ECLI:NL:RBNHO:2024:6429

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 juni 2024
Publicatiedatum
26 juni 2024
Zaaknummer
C/15/338798 / HA ZA 23-229
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over kosten en gebreken bij aanneming van werk met richtprijs en meerwerk

In deze uitspraak behandelt de Rechtbank Noord-Holland twee civiele zaken tussen een aannemer en zijn opdrachtgevers. In de eerste zaak vordert de aannemer betaling voor werkzaamheden aan de woning van de opdrachtgevers, terwijl de opdrachtgevers schadevergoeding eisen wegens gebrekkig werk. De rechtbank oordeelt dat de aannemer recht heeft op een gedeeltelijke betaling van € 2.370,-, omdat de overeengekomen richtprijs van € 31.700,- met meer dan 10% is overschreden zonder dat de opdrachtgevers tijdig zijn gewaarschuwd. De vordering van de opdrachtgevers wordt afgewezen, omdat de aannemer niet in verzuim is geraakt en hen niet in de gelegenheid is gesteld om gebreken te verhelpen.

In de tweede zaak eisen de opdrachtgevers schadevergoeding van de aannemer, maar de rechtbank wijst deze vordering af. De opdrachtgevers hebben niet tijdig geklaagd over de gebreken en hebben de aannemer niet de kans gegeven om deze te herstellen. De rechtbank concludeert dat de aannemer niet in verzuim is en dat de opdrachtgevers geen recht hebben op schadevergoeding. De proceskosten worden gecompenseerd, waarbij beide partijen hun eigen kosten dragen.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Vonnis in gezamenlijk behandelde zaken van 26 juni 2024
In de zaak met zaaknummer/rolnummer: C/15/338798 / HA ZA 23-229 van
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser]
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1],

en
2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2],
gedaagde partijen,
hierna samen te noemen: [gedaagden],
advocaat: mr. R.G.N. le Roy te Haarlem,
en in de zaak met zaaknummer/rolnummer: C/15/347639 / HA ZA 24-004 van

1.[gedaagde 1],

en
2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [plaats 2],
eisende partijen,
advocaat: mr. R.G.N. le Roy te [plaats 1],
tegen
[eiser] H.O.D.N. [bedrijf 1],
wonende te [plaats 1],
gedaagde partij,
advocaat: mr. F.M. Wagener te Alkmaar.
De zaak in het kort
In deze uitspraak worden twee zaken behandeld. In de eerste zaak vordert [eiser] betaling van werkzaamheden die hij heeft verricht aan de woning van [gedaagden]. In de tweede zaak vorderen [gedaagden] schadevergoeding van [eiser]. Zij zeggen dat hij het werk niet goed heeft uitgevoerd en dat zij kosten voor herstel moeten maken. De rechtbank wijst de vordering van [eiser] voor een klein deel toe. Er is sprake van een richtprijs welke niet met meer dan 10% mag worden overschreden. [gedaagden] moeten [eiser] nog € 2.370,- betalen. De vordering van [gedaagden] wordt afgewezen omdat [eiser] niet in de gelegenheid is gesteld om de gebreken te verhelpen en ook overigens niet in verzuim is.

1.De procedure in de eerste zaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 43 van [eiser]
- de conclusie van antwoord met twee producties van [gedaagden]
- het tussenvonnis van de rechtbank van 11 oktober 2023
- de akte houdende overlegging producties met producties 44 en 45 van [eiser]
- de pleitaantekeningen van de advocaten van partijen
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de tweede zaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties 1 tot en met 8 van [gedaagden], waaronder de stukken uit de eerste procedure
- de conclusie van antwoord met productie 1 van [eiser], waarbij hij ook verwijst naar de producties overgelegd in de eerste zaak;
- het tussenvonnis van de rechtbank van 28 februari 2024
- de akte houdende overlegging producties met productie 9 van [gedaagden]
- de akte houdende overlegging van twee producties van [eiser]
- de pleitaantekeningen van de advocaten van partijen
- de mondelinge behandeling van 17 mei 2024, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
2.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

3.1.
[eiser] is een aannemer met 27 jaar ervaring. Hij legt zich onder de naam [bedrijf 1] toe op de algemene burgerlijke en utiliteitsbouw.
3.2.
[gedaagden] zijn beiden natuurlijke personen. Zij zijn medio 2021 eigenaar geworden van een woning (hierna: de woning) en de bijbehorende schuur (hierna: de schuur) gelegen aan [adres 1] te [plaats 2].
3.3.
[gedaagden] hebben [eiser] ingeschakeld met het oorspronkelijke plan om de woning door hem te laten renoveren. Nadat bleek dat de fundering van de woning hersteld moest worden, hebben partijen afgesproken dat [eiser] eerst de schuur zou gaan verbouwen naar een gastenverblijf en dat hij daarna de woning zou renoveren.
Op die manier konden [gedaagden] tijdelijk in het gastenverblijf verblijven terwijl de woning werd gerenoveerd. [eiser] heeft vóór aanvang van de werkzaamheden de kosten voor de (renovatie)werkzaamheden aan de schuur op € 27.000,- geschat.
3.4.
Op 7 september 2021 heeft [gedaagde 2] aan de vrouw van [eiser] per Whatsapp de volgende berichten gestuurd:

Hya, I’ve paid Guy today. The amount is now 27.000
Can we get an estimate how much more it’s going to be?
(…)
But we really do not want to have a shock with the bill. We need to know what to expect”
3.5.
[gedaagden] hebben aan [eiser] voor zijn werkzaamheden aan de schuur in de periode van 12 augustus tot en met 23 december 2021 een totaalbedrag van € 31.676,86 betaald. Daarmee zijn de werkzaamheden aan de schuur volledig betaald. [gedaagden] hebben de schuur in januari 2022 in gebruik genomen.
3.6.
In februari 2022 heeft een derde partij herstelwerkzaamheden uitgevoerd aan de fundering van de woning van [gedaagden]
3.7.
Op 6 maart 2022 heeft [eiser] aan [gedaagden] een e-mail gestuurd, waarin hij schrijft:

hierbij mijn geschatte kosten voor jullie woonhuis.
Dit is geschat en dus geen fixed price!
Aanstaande dinsdag zal een container worden geplaatst en komen we om de
boel op te starten.
Zodra de factuur is ontvangen zal ik een grote bestelling doen die dan ergens
in de loop van de week zal worden geleverd.
A.s. dinsdag kunnen we nog wel even kletsen over de kosten!
In de bijlage bij deze e-mail heeft [eiser] aan [gedaagden] het volgende overzicht van bedragen meegestuurd, waarvan de som € 31.700,- bedraagt:
3.8.
Bij de e-mail heeft [eiser] ook een factuur voor een bedrag van € 10.000,- gevoegd met de omschrijving “
voorschot op de werkzaamheden aan het woonhuis”. Nadat [gedaagden] dit bedrag betaald hebben is [eiser] begin maart 2022 begonnen met de werkzaamheden aan de woning. Vervolgens heeft [eiser] op 19 maart, 6 april en 18 april 2022 aan [gedaagden] facturen gestuurd – steeds met de omschrijving “
voorschot op werkzaamheden aan het woonhuis” voor een totaalbedrag van € 17.500,-. [gedaagden] hebben deze facturen betaald.
3.9.
Op 17 mei 2022 heeft [eiser] [gedaagden] een (voorschot)factuur gezonden voor € 10.000,-. Van dit bedrag hebben [gedaagden] € 5.000,- betaald aan [eiser]. [gedaagden] hebben zodoende in totaal € 32.500,- betaald aan [eiser] voor de werkzaamheden aan de woning.
3.10.
Met een e-mail van 18 mei 2022 hebben [gedaagden] aan [eiser] meegedeeld:

We hadden toch afgesproken, op jouw voorstel, om de betaling uit te stellen tot het huis getaxeerd (is) en we extra geld hebben geleend door hypotheekverhoging?”
3.11.
Op 23 mei 2022 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan [gedaagden] waarin een opsomming is opgenomen van de werkzaamheden die op dat moment nog uitgevoerd moesten worden: in werking stellen centrale verwarming; dubbelglas van de laatste deur afkitten, trekken van de utp (internet) en trekken van de stroomkabel naar de schuur, het dichtstorten van twee gaten in de vloer met beton, voegen van de loodvervanger op het dak en het aansluiten van de kookgroep voor inductie. Daarbij heeft [eiser] aangegeven dat er geen haast was bij de betaling van deze kosten, maar dat hij wel graag wilde weten wanneer de betalingen uiterlijk zouden worden gedaan. Ook geeft [eiser] aan dat [gedaagden] het aan hem moeten laten weten als er nog zaken moeten gebeuren. In reactie hierop hebben [gedaagden] laten weten nog niet te weten wanneer zij de betaling zouden kunnen doen.
3.12.
Op of omstreeks 8 juni 2022 heeft [eiser] de laatste werkzaamheden aan de woning uitgevoerd. Op 27 juni 2022 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan [gedaagden] waarin hij onder meer schrijft:

hierbij het overzicht van de verwerkte materialen en uren.
Hierbij zend ik ook de eindafrekening.
Wat zullen we afspreken qua betaling (verwachte mogelijkheid)?
Het gedeelte zonder bon zou ik graag binnen enkele weken willen ophalen.
Als bijlage bij deze e-mail heeft [eiser] een factuur van € 36.841,40 (incl. btw) en de volgende overzichten meegestuurd aan [gedaagden]:
3.13.
In reactie hierop heeft [gedaagde 2] diezelfde dag (27 juni) per e-mail gevraagd of het klopt dat de eindrekening nog € 36.000,- bedraagt.
3.14.
Op 3 juli 2022 heeft [eiser] een e-mail gestuurd aan [gedaagden] waarin hij onder meer schrijft:

hierbij een lijst met extra werkzaamheden en de mail verstuurd op 6-3-2022 met de geschatte kosten voor de beschreven werkzaamheden.
Ik hoop ervanuit te kunnen gaan dat als klanten vragen om meerwerk dat ze begrijpen dat er automatisch ook meer uren en materiaalkosten bij komen.
Uit ons laatste gesprek blijkt dit dus niet zo te zijn!
Ik heb opgezocht wat de m2 prijs is voor renovatie...€ 1700,- tot € 2300,- per m2
Wij zitten op € 1000,- per m2!
Ik kan begrijpen dat dit misschien onverwacht is of als een shock binnen komt, maar dit is echt wat het is.
We hebben zo’n 100m2 verbouwd en zou dus rond de € 170.000,- moeten zijn
Misschien is het goed als we komende week elkaar spreken in Live?!
We komen er wel uit!!
Geen stress.
Het zou fijn zijn als er een betaling gedaan kan worden...wat ook mogelijk.
Ik hoor graag spoedig wanneer er tijd is om even bij elkaar te komen en alles te bespreken zodat ik weet waar ik aan toe ben.”
In de bijlage bij deze e-mail heeft [eiser] het volgende overzicht opgenomen:
3.15.
Op 3 juli 2022 hebben [gedaagden] per e-mail gereageerd dat zij begrijpen dat er meer geld gevraagd wordt voor meerwerk, maar dat zij op dit bedrag niet gerekend hadden. Ook geven zij aan hierover met [eiser] te willen praten. In reactie hierop heeft [eiser] per e-mail voorgesteld om op 7 juli 2022 in gesprek te gaan. Daarbij heeft hij aangegeven dat hij het zeer op prijs zou stellen als die dag het openstaande cashbedrag afgerekend zou worden. [gedaagden] hebben de afspraak bevestigd en hebben daarbij meegedeeld dat zij het cashbedrag dan zullen hebben.
3.16.
Op 7 juli 2022 heeft een gesprek tussen [eiser] en [gedaagden] plaatsgevonden. Daarbij hebben [gedaagden] voorgesteld een streep onder de kwestie te zetten na betaling van een laatste bedrag van € 15.000,-. [eiser] heeft met dit voorstel niet ingestemd. Tijdens het gesprek is door [gedaagden] geen (cash)bedrag betaald aan [eiser].
3.17.
Op 10 juli 2022 hebben [gedaagden] een e-mail aan [eiser] gestuurd waarin zij aangeven de situatie als heel onprettig te ervaren. Ook geven zij aan dat er mogelijk sprake is van een misverstand. Zij wijzen erop dat uit de e-mail van 3 juli naar voren komt dat de totale kosten van het woonhuis € 49.000,- zijn. Zij vragen of zij het verschil tussen dat bedrag en het oorspronkelijk geschatte bedrag, groot € 17.300,-, moeten betalen.
3.18.
Op 13 juli 2022 heeft [gedaagde 2] aan [eiser] per Whatsapp aangegeven dat zij aan hem het bedrag wil betalen dat zij verschuldigd is maar niet weet hoeveel het is. Ook vraagt zij aan [eiser] om te bevestigen dat dit bedrag € 17.300,- is. Diezelfde dag heeft [eiser] aan [gedaagden] een e-mail gestuurd waarin hij aangeeft dat hij bezig is alles op een rijtje te zetten en een gespecificeerd overzicht aan [gedaagden] zal verstrekken. Daarbij heeft hij meegedeeld:

Ik wil voor ons alle ervoor zorgen dat er een duidelijk en zonder fouten overzicht ontstaat zodat hier geen twijfels over zijn. Dit administratief werk zal enige dagen duren.”
3.19.
Op 4 augustus 2022 heeft de advocaat van [eiser] een brief aan [gedaagden] gestuurd waarin zij onder meer gesommeerd worden tot het betalen van een bedrag van € 41.605,15 (incl. btw) aan [eiser].
3.20.
In reactie hierop heeft de (voormalig) advocaat van [gedaagden] op 19 augustus 2022 een e-mail aan de advocaat van [eiser] gestuurd, waarin [gedaagden] de vordering uitdrukkelijk betwisten en naar voren brengen dat enige onderbouwing van de vordering van [eiser] ontbreekt.
3.21.
Op 30 maart 2023 is in opdracht van [eiser] de dagvaarding in de eerste zaak uitgebracht.
3.22.
Op 31 oktober 2023 is in opdracht van [gedaagden] een bouwkundig onderzoek verricht naar de woning en de schuur door [betrokkene 1] (hierna: [betrokkene 1]) van eenmanszaak [bedrijf 2] (handelend onder de naam [bedrijf 2]!). [eiser] is voor dit onderzoek niet uitgenodigd en was hierbij niet aanwezig. [betrokkene 1] heeft op 12 december 2023 zijn definitieve rapport opgesteld, waarin foto’s van de situatie zijn bijgevoegd en waarin onder meer het volgende is opgenomen:

De opdrachtgevers zitten nu met een verbouwde woning die niet af is en niet correct is verbouwd en een bijgebouw welke ook niet voldoet.
Er is door de aannemer ondeskundig gewerkt. Behalve afwerkingen die niet correct zijn of niet zijn afgewerkt, zijn er ook structurele fouten gemaakt waardoor er veel gesloopt moet worden alvorens het op juiste wijze weer op te bouwen.
In deze rapportage zijn kosten opgenomen voor herstel/vervangen van de onderdelen om een deugdelijk resultaat te verkrijgen.
Aangezien er geen offertes zijn afgegeven door de aannemer is niet controleerbaar voor ons of de bouwkosten in verhouding staan tot geleverde werkzaamheden.
De kwaliteit van de gedane werkzaamheden is slecht, waardoor er veel kosten en tijd in het herstel gaat zitten.
Volgens opgave van de huidige bewoners zijn er ook diverse werkzaamheden en materiaal gefactureerd welke niet zijn uitgevoerd, geleverd of zelfs, bij de zonnepaneleninstallatie, deze is gefactureerd terwijl de voorbereiding van de elektrische installatie voor de zonnepanelen al aanwezig was (had vorige bewoner al laten uitvoeren).
Ook zijn er werkzaamheden uitgevoerd die dhr. [gedaagde 1] en mw. [gedaagde 2] niet hebben
aangevraagd (zonwering herstellen (niet gelukt), aanbrengen tv-beugel en doorvoerbuis voor bekabeling).
Ook zijn thermolint en internetkabel door de aannemer beschadigd bij het trekken door de (door derden geleverde en geïnstalleerde} invoerleidingen van woning naar bijgebouw. Doordat de aannemer de waterleiding en UTP kabel in het beton heeft gestort, is herstel zonder behoorlijke sloopwerkzaamheden niet mogelijk.
Bijgebouw:
- De buitengevels zijn niet waterpas aangebracht.
- De begane grondvloer is niet waterpas.
- De buitengevel is niet conform opdracht aangebracht (Niet in typische bouwstijl Zaanstreek, met kraaldelen).
- De onderzijde van de wanden van het bijgebouw zijn niet dichtgezet waardoor er ongedierte in kan komen en nestelen.
- De Sanibroyeur is buiten geplaatst in een slecht aangebrachte betimmering die niet sluitend is en waardoor er water in kan lopen.
- Er zijn geen dakgoten aan het bijgebouw aangebracht waardoor het omliggende terrein snel verzadigd raakt bij regenval.
- Er is geen vloer in de meterkast aangebracht waardoor koude en ongedierte het bijgebouw in kan komen.
- De nagels t.b.v. de houten geveldelen zijn niet in een rechte lijn aangebracht waardoor de gevelaanzichten erg onrustig overkomen.
- De dakpannen liggen niet strak in het dakvlak.
- De riolering is slecht aangelegd, er zijn haakse bochten gebruikt waar mee-stroom-bochten (2 X 45 graden bocht) toegepast hadden moeten worden en de afvoerleiding richting het hoofdriool is langs de waterlijn van het perceel zonder goede beugels en niet waterpas en niet vorstvrij aangebracht.
- Er was te weinig beton besteld door de aannemer waardoor er niveauverschil is tussen slaapkamer en rest van de vloer.
- De folie onder de dakpannen is te kort afgekort waardoor (bij aanbreng van dakgoten) deze niet meer in de dakgoot aangebracht kan worden.
- De schroeven steken onder het dakbeschot uit.
- Het dakbeschot/dak is niet waterpas geplaatst.
- De dekking van het beton op de zwaluwstaartplaten is minimaal te kort waardoor
scheurvorming op termijn kan ontstaan.
- Er is geen zichtbare aarding/potentiaal vereffening waargenomen bij de tussenmeter in het bijgebouw.
- De mechanische ventilatie in de badkamer werkt niet en heeft nooit gewerkt.
- De afwerking langs het schakelmateriaal is niet sluitend.
- Er ontbreken delen van de gevelbetimmeringen.
- Internetaansluiting werkt niet (kapotgetrokken bij installatie door aannemer).
Woning:
Nadat funderingsherstel heeft plaatsgevonden, heeft de aannemer de verbouwing in de woning uitgevoerd, deze is ook niet geheel conform eisen opdrachtgevers.
- Er is vloerverwarming middels de cv-installatie aangebracht, echter is deze op circa 16 centimeter onder de betonnen vloer aangebracht waardoor deze niet in te regelen is (te veel (beton)massa op de cv-leidingen waardoor deze niet in te regelen is) en deze dus onbruikbaar is.
- Er is geen afvoer op de condensafvoer van de ketel aangesloten waardoor er "agressief water" buiten in de grond loost.
- De cv-ketel is onjuist aangelegd waardoor Feenstra geen onderhoud wilt uitvoeren.
- De openslaande deuren in de woonkamer aan de achterzijde lekken en zijn scheef
gemonteerd.
- Er is 2 dagen aan de zonwering gewerkt en gefactureerd zonder dat dit is besproken en deze werkt nog steeds niet.
- De loodaansluiting tussen woning en dak bijkeuken is ondeskundig aangebracht.
- De dubbele deuren tussen keuken en bijkeuken hangen scheef en hebben te veel kiervorming.
- De boerendeur bij de bijkeuken is zo gemonteerd dat deze niet als boerendeur kan
functioneren.
- Er is geen rooster op de afvoer van de afzuigkap van de keuken in de buitengevel geplaatst waardoor er vogels in zijn gevlogen en nesten hebben gebouwd.
- De installatie voor de PV installatie is gefactureerd maar was al aanwezig.
- Er is schade/ slecht afgewerkt stucwerk omdat er eerst gestukt is voor betonstorten.
- De ruit van de tuindeur heeft de aannemer gebroken en is door de opdrachtgevers zelf betaald.
- De elektrische installatie in de slaapkamer werkt niet meer naar behoren na werkzaamheden aan elektrische installatie woonkamer.
- De deur van de hal is te hoog aangebracht (grote kiervorming).
- Er zijn verkeerde zinken dakgoten besteld door de aannemer en niet gemonteerd.
- Er zijn geen stopkranen aangebracht waardoor bij werkzaamheden aan de installatie, zowel woning als bijgebouw zonder water zitten.
- Er is gepushed voor extra wek door de aannemer.
- Er is zonder opdracht gewerkt aan het monteren van een tv-beugel, doorvoer voor kabels en het herstellen van de zonwering.
- Er zijn waterleidingen vervangen om meer druk te creëren, echter was de dienstleiding in de straat lek, waardoor er weinig druk naar de woning kwam (onnodig werk en kosten, terwijl dit te controleren was door net na de watermeter te testen of er druk was). Dit is ondertussen hersteld door PWN.
- Er is een vensterbank gemaakt van overgebleven resten multiplex.
- Er is de aanleg van een buitenkraan gefactureerd, deze is niet aangelegd.
- Ook is de aanleg van zonnepanelen gefactureerd, deze was al aanwezig.
- Er is besproken dat de trap € 1.200, - euro zou kosten, hier is € 2.500, - gefactureerd.
Herstel:
Om de tekortkomingen te herstellen zijn aanzienlijke kosten gemoeid, deze zijn hieronder gecalculeerd. Gezien de ondeskundigheid van bouwen, zal een deel moeten worden gesloopt en grotendeels nieuw materiaal aangebracht moeten worden. Een deel zou hergebruikt kunnen worden.
Bijgebouw:
-
Waterpas aanbrengen van het dak, herstel van dakpannen, aanhelen en “verlengen” folie onder de dakpannen, het aanbrengen van
goten en hemelwaterafvoeren. € 7.500,-
-
Het waterpas maken van de gevels en op juiste wijze aanbrengen
van de houten geveldelen
(kraaldelen in typische bouwstijl Zaanstreek). € 8.200,-
-
Het waterpas maken van de vloer in het bijgebouw incl.
Betere betondekking vloer incl. nieuwe vloerafwerking. € 5.800,-
-
Aanbrengen van een deugdelijke riolering. € 1.100,-
-
Het dichtmaken van de ruimte tussen vloer en buitenterrein
met voldoende ventilatie en voldoende dichtheid om nestelen
van ongedierte te voorkomen. € 800,-
-
Nagels gevelbetimmering bij aanbrengen van waterpasgevels
in een rechte lijn aanbrengen en de detaillering van de
hoeken sluitend maken. € 1.100,-
-
Ventilatie in de badkamer werkend maken. € 300,-
-
Afwerking rond het schakelmateriaal sluitend maken. € 300,-
-
Aarding/potentieel vereffening aanbrengen in de groepenkast € 400,-
-
Keuken passend maken. € 500,-
-
Internetaansluiting aan laten leggen. € 600,-
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Totaal: € 26.600,-
Woning:
-
Leeghalen begane grondvloer, verwijderen van de
vloerafwerkingen, Betonfrees vloerverwarming laten
infrezen zonder koppelingen en aanbrengen vloerafwerkingen
en terugplaatsen inrichting. € 9.000,-
-
Condens afvoer van de cv-ketel op riolering aan laten sluiten. € 400,-
-
Tuindeurstel met kozijn in de woonkamer achtergevel recht
plaatsen en waterdicht maken. € 800,-
-
Zonwering werkend maken. € 400,-
-
Loodaansluiting dak bijkeuken herstellen. € 700,-
-
Dubbele deuren tussen keuken en bijkeuken herstellen. € 400,-
-
Boerendeur vervangen zodat deze ook als boerendeur kan
functioneren en kozijn herstellen. € 3.500,-
-
Rooster bij uitmonding afzuigkap keuken in buitengevel
aanbrengen. € 200,-
-
Stucwerk nalopen/herstellen. € 700,-
-
Elektrische installatie compleet nalopen/herstellen. € 450,-
-
Nieuwe, passende deur hal aanbrengen. € 400,-
-
Nieuwe zinken dakgoten (bestelde goten zijn niet passend)
monteren. € 2.400,-
-
Riolering langs de woning (waterkant) deugdelijk aanbrengen. € 1.500,-
-
Stopkranen plaatsen zodat deze gesplitst kan worden afgesloten. € 500,-
-
Credit voor teveel betaald aan trap. € 1.300,
---------------------------------------------------------------------------------------------------------------
Totaal: € 22.650,-”
[betrokkene 1] heeft voor zijn werkzaamheden een bedrag van € 726,- (incl. btw) in rekening gebracht bij [gedaagden]
3.23.
Medio december 2023 hebben [gedaagden], op basis van het verlof van de voorzieningenrechter van deze rechtbank van 13 december 2023, conservatoir beslag laten leggen op de woning van [eiser] aan de [adres 2] in [plaats 1], althans de onverdeelde helft van de eigendom ervan.
3.24.
Op 17 december 2023 heeft de advocaat van [gedaagden] het rapport van [betrokkene 1] per e-mail toegezonden aan de advocaat van [eiser]. In diezelfde e-mail geeft de advocaat van [gedaagden] onder meer aan dat [gedaagden] [eiser] aansprakelijk stellen voor de schade en voor zover nodig ontbindt zij namens hen de overeenkomst en maakt zij aanspraak op vervangende schadevergoeding ex artikel 6:78 BW. Daarbij geeft zij aan dat van [gedaagden] niet meer gevergd kan worden [eiser] tot herstelwerkzaamheden toe te laten, omdat er geen enkel vertrouwen meer in hem is en uit zijn houding blijkt dat hij niet van plan is zijn verplichtingen (behoorlijk) na te komen.
3.25.
Op 22 december 2023 is in opdracht van [gedaagden] de dagvaarding in de tweede zaak uitgebracht.

4.Het geschil

in de eerste zaak
4.1.
[eiser] vordert - samengevat – een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagden] tot betaling van € 41.965,15, vermeerderd met rente en (buitengerechtelijke incasso)kosten.
4.2.
[gedaagden] voeren verweer. Zij concluderen tot niet-ontvankelijkheid van [eiser], dan wel tot afwijzing van de vorderingen van [eiser], met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] in de kosten van deze procedure.
4.3.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in de tweede zaak
4.4.
[gedaagden] vorderen – samengevat – een uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [eiser] tot betaling van een bedrag van (1) € 49.250,- aan hoofdsom te vermeerderen met wettelijke rente, (2) € 810,80 aan beslagkosten, en (3) € 726,- aan deskundigenkosten, vermeerderd met de proceskosten van [gedaagden]
4.5.
[eiser] voert verweer. Hij concludeert tot afwijzing van de vorderingen van [gedaagden], met veroordeling van [gedaagden] in de kosten van deze procedure te vermeerderen met nakosten en rente.
4.6.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

5.De beoordeling

5.1.
De rechtbank zal ten behoeve van de overzichtelijkheid van haar beoordeling de twee zaken hierna achtereenvolgens apart van elkaar bespreken.
in de eerste zaak
Ambtshalve toets
5.2.
Vooropgesteld moet worden dat [eiser] de overeenkomst van aanneming is aangegaan met [gedaagden] als consument, aangezien zij handelen voor doeleinden die buiten hun bedrijfs- of beroepsactiviteiten vallen. [eiser] is daarentegen een ‘handelaar’ in de zin van de wet omdat hij handelt in het kader van zijn handels- of ambachtsactiviteit [1] . Dat betekent dat [gedaagden] als consument worden beschermd door de wettelijke bepalingen die beogen om (de belangen van) consumenten te beschermen. De rechtbank moet deze bepalingen, die grotendeels afkomstig zijn uit (geïmplementeerde) Europese regelgeving, ambtshalve (dat wil zeggen uit eigen beweging) toepassen.
5.3.
Het stelsel van ambtshalve consumentenbescherming berust op de gedachte dat de consument zich tegenover zijn wederpartij in een zwakke onderhandelingspositie bevindt, over minder informatie beschikt en dat er een niet te verwaarlozen gevaar bestaat dat de consument met name uit onwetendheid geen beroep zal doen op rechtsregels die er zijn om hem te beschermen. Daarom moet de rechtbank de consument helpen door de toepasselijke consumentenbeschermende bepalingen ook toe te passen als de consument daar niet om vraagt.
5.4.
Het kostenbeding in de aannemingsovereenkomst is een kernbeding. Ingevolge artikel 4 lid 2 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten dienen kernbedingen waarover niet afzonderlijk is onderhandeld alleen aan deze richtlijn (ambtshalve) te worden getoetst als deze niet duidelijk en begrijpelijk zijn geformuleerd.
5.5.
In dit geval hebben partijen wel concreet met elkaar gecommuniceerd over de prijs. Van het enkel noemen van een vast uurtarief is hier (bijvoorbeeld) geen sprake. Op grond daarvan zal de rechtbank niet ambtshalve aan de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten toetsen.
Inhoudelijk
5.6.
Bij de bespreking van de eerste zaak stelt de rechtbank voorop dat, hoewel hierover in de stukken het nodige is opgemerkt, de (verschuldigdheid van de) betalingen aan [eiser] voor de werkzaamheden aan
de schuurbuiten beschouwing gelaten zullen worden. Partijen hebben bij de mondelinge behandeling aangegeven dat dit geen onderdeel (meer) vormt van het debat tussen hen. De rechtbank beperkt zich hier daarom tot de financiële afwikkeling van de werkzaamheden van [eiser] aan de woning en de discussie daarover tussen partijen.
5.7.
[eiser] legt aan zijn vorderingen allereerst ten grondslag dat partijen een overeenkomst van aanneming op regiebasis zijn overeengekomen, zodat hij recht heeft op betaling van gewerkte uren en gebruikte materialen. De aard en omvang van de door [eiser] uit te voeren werkzaamheden waren bij aanvang namelijk niet precies duidelijk, mede omdat [gedaagden] steeds aanvullende of gewijzigde opdrachten gaven. Het was [gedaagden] steeds duidelijk dat zij voorschotten betaalden. Ook als geen sprake zou zijn van werkzaamheden op regiebasis, heeft [eiser] recht heeft op een redelijke prijs voor de door hem verrichte werkzaamheden. De uurtarieven zijn redelijk en het aantal in rekening gebrachte uren ook. Ook zijn zij daadwerkelijk gemaakt. Als er sprake zou zijn geweest van een vaste prijs of richtprijs, dan is die niet voor het gehele werk overeengekomen, maar alleen voor de werkzaamheden die in het overzicht van geschatte kosten van 6 maart 2022 zijn genoemd. Er zijn aanmerkelijk meer werkzaamheden opgedragen. Voor die werkzaamheden zijn [gedaagden] een vergoeding voor meerwerk verschuldigd, hetzij omdat [eiser] dit heeft aangegeven, hetzij omdat [gedaagden] dit hadden moeten begrijpen, aldus [eiser]. [eiser] brengt daarbij ook naar voren dat [gedaagden] diverse keren de suggestie hebben gewekt dat zij bereid waren te betalen en dat zij zich gehouden achtten om nog € 17.300,- te betalen.
5.8.
[gedaagden] betwisten dat sprake is van een regieovereenkomst en dat [eiser] nog een bedrag van hen te vorderen heeft. Zij voeren het volgende aan. [gedaagden] hebben steeds tegen [eiser] gezegd dat zij geen verrassingen wilden omdat zij afhankelijk waren van een budget. Zij zijn daarom een vaste prijs overeengekomen. Dat het niet om een regieovereenkomst gaat, blijkt volgens [gedaagden] (ook) uit het feit dat [eiser] bij de opgave geen materiaal en uren heeft gespecificeerd en door hem geen uurtarief is genoemd. Voor zover er geen sprake zou zijn van een vaste prijs, dan was er in ieder geval sprake van een richtprijs die [eiser] niet met meer dan 10% heeft mogen overschrijden. Het enige meerwerk dat is verricht is het verstevigen van de plafondbalken en de waterleiding in de badkamer en kleine extra werkzaamheden. Nergens blijkt uit dat [gedaagden] opdracht zouden hebben gegeven voor meer of andere werkzaamheden of dat zij gewaarschuwd zijn voor de bijkomende kosten. Door niet te waarschuwen dat er extra kosten zouden zijn, heeft [eiser] hen de mogelijkheid ontnomen om voor alternatieven of vereenvoudiging te kiezen. Ook heeft [eiser] gezegd dat zijn kosten grof berekend € 49.000,- bedragen. Daarom is er maximaal een verschil van € 17.300,- met het al door hen betaalde bedrag. Ook dit bedrag kan echter niet in rekening worden gebracht omdat het de richtprijs met meer dan de maximale 10% overschrijdt. Als [eiser] wel een vordering zou hebben, dan zou deze moeten worden verrekend met de schade die [gedaagden] hebben geleden doordat [eiser] de werkzaamheden niet goed heeft uitgevoerd. Dat er geen duidelijke schriftelijke afspraken zijn gemaakt moet voor rekening en risico van [eiser] komen. Hij is de professional.
Regie, vaste prijs of richtprijs?
5.9.
De rechtbank dient allereerst te beoordelen of de aannemingsovereenkomst tussen partijen op regiebasis is overeengekomen en zo niet, of sprake is van een vaste prijs of een richtprijs. Tussen partijen staat vast dat [gedaagden] een opdracht hebben gegeven aan [eiser]. Op grond van de wet zijn [gedaagden] daarvoor een redelijke prijs verschuldigd aan [eiser]. [2] Dat is anders als de prijs bij het sluiten van de overeenkomst is bepaald. Als een richtprijs was bepaald, dan zal deze niet met meer dan 10% mogen worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever zo tijdig mogelijk voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd om hem de gelegenheid te geven het werk alsnog te beperken of te vereenvoudigen. [3]
5.10.
[gedaagden] stellen dat een vaste prijs van € 31.700,- is overeengekomen. Volgens vaste rechtspraak ligt de stel- en bewijslast dat een vaste prijs voor de werkzaamheden is overeengekomen bij de opdrachtgever. In het licht van de gemotiveerde betwisting door [eiser], hebben [gedaagden] onvoldoende onderbouwd dat een vaste prijs is overeengekomen. Dat [eiser] een bedrag genoemd heeft is daarvoor niet voldoende. In de e-mail van 6 maart 2022 waarbij [eiser] een overzicht van werkzaamheden met bedragen heeft gevoegd, schrijft hij meer dan eens dat het gaat om geschatte kosten en voegt daaraan toe: “en dus geen fixed price” (zie: r.o. 3.7). Gelet op het consequente gebruik van het woord ‘schatting’ in de begeleidende e-mail van 6 maart 2022 en de expliciete kanttekening dat het geen
fixed pricebetreft, is de rechtbank van oordeel dat [gedaagden] er niet op mochten vertrouwen dat zij een vaste prijsafspraak hebben gemaakt.
5.11.
De rechtbank komt echter wel tot het oordeel dat, zoals [gedaagden] subsidiair stelt, er een richtprijs is bepaald als bedoeld in artikel 7:752 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW). Bij de mondelinge behandeling hebben [gedaagden] gezegd dat de werkzaamheden aan de woning in het begin vastomlijnd waren. [eiser] heeft in dit kader gezegd dat er ‘vast een richtlijn is geweest in het begin van de werkzaamheden’, maar dat hij dat niet allemaal precies meer weet. Dat er aan het begin een beeld was bij de werkzaamheden aan de woning blijkt uit de bijlage bij de e-mail van [eiser] van 6 maart 2022 waarin de te verrichten werkzaamheden worden beschreven met een indicatie van de uiteindelijke exacte kosten. Daarmee heeft [eiser] duidelijk richting gegeven aan de totaal te declareren bedragen. Daarbij neemt de rechtbank ook in aanmerking dat [gedaagden] tevoren diverse malen bij [eiser] hebben aangegeven dat zij niet verrast wilden worden door de kosten omdat zij gebonden waren aan een budget. Dat er mogelijk na aanvang van de werkzaamheden ander werk bij is gekomen of werkzaamheden zijn gewijzigd, maakt het voorgaande niet anders. De bij de e-mail van 6 maart 2022 afgegeven richtprijs is € 31.700.
Overschrijding van de richtprijs en meerwerk
5.12.
Omdat sprake is van een richtprijs van € 31.700,-, mag deze met niet meer dan 10% worden overschreden, tenzij de aannemer de opdrachtgever tijdig voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding heeft gewaarschuwd. [4]
5.13.
Niet gebleken is dat [eiser] [gedaagden] heeft gewaarschuwd als hiervoor bedoeld. [eiser] heeft niet onderbouwd gesteld wanneer en op welke wijze hij [gedaagden] gewaarschuwd heeft voor de waarschijnlijkheid van een verdere overschrijding van de richtprijs dan met € 3.170,-. Bovendien heeft [eiser] in zijn e-mail van 3 juli 2022 aan [gedaagden] meegedeeld dat hij begrijpt dat de eindafrekening “misschien onverwacht is of als een shock binnen komt”. Dit duidt erop dat hij [gedaagden] hierover niet eerder over de overschrijding heeft geïnformeerd. Zodoende kan [eiser] op basis van artikel 7:752 lid 2 BW voor de woning aan [gedaagden] in beginsel niet meer in rekening brengen de richtprijs plus 10%, te weten € 34.870,-.
5.14.
Voor zover [eiser] zich op het standpunt stelt dat hij werkzaamheden heeft verricht welke toch afzonderlijk in rekening mogen worden gebracht omdat zij als meerwerk hebben te gelden, geldt het volgende.
5.15.
Tussen partijen staat vast dat er meerwerk is verricht door [eiser], maar er bestaat verregaande discussie over de omvang van het meerwerk en de prijs die [eiser] hiervoor in rekening mocht brengen. [eiser] heeft op 3 juli 2022 een e-mail gestuurd met een lijst werkzaamheden die hij als meerwerk beschouwt (zie: r.o. 3.14). [gedaagden] hebben op drie onderdelen na betwist dat zij (1) opdracht hebben gegeven voor de genoemde werkzaamheden. Voor alle onderdelen hebben [gedaagden] ook betwist dat (2) daarover een prijs is afgesproken en (3) dat zij gewaarschuwd zijn door [eiser] dat de werkzaamheden niet onder de richtprijs vielen en dat er extra kosten aan verbonden zouden zijn.
5.16.
De rechtbank is van oordeel dat het, gelet op de onderbouwde betwisting door [gedaagden], op de weg van [eiser] had gelegen om te onderbouwen dat (i) de toevoegingen of veranderingen door [gedaagden] gewenst waren, (ii) [eiser] hen over de (globale) prijsverhogingen heeft geïnformeerd en (iii) [eiser] hen heeft gewaarschuwd voor de (aanzienlijke) extra kosten bovenop de richtprijs of (iv) [gedaagden] die noodzaak van de prijsverhogingen uit zichzelf hadden moeten begrijpen. Dit geldt temeer omdat van een aannemer als [eiser] met meer dan 25 jaar ervaring verwacht mag worden dat hij (kan laten zien dat hij) zijn klanten, zeker als het consumenten zijn, tijdig informeert over noodzakelijke kostenverhogingen. Aangezien [eiser] heeft nagelaten zijn stellingen op dit punt deugdelijk te onderbouwen komt de rechtbank tot het oordeel dat niet is gebleken dat de door [eiser] genoemde werkzaamheden kwalificeren als meerwerk in de zin van artikel 7:755 BW.
5.17.
De rechtbank komt gelet op het voorgaande tot het oordeel dat [eiser] in totaal maximaal aanspraak kan maken op een prijs van € 34.870,- (de richtprijs van € 31.700,- + 10%) voor de werkzaamheden aan de woning. Ook daarvoor geldt dat deze prijs redelijk moet zijn. [5] Los van hun opmerkingen over de kwaliteit van de uitgevoerde werkzaamheden (zie de tweede zaak) hebben [gedaagden] niet betwist dat de richtprijs redelijk was. Ook hebben zij niet betwist dat [eiser] extra werkzaamheden heeft verricht. Zo staat tussen partijen vast dat [eiser] nog waterleidingen in de badkamer boven heeft aangelegd, vloerbalken heeft verstevigd, een plafond heeft aangelegd, een afvoer van de badkamer naar buiten heeft aangelegd, leidingen heeft verlegd en (deels) de muren van de badkamer heeft geïsoleerd en dichtgezet. Bij deze werkzaamheden komt de rechtbank een bedrag van 10% van de richtprijs passend en redelijk voor. Dat betekent dat [gedaagden] voor de woning een totaalprijs van € 34.870,- verschuldigd waren. Omdat [gedaagden] al een bedrag van € 32.500,- hebben betaald voor de werkzaamheden aan de woning, kan [eiser] nog aanspraak maken op een bedrag van € 2.370,-. Dit bedrag zal worden toegewezen vermeerderd met wettelijke rente vanaf 21 augustus 2022.
Kosten
5.18.
[eiser] vordert verder vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. [gedaagden] betwisten de grondslag voor de toewijzing van deze kosten en de hoogte en/of noodzakelijkheid ervan. Bovendien heeft [eiser] niet aangetoond dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht die meer inhouden dan het versturen van een aanmaning of het enkel doen/aanvaarden van een schikkingsvoorstel. Voor zover er wel buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt heeft [eiser] niet aangetoond dat deze redelijk zijn, dan wel in redelijkheid zijn gemaakt, aldus nog steeds [gedaagden]
5.19.
De rechtbank wijst de vergoeding van de gemaakte buitengerechtelijke incassokosten conform het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) toe. [eiser] heeft immers voldoende gesteld en onderbouwd dat buitengerechtelijke incassowerkzaamheden zijn verricht, waaronder het sturen van een sommatiebrief en het voeren van correspondentie. Voor het verschuldigd zijn van buitengerechtelijke incassokosten is weliswaar vereist dat incassowerkzaamheden hebben plaatsgevonden, maar daartoe is het versturen van één brief in beginsel voldoende. [6] De rechtbank zal de hoogte van de buitengerechtelijke incassokosten berekenen op basis van het toegewezen bedrag van € 2.370,-. Dit betekent dat [eiser] recht heeft op een vergoeding voor deze kosten ten bedrage van € 355,50, hetgeen door de rechtbank zal worden toegewezen. Dit bedrag zal vermeerderd worden met wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding zoals door [eiser] gevorderd.
5.20.
Zowel [eiser] als [gedaagden] is in het ongelijk gesteld. Het overgrote deel van de primaire vordering van [eiser] is namelijk afgewezen, maar [gedaagden] worden toch veroordeeld om een gedeelte van het gevorderde bedrag aan [eiser] te betalen. Op basis daarvan ziet de rechtbank aanleiding om de proceskosten tussen partijen te compenseren, in die zin van beide partijen hun eigen kosten dragen.
in de tweede zaak
5.21.
[gedaagden] leggen aan hun vorderingen primair ten grondslag dat [eiser] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens hen en aansprakelijk is voor de door hen geleden schade. Met een verwijzing naar het rapport van [betrokkene 1] (zie: r.o. 3.22) stellen [gedaagden] dat [eiser] gebrekkig werk heeft geleverd. Zij maken aanspraak op een schadevergoeding van € 49.250,- in verband met herstelwerkzaamheden aan de woning en zeggen (ook) dat zij de verplichting tot nakoming hebben omgezet tot een verbintenis tot vervangende schadevergoeding ex artikel 6:87 BW.
5.22.
[eiser] betwist dat hij gebrekkig werk heeft geleverd en betwist de inhoud van het rapport van [betrokkene 1]. [eiser] voert daarbij het volgende aan. [betrokkene 1] heeft in zijn rapport zaken opgenomen die hij niet zelf heeft waargenomen en heeft voornamelijk opgeschreven wat [gedaagden] hem hebben meegedeeld. Het werk aan de woning is opgeleverd. Daardoor is het voor rekening en risico van [gedaagden]. Ook hebben [gedaagden] de op hen rustende klachtplicht geschonden en hebben zij hem ten onrechte niet in de gelegenheid gesteld om de gebreken te herstellen, waar de wet wel toe verplicht. Als gevolg daarvan is [eiser] niet in verzuim, terwijl [gedaagden] dat wel zijn. Tot slot betwist [eiser] dat [gedaagden] schade hebben geleden.
5.23.
De rechtbank is van oordeel dat [gedaagden] geen aanspraak kunnen maken op schadevergoeding tegenover [eiser].
5.24.
[gedaagden] hebben zich voor het eerst op 17 december 2023 bij e-mail van hun advocaat aan (de advocaat van) [eiser] op het standpunt gesteld dat het door [eiser] opgeleverde werk gebrekkig is. Niet is gebleken dat [gedaagden] dit eerder bij [eiser] onder de aandacht hebben gebracht. Dat alle gebreken, zoals genoemd in het rapport van [betrokkene 1], tijdens het gesprek van 7 juli 2022 zouden zijn besproken, is door [eiser] gemotiveerd betwist en door [gedaagden] niet nader onderbouwd. Ook blijkt niet uit de stukken dat [gedaagden] hier voorafgaand aan 17 december 2023 nog bij [eiser] op zijn teruggekomen. Nog los van de vraag wat dit betekent in het kader van de klachtplicht die op [gedaagden] rust, geldt dat dit ook relevant is in het kader van het verzuim van [eiser]. Voor toewijzing van (vervangende) schadevergoeding is namelijk vereist dat [eiser] in verzuim is geraakt. Dat is alleen anders als nakoming al blijvend onmogelijk is geworden. [7] [gedaagden] hebben niet gesteld dat nakoming in dit geval blijvend onmogelijk is, zodat vaststaat dat verzuim aan de zijde van [eiser] vereist is.
5.25.
De rechtbank begrijpt de stellingen van [gedaagden] in dit verband zo dat zij stellen dat [eiser] ook zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt. Zij zeggen dat zij uit de houding van [eiser] hebben afgeleid dat hij de gebreken niet zou herstellen, zodat een schriftelijke aansprakelijkheidsstelling voldoende was [8] en/of dat [gedaagden] uit een mededeling van [eiser] moesten afleiden dat [eiser] in de nakoming van de verbintenis tekort zou schieten. [9] Daarbij brengen [gedaagden] naar voren dat [eiser] zijn advocaat een sommatiebrief heeft laten sturen zonder eerst het beloofde financiële overzicht te verstrekken en dat [eiser] hen zo rauwelijks heeft gedagvaard. Ook zeggen zij dat van hen niet gevergd kon worden [eiser] alsnog de kans te geven om de gebreken te herstellen omdat het vertrouwen volledig ontbreekt.
5.26.
De verzuimregeling is neergelegd in de artikelen 6:81 e.v. BW. Verzuim kan intreden door een ingebrekestelling. De functie van een ingebrekestelling is om de schuldenaar nog een laatste termijn voor nakoming te geven en aldus te bepalen tot welk tijdstip nakoming nog mogelijk is zonder dat van een tekortkoming sprake is, bij gebreke van welke nakoming de schuldenaar vanaf dat tijdstip in verzuim is. Verzuim kan ook zonder ingebrekestelling intreden. Art. 6:83 BW noemt drie gevallen waarin het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt, maar dit is geen limitatieve opsomming. Onder omstandigheden kan een beroep op het ontbreken van een ingebrekestelling naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn of kan worden aangenomen dat op grond van de redelijkheid en billijkheid een ingebrekestelling achterwege kan blijven en de schuldenaar zonder ingebrekestelling in verzuim is geraakt.
5.27.
Uit het Fraanje/Alukon-arrest uit 2019 [10] blijkt ook dat het bij het wettelijke stelsel van verzuim en ingebrekestelling niet gaat om strakke regels:

3.2.2 Uit de wetsgeschiedenis volgt dat het wat betreft de in art. 6:82 en 6:83 BW vervatte hoofdregels en uitzonderingen omtrent ingebrekestelling en verzuim niet zozeer gaat om strakke regels die de schuldeiser, na raadpleging van de wet, in de praktijk naar de letter zal kunnen toepassen. Deze bepalingen beogen veeleer de rechter de mogelijkheid te geven om in de gevallen dat partijen – zoals meestal – zonder gedetailleerde kennis van de wet hebben gehandeld, tot een redelijke oplossing te komen naar gelang van wat in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van hen mocht worden verwacht.”
5.28.
Voor zover [gedaagden] betogen dat de e-mail van hun advocaat van 17 december 2023 kwalificeert als een ingebrekestelling volgt de rechtbank [gedaagden] daarin niet. In die e-mail (zie: r.o. 3.24) is namelijk alleen aangegeven dat [gedaagden] hun vordering tot nakoming omzetten in een vordering tot vervangende schadevergoeding en wordt [eiser] gesommeerd om de herstelkosten te vergoeden. [eiser] wordt in de brief geen redelijke termijn gesteld waarin hem de gelegenheid wordt geboden de gebreken te herstellen. Zodoende is deze brief geen ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW.
5.29.
Voor zover [gedaagden] aanvoeren dat het verzuim van rechtswege intreedt omdat sprake is van een verbintenis tot schadevergoeding, overweegt de rechtbank dat geen sprake is van een situatie als bedoeld in artikel 6:83 onder b BW. Deze bepaling ziet immers op gevallen waarin de nakoming blijvend onmogelijk is. In gevallen waarin correcte nakoming nog mogelijk is, ontstaat het recht op schadevergoeding pas wanneer de schuldenaar in gebreke is gesteld. In het onderhavige geval is niet gebleken dat nakoming van de verbintenis tot herstel van de gebreken blijvend onmogelijk is.
5.30.
De rechtbank volgt [gedaagden] ook niet in hun betoog dat uit de houding van [eiser] zou blijken dat een aanmaning geen zin zou hebben of dat zijn mededelingen zou blijken dat hij tekort zou schieten in de nakoming van zijn verplichtingen. Uit de omstandigheid dat [eiser] zijn vordering tot betaling van werkzaamheden uit handen heeft gegeven aan een advocaat kan op zichzelf namelijk niets worden afgeleid over zijn bereidheid om de gebreken te herstellen als [gedaagden] hierover wel hadden geklaagd. [gedaagden] hebben daarnaast ook geen andere omstandigheden of mededelingen van [eiser] genoemd waaruit zou blijken dat hij tekort zou schieten of niet bereid zou zijn de gebreken te herstellen. Ook het beroep op artikelen 6:82 lid 2 en 6:83 onder c BW slaagt daarom niet.
5.31.
Tot slot vat de rechtbank de stelling van [gedaagden] dat het van hen niet verlangd kon worden dat zij [eiser] de gebreken zouden laten herstellen vanwege de discussie over de eindafrekening en het gebrek aan vertrouwen, op als een beroep op de redelijkheid en billijkheid als bedoeld in het eerder genoemde Fraanje/Alukon-arrest. Het gebrek aan vertrouwen is op zichzelf onvoldoende om te komen tot het oordeel dat het beroep op het ontbreken van verzuim naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. [eiser] had immers met [gedaagden] afspraken kunnen maken over de wijze waarop en door wie de (herstel)werkzaamheden zouden kunnen worden uitgevoerd. [11] Zonder bijkomende omstandigheden, welke door [gedaagden] niet zijn gesteld, kan het beroep op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid [gedaagden] in dit geval niet baten.
5.32.
Gelet op het voorgaande kunnen [gedaagden] tegenover [eiser] geen aanspraak maken op (vervangende) schadevergoeding omdat [eiser] niet in verzuim is. De rechtbank zal de vorderingen van [gedaagden] daarom afwijzen. Dit geldt ook voor de gevorderde beslagkosten en de kosten van de deskundige, die daarmee samenhangen.
5.33.
[gedaagden] zijn in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten van [eiser] (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van [eiser] worden begroot op:
- griffierecht
1.301,00
- salaris advocaat
2.428,00
(2 punten × € 1.214,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
3.907,00

6.De beslissing

De rechtbank
in de eerste zaak
6.1.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 2.370,- te vermeerderen met wettelijke rente hierover vanaf 21 augustus 2022, tot aan de dag der algehele voldoening,
6.2.
veroordeelt [gedaagden] om aan [eiser] te betalen een bedrag van € 355,50 ter zake van buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de datum der dagvaarding tot aan de datum der algehele voldoening,
6.3.
compenseert de proceskosten tussen partijen in die zin dat partijen ieder hun eigen kosten dragen,
6.4.
verklaart dit vonnis onder 6.1 tot en met 6.3 uitvoerbaar bij voorraad,
in de tweede zaak
6.5.
wijst de vorderingen van [gedaagden] af,
6.6.
veroordeelt [gedaagden] in de proceskosten van € 3.907,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagden] niet tijdig aan de veroordelingen voldoet en het vonnis daarna wordt betekend en veroordeelt [gedaagden] tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
6.7.
verklaart dit vonnis onder 6.6 uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 26 juni 2024.

Voetnoten

1.Zie artikel 6:230g lid 1 sub b BW.
2.Zie artikel 7:752 lid 1 BW.
3.Zie artikel 7:752 lid 2 BW.
4.Zie artikel 7:742 lid 2 BW.
5.Zie artikel 7:752 lid 1 BW.
6.Zie het arrest van de Hoge Raad van 13 juni 2014, ECLI:NL:HR:2014:1405, r.o. 3.7.2.
7.Zie artikel 6:74 lid 2 BW en 6:87 lid 1 BW.
8.Zie artikel 6:82 lid 2 BW.
9.Zie artikel 6:83 sub c BW.
10.HR 11 oktober 2019, ECLI:NL:HR:2019:1581.
11.Vgl. Hof Amsterdam 16 januari 2024, ECLI:NL:GHAMS:2024:87, r.o. 4.15.