ECLI:NL:RBNHO:2024:4400

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 april 2024
Publicatiedatum
1 mei 2024
Zaaknummer
10582758 \ EJ VERZ 23-31
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Nietigheid van een besluit van de VvE inzake geluidsoverlast door vloerbedekking

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 2 april 2024 uitspraak gedaan in een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [verzoeker], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het appartementencomplex waarin zij woont. Het geschil betreft de oplegging van een boete door de VvE aan [verzoeker] wegens geluidsoverlast die zou voortkomen uit de vloerbedekking van haar appartement. De VvE had in eerdere vergaderingen besloten dat [verzoeker] haar vloer moest aanpassen om te voldoen aan de geluidsnormen, maar [verzoeker] betwistte de geldigheid van deze besluiten en verzocht de kantonrechter om deze nietig te verklaren.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de vloer van [verzoeker] voldoet aan de normen die golden ten tijde van de aanleg in 2018. De VvE had zich beroepen op een huishoudelijk reglement dat pas in 2021 in werking trad, en de kantonrechter oordeelde dat de VvE niet kon eisen dat [verzoeker] haar vloer aanpast aan een norm die niet van toepassing was op het moment van de aanleg. De rechter concludeerde dat het besluit van de VvE om [verzoeker] een boete op te leggen nietig was, omdat het in strijd was met de geldende regelgeving en de redelijkheid en billijkheid.

De kantonrechter heeft de VvE veroordeeld tot betaling van de proceskosten en verklaarde het besluit van de VvE zoals vervat in de brief van 3 juni 2023 nietig. Dit betekent dat [verzoeker] niet verplicht is om haar vloer aan te passen en dat de VvE geen boete kan opleggen voor de vermeende geluidsoverlast.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./repnr.: 10582758 \ EJ VERZ 23-31
Uitspraakdatum: 2 april 2024
Beschikking van de kantonrechter in de zaak van:
[verzoeker]
wonende te [plaats]
verzoekende partij
verder te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M. Stokvis
tegen
de vereniging van eigenaars
VvE [verweerder]
gevestigd te [plaats]
verwerende partij
verder te noemen: de VvE
gemachtigde: mr. R.D. van der Woude

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft een verzoekschrift ingediend, ter griffie ingekomen op 28 juni 2023. De VvE heeft een verweerschrift ingediend.
1.2.
Op 5 maart 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [verzoeker] is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. De VvE werd vertegenwoordigd door haar voorzitter [betrokkene 1], bijgestaan door de gemachtigde. Als belanghebbenden waren aanwezig: [betrokkene 2], [betrokkene 3] en [betrokkene 4]. [verzoeker] en de VvE hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat de aanwezigen ter toelichting van hun standpunten verder naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting heeft [verzoeker] bij brief van 29 februari 2024 nog stukken toegezonden.

2.Feiten

2.1.
Bij akte van splitsing van 6 december 2016 is het (destijds nog te bouwen) appartementengebouw “[naam]”, gelegen aan de [naam] [nummer 1] tot en met [nummer 2] te [plaats], gesplitst in zes appartementsrechten. Bij deze akte van splitsing is tevens de VvE opgericht.
2.2.
[verzoeker] is sinds 6 december 2016 eigenaar van het appartementsrecht rechtgevende tot het gebruik van het appartement [naam] [nummer 2]. Het appartement is 13 december 2017 aan haar opgeleverd. Het appartement is gelegen op de zesde (bovenste) woonlaag van het gebouw.
2.3.
Het Modelreglement 2006 is van toepassing. In artikel 26 lid 1 van het Modelreglement staat:
De vloerbedekking van de privé gedeelten dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan parket of stenen vloeren aan te brengen, tenzij dit geschiedt met inachtneming van normen die bij huishoudelijk reglement of door de vergadering zijn vastgesteld en zodanig dat geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de overige eigenaars en/of gebruikers.
2.4.
Op 28 november 2017 heeft een algemene ledenvergadering van de VvE plaatsgevonden. In de toelichting op de agenda wordt over de samenstelling van de vloerbedekking in privégedeelten het volgende vermeld:
(…) Tijdens de vergadering wordt voorgesteld om het volgende gangbare uitgangspunt van toepassing te verklaren:De vloerbedekkingen van de privé gedeelten dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan harde vloeren (parket, kurk, tegels et cetera) aan te brengen, tenzij kan worden aangetoond dat een geluidsisolatiewaarde wordt gehaald welke gelijk is aan de geluidsnorm die gold ten tijde van het afgeven van de bouwvergunning, zulks op eerste verzoek van het bestuur aan te tonen met behulp van een onafhankelijke deskundige. (…) Indien niet binnen twee maanden na dagtekening van vorenbedoeld verzoek kan worden aangetoond dat aan de gestelde norm is voldaan, is de betreffende eigenaar verplicht om binnen drie maanden na verloop van vorenbedoelde termijn voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet, zulks op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van de vereniging als bedoeld in artikel 41 lid 2 voor elke dag dat de niet-nakoming of overtreding voortduurt (EUR 250,00 per dag).
2.5.
In de notulen van de vergadering van 28 november 2017 staat dat de vergadering akkoord is gegaan met de volgende bepaling:
(…) Indien niet binnen twee maanden na dagtekening van vorenbedoeld verzoek kan worden aangetoond dat aan de gestelde norm is voldaan, is de betreffende eigenaar verplicht om binnen drie maanden na verloop van vorenbedoelde termijn voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet, zulks op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van de vereniging als bedoeld in artikel 41 lid 2 voor elke dag dat de niet-nakoming of overtreding voortduurt (EUR 250,00 per dag).
De vloerbedekkingen van de privé gedeelten dienen van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden zo veel mogelijk worden tegengegaan. In de appartementen is sprake van een zwevende dekvloer. Hierbij dient beslist geen extra vloerisolatie aangebracht te worden, deze is al opgenomen in de verende vloer. Nog meer isolatie kan nadelig uitpakken voor het geluid (het zogenaamde “klankkast” effect). Een dunne onderlaag voor vereffening aanbrengen is wel mogelijk. Belangrijk is dat de vloer niet strak tegen de wand wordt gelegd en dat men ruimte vrij houdt bij deurposten en rondom buizen. Tevens is het van belang dat de plint die de speling tussen vloer en wand afdekt niet in contact is met de vloer zodat er geen contactgeluid ontstaat.
2.6.
In 2018 heeft [verzoeker] een kunstharsgietvloer laten aanbrengen in haar appartement.
2.7.
Naar aanleiding van klachten van haar onderbuurman (huisnummer [nummer 3]) over geluidsoverlast heeft Woningborg Advies op 13 september 2018 heeft Woningborg Advies een geluidsmeting uitgevoerd. Het onderzoek is uitgevoerd tussen het appartement van [verzoeker] en het ondergelegen appartement op de vijfde woonlaag alsmede tussen het appartement op de vierde woonlaag en het appartement op de derde woonlaag. Het rapport van 21 september 2018 vermeldt als conclusie:
De gemeten A-gewogen genormeerde karakteristieke luchtgeluidniveauverschillen voldoen aan de gestelde eisen. (…) De gemeten A-gewogen genormeerde contactgeluidniveaus voldoen aan de gestelde eisen. Opvallend is dat de prestaties tussen [nummer 5]-3 beter zijn dan de prestaties tussen 6-5. De verschillen vinden we vooral laagfrequent. Het is onwaarschijnlijk dat dit het gevolg is van contactbruggen die de werking van de verende vloer belemmeren, want dit werkt vooral in het hoogfrequente deel. Niet onmogelijk is een ongunstige invloed van een verlaagd plafond. Een verlaagd plafond vormt een spouw, die een resonantiefrequentie heeft. Bij dit type constructies (plaatmateriaal met een luchtspouw) ligt die frequentie in het lage deel van het beoordelingsspectrum. Dat kan de totale geluidsoverdracht wat verslechteren. In de luchtgeluidtransmissie is dit verschil (minder manifest) ook aanwezig.
2.8.
Op 18 juni 2019 is een tweede geluidsonderzoek uitgevoerd. Ditmaal door Peutz B.V. In het rapport van Peutz van 21 oktober 2019 staat:
Uit de meetresultaten volgt dat in alle situaties aan de eisen uit het Bouwbesluit wordt voldaan. Op grond van de verstrekte informatie (zie bijlage 1) inzake de zwevende vloer is ten minste een Ico + 10 dB (…) te verwachten; niet in alle situaties wordt hieraan voldaan. Daarnaast dient op basis van de resultaten echter opgemerkt te worden dat de verschillen tussen de ruimten met betrekking tot met name het contactgeluidniveau relatief groot zijn.
2.9.
In de algemene ledenvergadering van 26 januari 2021 is een Huishoudelijk Reglement (HR) vastgesteld. Het HR bepaalt ten aanzien van vloeren in artikel 8 het volgende:
(…) Afwerking van de vloerenIndien een harde vloerbedekking wordt toegepast bij de vloeren van de appartementen met huisnummer [nummer 4] t/m [nummer 2] is de eigenaar verplicht om geluidsisolatie toe te passen. Een waarde met een verbetering van 10 DB is verplicht. (…) Indien een van de eigenaars het vermoeden heeft dat een vloer of vloerbedekking van een aangrenzend privé gedeelte niet voldoet aan de norm, dan is deze eigenaar gerechtigd een geluidsonderzoek in te laten stellen. (…)Indien uit het geluidsonderzoek mocht blijken dat de vloer of de vloerbedekking niet voldoet aan de gestelde norm, dan is de betreffende eigenaar gehouden om voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet. (…) Indien niet binnen twee maanden na dagtekening van vorenbedoeld verzoek kan worden aangetoond dat aan de geselde norm is voldaan, is de betreffende eigenaar verplicht om binnen drie maanden na verloop van vorenbedoelde termijn voor eigen rekening en risico dusdanige voorzieningen te treffen dat de vloer alsnog aan de bedoelde norm voldoet, zulks op straffe van een direct opeisbare boete ten behoeve van de vereniging als bedoeld in artikel 41 lid 2 voor elke dag dat de niet-nakoming of overtreding voortduurt (euro 250,-- per dag).
2.10.
Artikel 12.1 HR bepaalt:
Dit reglement treedt in werking met ingang van de dag die volgt op zijn vaststelling.
2.11.
Op 10 februari 2021 is op de algemene ledenvergadering van de VvE een brief van de onderbuurman van [verzoeker] aan de orde gekomen met het verzoek om [verzoeker] te verplichten tot het aanbrengen van een isolatielaag met een geluid reducerende werking van minimaal 10 dB voor 1 juni 2021.
2.12.
Op de algemene ledenvergadering van [nummer 5] oktober 2021 is opnieuw gesproken over de klacht van de onderbuurman van [verzoeker] over geluidsoverlast. Er is een voorstel besproken om [verzoeker] door het bestuur te laten aanschrijven om zich te houden aan het huishoudelijk reglement. Dit voorstel is met meerderheid van stemmen aangenomen.
2.13.
Per brief van 19 mei 2022 heeft het bestuur van de VvE aan [verzoeker] onder meer het volgende geschreven:
(…) Naar aanleiding van de vergadering van de VvE van maandag [nummer 5] oktober 2021 zend ik als bestuur u een bericht ter handhaving van het Huishoudelijk Reglement. Al enkele jaren is er sprake van geluidsoverlast tussen uw appartement op [naam] [nummer 2], gemeld door de onderliggende buurman de heer [betrokkene 5], [naam] [nummer 3]. De ervaren overlast vindt nu al bijna [nummer 5] jaar plaats. Ondanks diverse onderzoeken, vergaderingen en discussies lijkt er geen einde te komen aan de ervaren overlast. Tijdens de vergadering van [nummer 5] oktober 2021 is een voorstel gedaan om deze brief te versturen vanuit de VvE. Ik meld u als bestuur dat ik u oproep aan de bepalingen van het Huishoudelijk Reglement, vastgesteld op 26 februari 2021, te voldoen. U wordt verzocht aan uw verplichting om een geluidsisolatie toe te passen met een verbetering van minimaal 10 DB op uw verdiepingsvloer, binnen 3 maanden aansluitend op deze brief, specifiek verwijs ik naar de bepaling in artikel 8 over de vloeren (…)
2.14.
[verzoeker] heeft schriftelijk op de brief van het bestuur van de VvE gereageerd. In die reactie geeft zij aan dat de gietvloeren in 2018 zijn gelegd volgens de toen geldende normen en dat zij de vloeren niet gaat vervangen of aanpassen. Verder geeft [verzoeker] aan dat zij tot tweemaal toe heeft meegewerkt aan een geluidsonderzoek en dat bij beide onderzoeken is gebleken dat de vloeren voldoen aan het Bouwbesluit, en dat het niet aangaat om tussentijds de regelgeving te veranderen en van haar te verlangen dat zij aan die nieuwe voorwaarden gaat voldoen.
2.15.
Per brief van 3 juni 2023 heeft het bestuur aan [verzoeker] het volgende geschreven:
Helaas is binnen de VvE uw vloer, die ernstige geluidshinder voor dhr. [betrokkene 5] oplevert, al lange tijd onderwerp van gesprek. Reeds in de ledenvergadering van 10 februari 2021 is besloten dat u een geluids-isoleerende tussenvloer met een geluidsreducerende werking van 10 DB tot 15 DV onder uw gietvloer moet aanbrengen voor 1 juni 2021. U heeft dit ondanks herhaald verzoek nog niet gedaan, evenmin heeft u het besluit voor vernietiging voorgedragen bij de kantonrechter. Het besluit heeft nu formele rechtskracht en dient nageleefd te worden. Nu de termijn al ruimschoots twee jaar is verstreken heeft het Bestuur de situatie te lang oogluikend toegestaan, dhr. [betrokkene 5] heeft daardoor onnodig lang gezeten in een situatie met geluidsoverlast. Wij geven u een allerlaatste gelegenheid om de vloer voor 1 juli a.s. aan te passen, daarna verbeurt u een dwangsom van € 100,00 per dag. Dit is in lijn met de boetebepaling van bepaling 10.1 van de Splitsingsakte.

3.Het verzoek

3.1.
[verzoeker] verzoekt de kantonrechter de besluiten van het bestuur vervat in de brieven van 19 mei 2022 en 3 juni 2023 nietig te verklaren, althans het besluit vervat in de brief van het bestuur van 3 juni 2023 te vernietigen. Verder verzoekt [verzoeker] om het besluit van de VvE van 3 juni 2023 te schorsen totdat op het onderhavige verzoek onherroepelijk is beslist.
3.2.
[verzoeker] legt aan haar verzoeken (kort gezegd) ten grondslag dat de besluiten van 19 mei 2022 en 3 juni 2023 nietig zijn wegens strijd met artikel 41 en 45 lid 8 van het Modelreglement. Verder is volgens [verzoeker] is het besluit van het bestuur van 3 juni 2023 vernietigbaar omdat het verwijst naar een norm die ten tijde van het leggen van de voeren niet van toepassing was. [verzoeker] acht het in strijd met de redelijkheid en billijkheid om haar te verplichten haar vloeren aan te passen aan een later vastgestelde norm. Dit geldt volgens haar temeer omdat het beoogde resultaat – een geluidsreductie met 10 tot 15 dB – technisch niet haalbaar is op de wijze waarop dat volgens het bestuur moet worden gedaan.

4.Het verweer

4.1.
De VvE stelt zich op het standpunt dat al in de vergadering van [nummer 5] oktober 2021 is besloten [verzoeker] aan te schrijven met het verzoek haar vloer aan te passen in verband met geluidsoverlast. [verzoeker] was bij die vergadering aanwezig. Zij heeft echter na de vergadering geen vernietiging van het bestreden besluit verzocht. Volgens de VvE is de aanschrijving van 3 juni 2023 daarmee gebaseerd op het rechtens onaantastbare besluit. Reeds op die grond kan het verzoek van [verzoeker] in deze procedure niet slagen. Verder voert de VvE aan dat het besluit niet in strijd is met de redelijkheid en billijkheid omdat de vloerbedekking niet alleen niet voldoet aan de normen van het Huishoudelijk reglement maar evenmin aan de normen die ten tijde van het aanleggen van de vloer van toepassing waren.

5.De beoordeling

De bevoegdheid van de kantonrechter
5.1.
[verzoeker] verzoekt onder meer het besluit van het bestuur van de VvE van 19 mei 2022 en 3 juni 2023 “nietig te verklaren”. Een verzoek strekkende tot nietigheid van een besluit dient in beginsel niet aan de kantonrechter maar aan de rechtbank in een dagvaardingsprocedure te worden voorgelegd. Aangezien [verzoeker] zich echter naast nietigheid ook op vernietigbaarheid van het besluit van het bestuur van de VvE van 3 juni 2023 beroept, acht de kantonrechter zich in lijn met het arrest van de Hoge Raad van 10 juli 2020 (ECLI:NL:HR:2020:1275) bevoegd om het verzoek te behandelen en daarover te beslissen.
Is sprake van een besluit?
5.2.
Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of de brieven van 19 mei 2022 en 3 juni 2023 van het bestuur een besluit bevatten. In dat kader is van belang dat artikel 41 lid 1 van het Modelreglement bepaalt dat het bestuur bij overtreding of niet-nakoming van een van de bepalingen van de wet, van het reglement, van het huishoudelijk reglement of van een besluit van de vergadering door een eigenaar of door een gebruiker, de betrokkene per aangetekende brief een schriftelijke waarschuwing zal doen toekomen om hem te wijzen op de overtreding of niet-nakoming. Op grond van lid 2 van artikel 41 kan het bestuur de betrokkene een eenmalige of dagboete kan opleggen indien hij binnen een maand geen gevolg geeft aan de waarschuwing. Een dergelijke waarschuwing moet gekwalificeerd worden als een besluit van een orgaan van de vereniging.
5.3.
De brief van het bestuur met dagtekening 19 mei 2022 is naar het oordeel van de kantonrechter geen besluit, nu deze brief het karakter mist van een “waarschuwing” als bedoeld in artikel 41 van het Modelreglement. Het betreft hier ‘slechts’ een verzoek tot het naleven van het Huishoudelijk Reglement. Nu het hier niet om een besluit kan van nietigheid of vernietigbaarheid geen sprake zijn.
5.4.
De brief van 3 juni 2023 bevat daarentegen naar het oordeel van de kantonrechter wel een zelfstandig besluit van het bestuur van de VvE. In die brief wordt aan [verzoeker] een allerlaatste gelegenheid gegeven om de vloer aan te passen en wordt haar een dwangsom van € 100,00 aangezegd bij niet nakoming van die verplichting. De brief is daarmee gericht op een rechtsgevolg en moet worden gekwalificeerd als besluit van een orgaan van de vereniging. Niet gezegd kan worden dat dit slechts een uitvoering is van een besluit dat op de algemene ledenvergadering van [nummer 5] oktober 2021 is genomen. Het betreft een zelfstandig besluit van het bestuur van de VvE.
5.5.
De volgende vraag is of het besluit van het bestuur vervat in de brief van 3 juni 2023 nietig dan wel vernietigbaar is. Een besluit van een orgaan van de VvE is nietig indien het in strijd is met de wet of de splitsingsakte en het toepasselijk Modelreglement. Een besluit is vernietigbaar wegens strijd met wettelijke of statutaire bepalingen die het tot stand komen van een besluit regelen, dan wel wegens strijd met de redelijkheid en billijkheid die door artikel 2:8 BW worden geëist (artikel 2:15 BW in verbinding met artikel 5:130 BW).
5.6.
De kantonrechter is van oordeel dat het besluit van het bestuur nietig is nu het is gebaseerd op een norm die ten tijde van het aanleggen van de vloer in 2018 niet gold. Het bestuur beroept zich immers op normen die zijn vastgesteld in het Huishoudelijk Reglement. Het Huishoudelijk Reglement is echter pas in werking getreden op 27 januari 2021. De norm die wel geldt is de norm zoals deze in de vergadering van 28 november 2017 is vastgesteld. Uit de notulen van die vergadering en de toelichting op de agenda blijkt dat een harde vloer niet is toegestaan, tenzij wordt aangetoond dat de vloer een geluidsisolatiewaarde heeft die gelijk is aan de geluidsnorm die gold ten tijde van het afgeven van de bouwvergunning. Daarnaast geldt als norm dat de vloeren van een zodanige samenstelling moeten zijn dat contactgeluid zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat de vloeren vrij en zonder extra isolatie worden gelegd.
5.7.
Naar het oordeel van de kantonrechter heeft [verzoeker] voldoende aangetoond (zowel aan het bestuur als in deze procedure) dat de vloer aan die normen voldoet. Dat de vloer in overeenstemming is gelegd met het Bouwbesluit blijkt uit zowel het rapport van Woningborg advies als het rapport van Peutz. Uit het rapport van Woningborg volgt weliswaar dat de meetresultaten tussen het appartement van [verzoeker] en haar benedenbuurman op nummer [nummer 3] minder goed zijn dan tussen het appartement van de benedenbuurman en diens onderbuurman op nummer [nummer 5], maar Woningborg sluit niet uit dat dit verschil wordt veroorzaakt door het door de benedenbuurman aangebrachte verlaagde plafond. Ook uit het rapport van Peutz blijkt dat in alle situaties wordt voldaan aan de eisen van het Bouwbesluit. Dat de vloer ook is gelegd in overeenstemming met de door de vergadering vastgestelde instructies blijkt uit de verklaring van Nederfloors projekten die de vloer heeft aangebracht. Daarin staat onder meer dat de vloer op een dusdanige manier is aangebracht dat deze vrij van de kanten en kolommen is geïnstalleerd.
5.8.
De VvE heeft nog een beroep gedaan op gebruikershandleiding die aan [verzoeker] zou zijn verstrekt door de aannemer die het appartementengebouw heeft gerealiseerd. De VvE wijst erop dat in die handleiding staat aangegeven dat als harde vloerbedekking wordt toegepast op de eerste tot de vijfde verdieping, de eigenaar verplicht is om geluidsisolatie toe te passen, waarbij een waarde met een verbetering van +10 dB is verplicht gesteld door de VvE. De VvE stelt dat gelet op deze informatie bij [verzoeker] bekend worden verondersteld dat om contactgeluiden zoveel mogelijk tegen te gaan, voldaan moet worden aan de eis van Ico = +10 dB. Ook verwijst zij naar het rapport van Peutz waarin staat dat die norm (in de hoofdslaapkamer, de tweede slaapkamer en de entreehal) niet wordt gehaald. Ook dit betoog kan niet slagen. [verzoeker] heeft terecht aangevoerd dat van een algemeen geldende norm geen sprake is. De norm komt niet voor in de splitsingsakte of het Modelreglement en evenmin staat de norm in de bepaling die door de vergadering op 28 november 2017 is vastgesteld. Pas het Huishoudelijk Reglement dat op 26 januari 2021 is vastgesteld schrijft een verbetering van 10 dB voor. Het Huishoudelijk Reglement heeft echter geen terugwerkende kracht.
5.9.
Nu de vloer voldoet aan de op het moment van leggen geldende normen is het besluit van het bestuur van de vereniging van 3 juni 2023 om haar een allerlaatste gelegenheid om de vloer voor 1 juli 2023 aan te passen een dwangsom in het vooruitzicht vooruit te stellen in strijd met het Modelreglement. Artikel 41 bepaalt immers dat het bestuur een eigenaar kan waarschuwen en een boete opleggen bij overtreding of niet-nakoming van een der bepalingen van de wet, het reglement, van het huishoudelijk reglement of van een besluit van de vergadering. Geen van die gevallen doet zich hier echter voor. Dat betekent dat het bestuur niet bevoegd was [verzoeker] een waarschuwing en een boete op te leggen. Door dit wel te doen is sprake van strijd met artikel 41 van het Modelreglement. Het besluit is daarom nietig. De conclusie is dat de kantonrechter het verzoek van [verzoeker] om het besluit van de vergadering zoals vervat in de brief van 3 juni 2023 nietig te verklaren zal toewijzen.
5.10.
Gelet op deze beslissing heeft [verzoeker] geen belang meer bij haar verzoek het besluit te besluit te schorsen.
Proceskosten
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van de VvE omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
verklaart het besluit van het bestuur van de VvE zoals vervat in de brief van 3 juni 2023 nietig;
6.2.
veroordeelt de VvE tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [verzoeker] tot en met vandaag vaststelt op:
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 542,00 (2x € 271,00)
nakosten € 135,00 ;
6.3.
veroordeelt de VvE tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten vanaf de datum gelegen 14 dagen na de datum van deze beschikking tot aan de dag van de algehele voldoening;
6.4.
verklaart de beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het verzoek voor het overige af.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.