ECLI:NL:RBNHO:2024:508

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 februari 2024
Publicatiedatum
22 januari 2024
Zaaknummer
10829170 \ CV EXPL 23-4015
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenvonnis inzake ambtshalve toetsing van algemene voorwaarden in consumentenovereenkomst

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 februari 2024 een tussenvonnis gewezen in een geschil tussen de besloten vennootschap Allcar Autoverhuur B.V. en een gedaagde partij die niet is verschenen. De eisende partij vordert betaling van een bedrag van € 5.827,79, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de (pre)contractuele informatieplichten van de handelaar beoordeeld, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft voldoende aangetoond dat aan deze informatieplichten is voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van Allcar Autoverhuur onder de loep genomen. De kantonrechter is voornemens om artikel 5 lid 3 en lid 4 van deze voorwaarden te vernietigen vanwege hun oneerlijke karakter ten opzichte van de consument. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De kantonrechter benadrukt dat het essentieel is dat consumenten beschermd worden tegen onredelijke bedingen in overeenkomsten, en dat de ambtshalve toetsing van deze voorwaarden noodzakelijk is om de rechten van de consument te waarborgen.

De zaak is aangehouden voor verdere beoordeling, waarbij de eisende partij zich moet uitlaten over de bevindingen van de kantonrechter met betrekking tot de algemene voorwaarden. De beslissing over de verdere procedure is aangehouden tot 29 februari 2024.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 10829170 \ CV EXPL 23-4015
Uitspraakdatum: 1 februari 2024
Tussenvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de besloten vennootschap
Allcar Autoverhuur B.V.
gevestigd te Purmerend
de eisende partij
gemachtigde: Wiggers Gerechtsdeurwaarders
tegen
[gedaagde]
zonder bekende woon- en verblijfplaats in Nederland en daarbuiten,
maar met briefadres hebbende te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De procedure

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De beoordeling

2.1.
De eisende partij vordert veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van
€ 5.827,79, te vermeerderen met de wettelijke rente over een bedrag van € 4.661,00. Daarnaast vordert zij veroordeling van de gedaagde partij in de proceskosten en de nakosten.
(Pre)contractuele informatieplichten
2.2.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
2.3.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing algemene voorwaarden van Allcar Autoverhuur (hierna: Algemene Voorwaarden)
2.4.
De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de
Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
2.5.
De kantonrechter moet in dit verband beoordelen of bedingen, waaraan een consument gebonden is zonder dat daarover afzonderlijk is onderhandeld, in strijd met de goede trouw het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en verplichtingen van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoren. In dat geval moet de kantonrechter daar consequenties aan verbinden, met de bedoeling dat de consument erop kan vertrouwen dat de ‘kleine lettertjes’ niet oneerlijk voor hem uitpakken – en dat hij wordt beschermd als hij zijn handtekening heeft gezet onder een overeenkomst waarin oneerlijke bedingen blijken te zijn opgenomen.
2.6.
De kantonrechter voegt hier nog aan toe dat het gaat om een beoordeling van de bedongen afspraken, die de rechten en plichten van partijen over en weer vastleggen en waar de consument door het sluiten van de overeenkomst contractueel aan kan worden gehouden. Of de eisende partij de consument ook daadwerkelijk aan die afspraken houdt, of in de praktijk alleen naleving van wettelijke bepalingen verlangt, is in dit verband niet relevant. De omstandigheid dat een eisende partij alleen een beroep doet op wettelijke bepalingen ontslaat de kantonrechter namelijk niet van de verplichting om ambtshalve te toetsen. In dat laatste geval heeft de eisende partij ook geen recht op de gevorderde wettelijke vergoeding. [1] Dat geldt voor de gevorderde hoofdsom, maar ook voor bijkomende vorderingen, zoals de gevorderde vergoedingen voor gemaakte buitengerechtelijke incassokosten of rente.
2.7.
Samenvattend moet de kantonrechter in iedere procedure over ieder onderdeel van de vordering beoordelen of daarover in de algemene voorwaarden afspraken zijn gemaakt en of die afspraken al dan niet eerlijk zijn ten opzichte van de consument. Als de kantonrechter oordeelt dat een contractuele afspraak niet eerlijk is, moet het beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
Buitengerechtelijke incassokosten
2.8.
De eisende partij maakt aanspraak op vergoeding van gemaakte buitengerechtelijke incassokosten. In artikel 5 lid 4 van de Algemene Voorwaarden is daarover een beding opgenomen. De kantonrechter moet dus beoordelen of het genoemde artikel in de Algemene Voorwaarden oneerlijk is ten opzichte van de gedaagde partij.
2.9.
Artikel 5 lid 4 luidt als volgt:

Indien huurder ook na sommatie in gebreke blijft het verschuldigde bedrag te betalen, is hij daarenboven gehouden tot vergoeding van incassokosten. Onder incassokosten wordt verstaan alle kosten die verhuurder in en buiten rechte maakt voor de invordering van het verschuldigde bedrag met een minimum van 15% van het verschuldigde bedrag dan wel, indien het verschuldigde bedrag kleiner is dan € 500,- (excl. BTW), met een minimum van€ 75,- (excl. BTW).
2.10.
De bedongen vergoeding als bedoeld in artikel 5 lid 4 van de Algemene Voorwaarden is niet conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). De vergoeding in artikel 5 lid 4 van de Algemene Voorwaarden is immers hoger dan de vergoeding die volgt uit het Besluit. In artikel 2 lid 1 van het Besluit is opgenomen dat bij een gevorderde hoofdsom van € 2.500 de vergoeding voor de kosten 10% van het bedrag van de hoofdsom van de vordering bedraagt, met een minimum van € 40,00. Volgens de tekst van het beding in de Algemene Voorwaarden zijn de incassokosten al verschuldigd zodra de consument ‘
na sommatie in gebreke blijft’, terwijl de wettekst voorschrijft dat de incassokosten pas ná het verstrijken van de in de veertiendagenbrief genoemde termijn verschuldigd worden. Artikel 5 lid 4 van de Algemene Voorwaarden is dan ook onduidelijk geformuleerd, waardoor het voor consumenten onmogelijk is om te weten waar zij contractueel aan kunnen worden gehouden.
2.11.
Gelet op het voorgaande is de kantonrechter voornemens om het beding te vernietigen vanwege het oneerlijke karakter. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten.
Rente
2.12.
De eisende partij maakt (ook) aanspraak op vergoeding van de rente. In artikel 5 lid 3 van de Algemene Voorwaarden is daarover een beding opgenomen.
2.13.
Artikel 5 lid 3 luidt als volgt:

Betaling dient, tenzij anders is overeengekomen, onmiddellijk na ommekomst van de huurtermijn te geschieden. Indien huurder niet op tijd betaalt, is hij van rechtswege in verzuim. Vanaf de datum van verzuim is huurder over het openstaande bedrag de wettelijke rente, vermeerderd met 3 % op jaarbasis verschuldigd, waarbij een gedeelte van de maand als een maand geldt.
2.14.
Uit het beding lijkt te volgen dat er bovenop de wettelijke rente een bedongen bedrag van 3% op jaarbasis verschuldigd is. De wettelijke rente voor consumentenovereenkomsten, die in het algemeen eerlijk wordt geacht, is vele malen lager dan de bedongen rente, zoals volgt uit het rentebeding. Een rechtvaardiging voor dit verschil is niet gesteld of gebleken. Door die hoge bedongen rente wordt het evenwicht tussen de uit de overeenkomst voortvloeiende rechten en plichten van partijen ten nadele van de consument aanzienlijk verstoord. Dit beding wordt om die reden vermoed oneerlijk te zijn ten opzichte van de consument en de kantonrechter is daarom voornemens het rentebeding ambtshalve te vernietigen. De eisende partij krijgt de gelegenheid om zich hierover uit te laten. De kantonrechter begrijpt dat de eisende partij de verschuldigde wettelijke rente aan zijn vordering ten grondslag legt, maar gelet op wat in 2.6. is overwogen, kan die vordering niet worden toegewezen als het rentebeding in de algemene voorwaarden oneerlijk is.
2.15.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
verwijst de zaak naar de rol van
29 februari 2024om zich bij akte uit te laten over wat in rechtsoverweging 2.10. en 2.14. is overwogen;
3.2.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Dat volgt uit arresten van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 27 januari 2021 (ECLI:EU:C:2021:68) en 8 december 2022 (ECLI:EU:C:2022:971).