ECLI:NL:RBNHO:2024:4681

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 mei 2024
Publicatiedatum
8 mei 2024
Zaaknummer
10960608 \ CV EXPL 24-1500
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve toetsing van de Algemene Huurvoorwaarden in een huurovereenkomst met Stichting Woningbedrijf Velsen

Op 8 mei 2024 heeft de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een verstekvonnis uitgesproken in de zaak tussen Stichting Woningbedrijf Velsen en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming van het gehuurde, en betaling van huurachterstand en servicekosten, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten en wettelijke rente. De kantonrechter heeft ambtshalve de Algemene Huurvoorwaarden van de huurovereenkomst uit juli 2004 getoetst aan de hand van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. De kantonrechter constateerde dat de huurovereenkomst sociale huur betreft en dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, wat de vordering van de eisende partij rechtvaardigt.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Algemene Huurvoorwaarden dezelfde oneerlijke bedingen bevatten als in een eerdere zaak, waarbij het rentebeding en het incassobeding zijn vernietigd. De eisende partij vorderde een bedrag van € 1.209,12 aan huurachterstand, maar na een deelbetaling van € 450,00 werd een bedrag van € 759,12 toegewezen. De gevorderde gebruiksvergoeding van € 403,08 per maand werd ook toegewezen, maar de ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming werden afgewezen, omdat de huurachterstand op het moment van dagvaarding minder dan drie maanden bedroeg.

De kantonrechter heeft de gedaagde partij in de proceskosten veroordeeld, die zijn vastgesteld op € 136,72 voor dagvaardingskosten, € 328,00 voor griffierecht en € 135,00 voor het salaris van de gemachtigde. De veroordelingen zijn uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde is afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 10960608 \ CV EXPL 24-1500
Uitspraakdatum: 8 mei 2024
Verstekvonnis in de zaak van:
de stichting
Stichting Woningbedrijf Velsen
te IJmuiden
de eisende partij
gemachtigde: KVN Gerechtsdeurwaarders & Juristen
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand en servicekosten, vermeerderd met buitengerechtelijke incassokosten, de wettelijke rente, een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde rechtvaardigt.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van:De huurovereenkomst en de Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst zelfstandige woonruimte Woningbedrijf Velsen van juli 2004
3.1.
De kantonrechter constateert dat sprake is van sociale huur.
3.2.
Voordat de kantonrechter een eindoordeel over de vordering kan geven, moet de kantonrechter eerst ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn), omdat dit gevolgen kan hebben voor (de hoogte van) de vordering. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.3.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
3.4.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
3.5.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Huurprijswijzigings- en incassobedingen
3.6.
De kantonrechter heeft in een eerdere zaak van de eisende partij [2] getoetst of de Algemene huurvoorwaarden woningen augustus 2018 bedingen bevatten die oneerlijk zijn. Dit voor zover de bedingen verband hielden met de vordering. De eisende partij heeft hierbij de gelegenheid gekregen zich hierover uit te laten. De kantonrechter heeft in die zaak geoordeeld dat het huurprijswijzigingsbeding in artikel 4.2 van de huurovereenkomst niet oneerlijk is. Wel heeft de kantonrechter het rentebeding in artikel 6.1 en het incassobeding in artikel 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden oneerlijk bevonden en vernietigd en als gevolg daarvan de gevorderde rente en buitengerechtelijke incassokosten afgewezen. Alhoewel de kantonrechter artikel 13.1 van de Algemene Voorwaarden ook oneerlijk vond ten aanzien van de proceskosten, heeft de kantonrechter geoordeeld dat dit geen gevolg had voor de proceskostenveroordeling, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
3.7.
De Algemene Huurvoorwaarden Huurovereenkomst zelfstandige woonruimte Woningbedrijf Velsen van juli 2004 bevatten dezelfde huurprijswijzigings-, rente- en incassobedingen als de Algemene huurvoorwaarden woningen augustus 2018. De kantonrechter ziet daarom, gelet op het gestelde in de dagvaarding en uitgaande van de huidige stand van de jurisprudentie, in deze zaak geen aanleiding om anders over die bedingen te denken dan in voornoemde zaak. Ook in deze zaak worden het rentebeding in artikel 6.1 en het incassobeding in artikel 13.1 en 13.2 van de algemene voorwaarden daarom vernietigd. Dit heeft tot gevolg dat de gevorderde rente en buitengerechtelijke kosten worden afgewezen.
Servicekostenbeding
3.8.
Artikel 4 van de algemene voorwaarden betreft een servicekostenbeding. De kantonrechter heeft dit beding getoetst en niet oneerlijk bevonden, omdat de eisende partij op grond van het beding slechts de werkelijke servicekosten in rekening kan brengen.
De huurachterstand, rente en de gebruiksvergoeding
3.9.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van € 1.209,12 aan huurachterstand inclusief servicekosten tot en met februari 2024. De gedaagde partij heeft (vóór de eerste roldatum) een deelbetaling gedaan van € 450,00. Nu de buitengerechtelijke incassokosten worden afgewezen, strekt deze deelbetaling alleen in mindering op de toewijsbare hoofdsom. Dit maakt dat een bedrag van € 759,12 aan huurachterstand zal worden toegewezen. De gevorderde rente is toewijsbaar over dit bedrag.
3.10.
De gevorderde gebruiksvergoeding zal worden toegewezen vanaf 1 maart 2024.
Ontbinding en ontruiming
3.11.
Gelet op de deelbetaling die de gedaagde partij heeft gedaan, bedroeg de huurachterstand op de datum waartegen de dagvaarding is aangebracht minder dan drie maanden. Weliswaar is door de huurachterstand sprake van een tekortkoming in de nakoming van de huurovereenkomst, maar deze rechtvaardigt geen ontbinding van de huurovereenkomst en ontruiming van het gehuurde. Dit deel van de vordering zal daarom worden afgewezen.
Conclusie en proceskosten
3.12.
De vordering van de eisende partij wordt gedeeltelijk toegewezen.
3.13.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 759,12;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om aan de eisende partij te betalen een bedrag van
€ 403,08 per maand aan gebruiksvergoeding, voor iedere maand dat de gedaagde partij het gehuurde vanaf 1 maart 2024 in gebruik houdt;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 136,72 wegens dagvaardingskosten,
€ 328,00 wegens griffierecht en
€ 135,00 wegens salaris gemachtigde;
4.4.
verklaart de veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
4.5.
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.P.E. Oomens en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).
2.ECLI:NL:RBNHO:2023:14157 (tussenvonnis) en ECLI:NL:RBNHO:2024:3511 (eindvonnis na akte), te vinden op rechtspraak.nl.