op andere verdiepingen ook aanwezig geweest moet zijn en dat de andere verdiepingen via foto’s en films zijn verwerkt. Een en ander heeft geleid tot een concept rapportage waarop partijen commentaar hebben mogen leveren. Blijkens de reacties van de deskundige aan partijen van 4 december 2023 heeft hij het commentaar van partijen gedeeltelijk verwerkt in zijn eindrapport en daarbij ook aangegeven waarom hij sommige bezwaren van partijen niet had verwerkt.
- klein bouwkundig werk en kleine demontage werkzaamheden;
- vloeren;
- plafonds;
- installaties, afkoppelen water- en afvoerleidingen tot aan de hoofdleiding/kanaal, verwijderen van aircoleidingen binnen en buiten het pand.
Conform de opdracht heeft de deskundige de kosten en de duur van de werkzaamheden begroot voor het jaar 2017 en voor het jaar 2023.
- Voor het jaar 2017 komt de deskundige op een totaal bedrag van € 91.112,82 inclusief stelposten, staartkosten en btw. De looptijd voor herstel op locatie heeft hij begroot op twaalf weken.
- Voor het jaar 2023 komt de deskundige op een totaal bedrag van € 134.974,58 inclusief stelposten, staartkosten en btw. De looptijd voor herstel op locatie heeft hij begroot op dertien weken. De ene week extra ten opzichte van 2017 wordt veroorzaakt door de aanwezigheid van huurders.
In beide gevallen geldt volgens de deskundige een voorbereidingstijd van negen weken. Daarin is de deskundige uitgegaan van één week voor het maken van afspraken en het aanleveren van benodigde gegevens aan de opdrachtnemer, vier weken voor calculatie en offertevorming en vier weken voor opdracht inkoop en werkvoorbereiding.
a) In zijn concept rapport is de deskundige uitgegaan van een bouwtijd van veertien weken voor 2017 en vijftien weken voor 2023. In zijn definitieve rapport heeft de deskundige dit veranderd in twaalf weken (2017) respectievelijk veertien weken (2023). De deskundige heeft deze wijziging niet toegelicht.
b) De deskundige heeft als reden voor het verschil in bouwtijd tussen de jaren 2017 en 2023 aangegeven dat dit is gelegen in de ontruimde staat (in 2017) en verhuurde staat (in 2023).
c) De deskundige heeft in zijn rapport geen begroting opgenomen van de kosten die verbonden zijn aan het (tijdelijk) verhuizen van de huurders in verband met de uit te voeren werkzaamheden.
d) Uit de planningen van de deskundige blijkt niet of onvoldoende dat daarin is rekening gehouden met een vooroplevering, een eindoplevering en een termijn voor uitvoering van eventuele restpunten.
e) In het rapport ontbreken begrotingen voor kosten voor voorzieningen personeel op de bouwplaats, de inrichting en beheer van het bouwterrein, het transport en logistiek en inzet klein materieel. Enige motivering hiervoor ontbreekt ook.
f) De deskundige heeft voor de gehele werkvoorbereiding, uitvoering en nazorg een bedrag van € 4.908 respectievelijk € 5.980 opgenomen. Dit is 5,9% van de aanneemsom en daarmee aanzienlijk lager dan het landelijk gemiddelde en het percentage waar Bouwend Nederland vanuit gaat. De deskundige heeft alleen aangegeven dat deze kosten marktconform zijn, maar dat wordt door [eisers] betwist. De deskundige rekent een bedrag van € 58,50 per uur voor een projectleider, maar gemiddeld geldt daarvoor een tarief van € 92,20 per uur plus opslagen. Verder is het aantal uur dat de deskundige voor een projectleider en een uitvoerder/werkvoorbereider heeft begroot, ook veel lager dan in de markt gebruikelijk is.
g) De deskundige heeft voor de posten algemene kosten, winst en risico een percentage van 10,5 gerekend, waar een percentage van 13,5 volgens Bouwend Nederland gebruikelijk is. De deskundige heeft niet gemotiveerd waarom hij van het lagere percentage is uitgegaan.
Op grond van het voorgaande concludeert [eisers] dat de deskundige zijn rapport moet aanpassen en aanvullen.
a) De deskundige is bij het opmaken van zijn begroting niet uitgegaan van het ter beschikking gestelde beeldmateriaal (foto’s en films), maar van zijn opname van de eerste verdieping, waarbij hij per verdieping een gemiddelde heeft genomen. Hierdoor zijn in zijn kostenbegroting werkzaamheden meegenomen die niet uitgevoerd hoeven worden omdat zij al door PCI zijn verricht of omdat er geen beschadiging aanwezig was.
b) Ten onrechte is de vierde etage meegenomen in de kostenbegroting. [eisers] heeft immers steeds aangegeven dat deze etage kan dienen als uitgangspunt voor de wijze waarop PCI het gehuurde had moeten opleveren. Daaruit volgt dat op die etage (vrijwel) geen herstelwerkzaamheden nodig zijn, zodat een groot deel van de kostenbegroting voor deze verdieping moet vervallen.
d) Voor de vloeren is vlakmaken en schuren overbodig als daarop een egalinelaag wordt aangebracht. Daarmee wordt immers al bereikt dat de vloeren zonder verdere bewerking geschikt zijn voor het aanbrengen van een vorm van vloerbedekking.
e) Voor meerdere posten gaat de deskundige uit van een te hoge prijs per vierkante meter. PCI verwijst in dit verband naar het door haar aan de deskundige overgelegde memo van Stone Projects.
f) Ten onrechte is een post bouwplaatsvoorzieningen opgenomen in de begroting: dergelijke voorzieningen zijn immers al in het pand aanwezig. De deskundige heeft dit ook niet toegelicht.
g) De door de deskundige opgenomen kosten voor elektra en water gaan uit van een extreem hoog verbruik. De deskundige heeft dit niet nader toegelicht.
h) Ten onrechte heeft de deskundige rekening gehouden met kosten in verband met de aanwezigheid van huurders, zoals verhuiskosten. Dit onderdeel behoorde niet tot de opdracht van de deskundige. Het onderscheid tussen de jaren 2017 en 2023 ziet alleen op het prijspeil en de feitelijke situatie in deze is niet relevant.
i) De door de deskundige bepaalde periode voor herstelwerkzaamheden moet naar beneden toe worden bijgesteld omdat, zoals PCI heeft betoogd, het aantal uit te voeren werkzaamheden minder is dan waarvan de deskundige is uitgegaan. Verder is de deskundige er kennelijk vanuit gegaan dat alle werkzaamheden door één persoon worden uitgevoerd, terwijl dit normaliter door koppels van twee personen gebeurt. De bouwtijd is dan veel korter.
PCI concludeert dat de deskundige het deskundigenbericht moet aanpassen dan wel dat de deskundige nader wordt gehoord.
De kantonrechter zal wel moeten toetsen of het rapport voldoet aan de beginselen van relevantie, kwaliteit, consistentie en coherentie.
23. De huurprijs bedraagt € 683.783,04 excl btw per jaar (zie artikel 3 Huurovereenkomst). De door PCI aan verhuurders verschuldigde gebruiksvergoeding voor de maand mei 2017 is gelijk aan de huurpenningen voor een maand en bedraagt derhalve een bedrag ad.€ 68.948,12 inclusief btw.Het totale door [eisers] bij dagvaarding gevorderde bedrag was € 562.731,49. Daarin was als gebruiksvergoeding voor de maand mei 2017 opgenomen een bedrag van € 68.948,12 inclusief btw. De overige bedragen zagen op herstelwerkzaamheden, airco-installaties en het voortijdig beëindigen van de servicecontracten. Bij conclusie van repliek van 29 april 2020 heeft [eisers] zijn eis gewijzigd in die zin dat hij daarin heeft gevorderd te verklaren voor recht dat PCI aansprakelijk is voor alle door [eisers] geleden en te lijden schade als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van PCI, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat. Bij akte van 2 september 2020 heeft [eisers] zijn eis wederom gewijzigd in die zin dat het gevorderde totaal bedrag is verhoogd naar € 635.227,55. Deze verhoging zag op de herstelkosten.
- de gevorderde verklaring voor recht dat PCI aansprakelijk is voor alle door [eisers] geleden schade als gevolg van het toerekenbaar tekort schieten in de opleveringsverplichting voor zover het betreft de posten: klein bouwkundig werk, klein demontage werkzaamheden, herstel plafonds, herstel en egalisatie van vloeren, verwijdering aircoleidingen, en het afkoppelen van water- en afvoerleidingen;
- veroordeling van PCI tot betaling van een bedrag van € 91.112,82 aan kosten herstelwerkzaamheden, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 mei 2017;
- veroordeling van PCI tot betaling van een bedrag van € 213.516,76 aan gemiste huurinkomsten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum waarop de respectievelijke huurtermijnen verschuldigd waren;
- de kosten van Cushman & Wakefield en van Van der Worp tot een bedrag van € 2.000,-.
- de herstelkosten voor zover deze het hiervoor toegewezen bedrag van € 91.112,82 overstijgen;
- de gemiste huurinkomsten / gebruiksvergoeding voor zover deze het hiervoor toegewezen bedrag van € 213.516,76 overstijgen;
- de kosten voor het beëindigen van de service-contracten;
- de kosten voor vervanging van de airco-installaties;
- de buitengerechtelijke incassokosten;
- de kosten van Cushman & Wakefield en van Van der Worp voor zover deze het hiervoor toegewezen bedrag van € 2.000,- overstijgen.