2.2.In het tweede tussenvonnis heeft de rechtbank het deskundigenbericht bevolen en de heer J.C. Kok als deskundige benoemd. De deskundige heeft op 7 december 2023 deskundigenbericht uitgebracht en de vragen van de rechtbank - voor zover van belang - als volgt beantwoord:
“
1. Kunt u op basis van de voorhanden zijnde foto’s en andere bescheiden bepalen hoe de toestand van de oprit, de schutting en de fundering van de schutting op het perceel [adres 1] te [plaats 1] was voordat Bouwbedrijf [gedaagden] de werkzaamheden op perceel [adres 2] begon?
(…) Bij de nulmeting van 26 juli 2021 zijn geen metingen uitgevoerd van bijvoorbeeld de hoogte of scheefstand van de schutting. De foto’s tonen geen waarneembare afwijkingen tussen de afzonderlijke kolommen in horizontale zin, loodrecht op de schutting. Dat wil zeggen dat er geen palen zijn die een zichtbare scheefstand vertonen, dan wel in de richting van [adres 1] dan wel in de richting van [adres 2] . Op met name de overzichtsfoto van de schutting is wel een afwijking in verticale zin waar te nemen, in die zin dat de schutting een bolling vertoont over de lengte (…). De fundering en schutting volgen daarmee het verloop van het maaiveld. (…)
Bij de nulmeting zijn geen detailopnamen gemaakt van scheuren in de funderingsbalk. Wel valt uit de foto’s van de afzonderlijke segmenten van de schutting op te maken dat er op ten minste vier locaties een scheur in dwarsrichting van de funderingsbalk aanwezig was (…).
Voor zover zichtbaar liggen de tegels van de oprit over het geheel op regelmatige onderlinge afstand. Ook liggen de tegels langs de funderingsbalk op gelijke hoogte met de bovenzijde van de funderingsbalk met uitzondering van één tegel geheel aan het einde van de oprit grenzend aan de beschoeiing langs de achterzijde van het perceel. De achterste tegel langs de schutting ligt ten opzichte van de funderingsbalk op ca. 2 centimeter lager.
Door [eiser] is tevens nog een aantal foto’s overlegd waarop een deel van de schutting en oprit zichtbaar is. Volgens de digitale bestandskenmerken zijn deze foto’s genomen op 28 juli 2021, dus twee dagen na de eerste nulmeting. Deze foto’s, (…), geven eenzelfde beeld als hiervoor beschreven.
Ik merk op dat de vooropname slechts een beperkt beeld geeft van de oprit, de schutting en de fundering van de schutting. Een substantieel deel van de oprit is niet duidelijk vastgelegd in de vooropname. Verder is de schutting op enkele overzichtsfoto’s na, alleen vastgelegd in aanzichten van de afzonderlijke segmenten. Eventuele zijdelingse afwijkingen, haaks op het vlak van de schutting, zijn hierdoor niet in detail vast te stellen, terwijl bij de beoogde werkzaamheden (te weten het realiseren van een bouwput en kelderconstructie met een diepte van ca. 4 meter op een afstand van minder dan één meter van de schutting) één van de risico’s is dat een bestaande (ranke) schuttingsconstructie zijdelings uitwijkt. Een directe controle hierop is aan de hand van de vooropname niet mogelijk. Desondanks geven de beschikbare foto’s een redelijke indruk van de toestand van de oprit, funderingsbalk en schutting voorafgaand aan de werkzaamheden van [gedaagden] .
2. Indien u vraag 1 bevestigend beantwoordt, kunt u dan aangeven op welke punten die toestand op perceel [adres 1] afwijkt van de toestand zoals die nu is?
Op basis van de fotovergelijking (…) ligt met name de bestrating van de oprit duidelijk minder gelijkmatig dan tijdens de vooropname. In het bijzonder zijn de voegen tussen de tegels in de lengterichting van de oprit wijder geworden en zijn de tegels langs de betonrand plaatselijk verzakt (…) en is er binnen dit gebied een naad ontstaan tussen de tegels en de zijkant van de funderingsbalk. Ook blijkt uit de afbeeldingen (…) dat de schutting in ieder geval ter hoogte van kolom 11 wijkt in de richting van [adres 2] .
Omdat de vooropname slechts beperkte mogelijkheid tot vergelijking biedt, is nagegaan of de oprit, de schutting en de fundering van de schutting afwijkingen vertoont waarvan vaststaat dan wel aannemelijk is dat deze er niet waren ten tijde van de vooropname. Daartoe zijn tijdens het onderzoek enkele series metingen uitgevoerd.
In de eerste plaats is een hoogtemeting uitgevoerd vanuit een horizontale laserlijn. Daarbij is vastgesteld dat de schutting van voor naar achter een boogvorm vertoont die globaal gelijk loopt met het verloop van het maaiveld. (…) Op de overzichtsfoto van de schutting in de vooropname is een soortgelijk verloop zichtbaar, in die zin dat de schutting een bolling vertoont over de lengte. De fundering en schutting volgen daarmee het verloop van het maaiveld. Het is niet vast te stellen of er op dit punt sprake is van een afwijking ten opzichte van de vooropname. Het verloop van het maaiveld (en daarmee ook het verloop van de schutting) is nodig in verband met een goede afwatering van het perceel.
In de tweede plaats is er ter hoogte van dezelfde horizontale lijn de horizontale afstand gemeten tot de voorkant van elk van de kolommen van de schutting. Uit deze meting volgt dat de betonbalk een zijwaartse uitwijking vertoont in de richting van perceel [adres 2] . De maximale uitwijking bedraagt ca. 6 cm ten opzichte van de beide uiteinden van de schutting (…). De grootste afwijking doet zich voor ter hoogte van kolom 9. Deze locatie komt overeen met het midden van bouwput/kelder direct naast de schutting op het perceel [adres 2] . In dit gedeelte doet zich ook de grootste wijking voor van de dwarsvoegen tussen de tegels, dat wil zeggen de voegen in de langsrichting van de oprit.
In de derde plaats is de stand van de afzonderlijke kolommen van de schutting opgemeten, meer in het bijzonder de afwijking van de hellingshoek ten opzichte van een verticaal vlak evenwijdig aan de schutting. Vastgesteld is dat de kolommen 1 en 2 (aan de achterzijde) een geringe scheefstand hebben in de richting van perceel [adres 2] . De grootste scheefstand is geconstateerd ter hoogte van de kolommen 10 en 11. Ter plaatse van deze twee kolommen bedraagt de horizontale verplaatsing aan de bovenzijde van de kolom meer dan 4 centimeter (…) Ook deze locatie komt overeen met de locatie van de bouwput/kelder direct naast de schutting op het perceel [adres 2] .
3. Voor het geval u verschillen ziet tussen de toestand op perceel [adres 1] voor de werkzaamheden van Bouwbedrijf [gedaagden] en de toestand nu, wat is naar uw oordeel de oorzaak van die verschillen? Indien er meerdere oorzaken zijn, verzoekt de rechtbank u, zo mogelijk, te specificeren in welke mate iedere oorzaak daaraan heeft bijgedragen?
(…) Bij de uitgevoerde werkzaamheden op het perceel [adres 2] (…) bestaat er zeker een risico op enige zijdelingse verplaatsing van de grond langs de put, ondanks het aanbrengen van damwanden en een stempelraam. Ook in de overgelegde berekeningen wordt uitgegaan van een zekere vervorming van de damwanen en het stempelraam. Het gevolg daarvan is dat de grond achter de damwand eveneens enige vervorming ondergaat. (…) Voor een zeer ranke constructie, zoals de schutting, die op zeer korte afstand van deze bouwput staat, kan dit leiden tot enige vervorming in de richting van de bouwput.
De opgetreden vervormingen van de oprit en schutting komen wat betreft de aard en de locatie duidelijk overeen met mogelijk te verwachten vervorming als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden. Er zijn geen andere invloeden denkbaar die deze specifieke vervormingen op deze locatie veroorzaakt kunnen hebben.
Geconcludeerd wordt dat, gezien het verloop en de locatie van de vervormingen van oprit en schutting en gezien de aard en de locatie van de uitgevoerde werkzaamheden, het niet anders kan dan dat de opgetreden vervormingen geheel zijn veroorzaakt door de uitgevoerde werkzaamheden.
Hoewel niet alle geconstateerde vervormingen (volledig) uit de vooropname zijn af te leiden, is het ondenkbaar dat deze zeer specifieke vervormingen van de bestrating en schutting al aanwezig waren voor aanvang van de werkzaamheden. (…)
Ten aanzien van de zijdelingse bolling van de funderingsbalk is het aannemelijk dat ten minste een deel hiervan ontstaan is ten gevolge van de uitgevoerde werkzaamheden. Zowel het wijken van de tegels van de oprit wijst hierop als de plaatselijke scheefstand van de schutting. Daarbij kan aangenomen worden dat de bovenzijde van de funderingsbalk iets meer zijdelings is verplaatst dan de palen onder de funderingsbalk, waardoor de funderingsbalk gedeeltelijk iets is gekanteld met scheefstand van de palen tot gevolg. Dit is ook de te verwachten vervorming als gevolg van de uitgevoerde werkzaamheden. Het is echter niet uitgesloten dat een deel van deze bolling al bij de uitvoering is ontstaan. Dit kan op basis van de beschikbare gegevens niet weer vastgesteld worden. Het is echter niet uitgesloten dat een deel van deze bolling al bij de uitvoering is ontstaan. (…) Samengevat is de toename van de geconstateerde vervormingen geheel veroorzaakt door de werkzaamheden die door Bouwbedrijf [gedaagden] zijn uitgevoerd op het perceel [adres 2] , met uitzondering van de verzakking van de achterste tegel van de oprit langs de funderingsbalk van de schutting.
4. Op welk bedrag begroot u de herstelkosten van de door u als antwoord op vraag 2 te noemen punten?
Voor het vaststellen van de herstelkosten is het noodzakelijk vast te stellen welke herstelwerkzaamheden noodzakelijk zijn.
Herstel behoeven in ieder geval de onregelmatigheid in de oprit en de scheefstand van de schutting.
Ten aanzien van de fundering onder de schutting is vastgesteld dat er sinds december 2021 geen wezenlijke toename van de vervorming is opgetreden. Op basis hiervan acht ik de draagkracht van de fundering toereikend om de schutting te dragen en is er geen verdere zetting van de fundering te verwachten. Ik zie dan ook geen noodzaak tot het vervangen van de fundering.
De schutting is geplaatst en gesteld op ankers die in de funderingsbalk zijn ingestort. Ik acht het mogelijk de schuttingpalen opnieuw te stellen op de bestaande ankers en vervolgens met de bovenmoer te borgen.
De werkzaamheden bestaan dan achtereenvolgens uit:
- Schutting demonteren;
- Bestrating uitnemen en opslaan:
- Elektra ontkoppelen, controleren en waar nodig repareren en/of aanpassen;
- Aanvullen zandbed;
- Verdichten en egaliseren zandbed;
- Opnieuw aanbrengen tegels en waar nodig passend maken, enkele nieuwe tegels wegens maataanpassingen en breuk;
- Schuttingpalen opnieuw stellen en borgen;
- Schuttingdelen opnieuw aanbrengen;
- Elektra opnieuw monteren;
Dit leidt tot de volgende kostenopstelling:
5. Voor het geval (mede) ten gevolge van de werkzaamheden van Bouwbedrijf [gedaagden] herstelwerkzaamheden op perceel [adres 1] nodig zijn, in hoeverre is het herstel daarmee definitief en in hoeverre verwacht u, dat later aanvullend herstel nodig is? Indien u verwacht dat later aanvullend herstel nodig is, welke herstelwerkzaamheden zijn dan nodig en op welk bedrag begroot u de daaraan verbonden kosten?
Aangezien er sinds december 2021 geen wezenlijke toename van de vervormingen is vastgesteld zie ik geen aanleiding voor aanvullend herstel ervan uitgaande dat het herstel en met name het verdichten van het zandbed zorgvuldig wordt uitgevoerd.
6. Zijn er nog andere punten die u naar voren wilt brengen waarvan de rechter volgens u kennis dient te nemen bij de verdere beoordeling?
De van belang geachte opmerkingen zijn in het voorgaande reeds verwerkt.”
Juridisch kader voor het beoordelen van een deskundigenbericht