ECLI:NL:RBNHO:2024:7694

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 mei 2024
Publicatiedatum
29 juli 2024
Zaaknummer
C/15/351084 / JU RK 24/542
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van een minderjarige met complexe problematiek

Op 28 mei 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in de zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van een minderjarige, hierna te noemen [de minderjarige]. De kinderrechter heeft besloten de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met één jaar, tot 2 juni 2025, en een machtiging tot uithuisplaatsing te verlenen voor de duur van zes maanden, tot 2 december 2024. De kinderrechter heeft deze beslissingen genomen in het belang van de ontwikkeling en opvoeding van [de minderjarige], die sinds 2020 onder toezicht staat van de gecertificeerde instelling De Jeugd- & Gezinsbeschermers. De kinderrechter heeft vastgesteld dat [de minderjarige] nog steeds ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd, ondanks de stappen die hij heeft gezet in de therapieën. De ouders van [de minderjarige] hebben niet voldoende medewerking verleend aan de noodzakelijke hulpverlening, wat de situatie bemoeilijkt. De kinderrechter heeft benadrukt dat de ouders moeten meewerken aan systeemtherapie en andere behandelingen om de ontwikkeling van [de minderjarige] te waarborgen. De Raad voor de Kinderbescherming heeft ingestemd met het voorgenomen besluit van de GI om de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing voort te zetten, gezien de belaste voorgeschiedenis en de risico's die nog steeds aanwezig zijn. De kinderrechter heeft de ouders aangespoord om zich in te zetten voor de hulpverlening en het contactherstel met [de minderjarige].

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/351084 / JU RK 24/542
Datum uitspraak: 28 mei 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
De Jeugd- & Gezinsbeschermers,
gevestigd in Amsterdam ,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [plaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.
Advocaat van de ouders: mr. P.J. van de Pol, kantoorhoudende in Haarlem.

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI, bij de rechtbank binnengekomen op 5 april 2024;
  • de toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna te noemen: de Raad) van het voorgenomen besluit om de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing na twee jaar te verlengen, bij de rechtbank binnengekomen op 12 april 2024;
  • het perspectiefplan van Horizon Jeugdzorg en Onderwijs van 4 maart 2024, bij de rechtbank binnengekomen op 12 april 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 28 mei 2024. Daarbij waren aanwezig:
- mr. Van de Pol, namens de ouders;
- [vertegenwoordiger van de GI] en [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordigers van de GI.
1.3.
De ouders zijn, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van afwezigheid, verder niet ter zitting verschenen.
1.4.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De advocaat van de ouders heeft daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
De kinderrechter in deze rechtbank heeft [de minderjarige] bij beschikking van 2 juni 2020 onder toezicht gesteld van de GI. Die ondertoezichtstelling is nadien telkens verlengd en duurt nu nog tot 2 juni 2024.
2.3.
Bij beschikking van 2 juni 2020 heeft de kinderrechter ook een machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder verleend, welke machtiging is verlengd en heeft geduurd tot 1 juni 2022.
2.4.
Bij beschikking van 1 juni 2022 is een (spoed)machtiging voor plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp verleend. Bij beschikking van 14 juni 2022 is een aansluitende machtiging voor gesloten jeugdhulp verleend tot 14 december 2022. De machtiging tot plaatsing van [de minderjarige] in een gesloten accommodaties voor jeugdhulp is telkens opnieuw verleend, laatstelijk bij beschikking van 29 november 2023.
2.5.
[de minderjarige] verblijft sinds 15 juni 2022 in de gesloten accommodatie [gesloten accommodatie] (hierna te noemen: [gesloten accommodatie] ).

3.Het verzoek

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht de duur van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen met één jaar. Daarnaast heeft de GI verzocht een machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder te verlenen voor de duur van de ondertoezichtstelling. De GI heeft verzocht de beslissing uitvoerbaar bij voorraad te verklaren.
3.2.
Ter onderbouwing van het verzochte heeft de GI in het verzoekschrift het volgende gesteld. [de minderjarige] is in 2020 met spoed uithuisgeplaatst nadat hij seksueel grensoverschrijdend gedrag richting zijn twee jongere zusjes heeft vertoond. Doordat de veiligheid van [de minderjarige] en zijn omgeving in een open groep niet gewaarborgd kon worden vanwege aanhoudend seksueel grensoverschrijdend gedrag, is [de minderjarige] na twee mislukte plaatsingen in juni 2022 geplaatst op de gesloten groep [gesloten groep] van [gesloten accommodatie] . Deze groep is gespecialiseerd in seksueel grensoverschrijdend gedrag.
3.3.
In de instelling heeft inmiddels de nodige behandeling plaatsgevonden. Verschillende trajecten zijn ingezet waaronder het reguleren van de emoties en agressie van [de minderjarige] en zijn verstoorde seksuele ontwikkeling. Hoewel [de minderjarige] stappen maakt in het reguleren van zijn boosheid, zijn de ernstige zorgen rondom zijn ontwikkeling het afgelopen jaar onvoldoende weggenomen. Vanuit [gesloten accommodatie] wordt gezien dat [de minderjarige] in vergelijking met leeftijdsgenoten veel angsten ervaart, die zich uiten in zowel algemene als specifieke angsten. Het seksuele gedrag van [de minderjarige] dient dan ook te worden begrepen als een functie om zijn angsten te verminderen. Daarnaast zijn nog grote stappen te maken in het contactherstel en de relatie met de ouders. De moeder is al die tijd één keer op bezoek gekomen, de vader nooit. [de minderjarige] heeft zich hierdoor afgewezen gevoeld door zijn ouders en raakte extra onrustig. Een nog langer durende gesloten plaatsing, hij zit al een geruime tijd gesloten, lijkt echter niet meer aan te sluiten bij [de minderjarige] . Evenmin is een terugplaatsing in de thuissituatie aan de orde vanwege de veelvuldige problematiek thuis. Om die reden is gezocht naar een plek binnen een open setting.
3.4.
De doelen voor het komende jaar zijn:
- [de minderjarige] leert zelfstandig en op een adequate manier om te gaan met zijn emoties, agressie en lustgevoelens;
- er vindt herstel plaats rondom de hechting tussen [de minderjarige] en de ouders;
- er vindt contactherstel plaats tussen [de minderjarige] en zijn twee zusjes ten aanzien van wie het seksueel grensoverschrijdend gedrag heeft plaatsgevonden;
- er komt duidelijkheid rondom het toekomstperspectief van [de minderjarige] .
3.5.
In aanvulling op het verzoekschrift heeft de GI ter zitting naar voren gebracht dat het feitelijk onmogelijk bleek om een geschikte plek voor [de minderjarige] te vinden, gezien zijn ingewikkelde problematiek en achtergrond. Uiteindelijk is heel recent in samenwerking met de instanties speciaal voor [de minderjarige] een woonplek gecreëerd. Er is een groot woonhuis voor hem aangekocht/gehuurd in [plaats] Noord. Dit huis is niet zo ver van de woonplaats van de ouders. [de minderjarige] zal in dit huis in zijn eentje gaan wonen, waarbij vanuit Lijn 5 24-uurs begeleiding wordt georganiseerd. Elke dag zijn er feitelijk drie begeleiders aanwezig voor [de minderjarige] , zodat iedere begeleider in wisseldiensten 8 uur per dag voor [de minderjarige] kan zorgen. Het nieuwe huis is daarbij veel groter dan een eengezinswoning, met dus een groot aantal kamers, met de bedoeling dat er ook kan worden gewerkt aan het contactherstel met de ouders en de rest van het gezin. Zij kunnen dan op bezoek komen bij [de minderjarige] en wellicht in de verschillende kamers, zo begrijpt de kinderrechter het tenminste, blijven slapen. Daarnaast wordt er de nodige hulpverlening voor [de minderjarige] georganiseerd. De behandeling die binnen [gesloten accommodatie] is ingezet, wordt voortgezet. De Waag kan [de minderjarige] dergelijke hulpverlening bieden. Verder is van belang dat ook systeemtherapie wordt ingezet voor [de minderjarige] en het gezin. De beide gezinsvoogden zullen dit coördineren. De GI vindt het wel ingewikkeld dat de ouders tot op heden niet meewerken aan de geboden hulpverlening, bijvoorbeeld in de vorm van systeemtherapie of opvoedondersteuning. Dat betekent concreet dat de behandeling van [de minderjarige] op den duur stagneert. De ouders zeggen te druk te zijn met de andere kinderen. Bij [de minderjarige] is nu helaas ook de nodige onrust ontstaan, omdat de ouders [de minderjarige] hebben gevoed met het idee dat hij gewoon naar huis kan, omdat er toch geen plek gevonden kon worden. De GI heeft nogmaals in dit verband benadrukt dat [de minderjarige] reeds een lange tijd uit huis is geplaatst, de laatste twee jaar zelfs in een gesloten setting. Zomaar vanuit die situatie met de problematiek van [de minderjarige] en de ouders naar huis is niet aan de orde. Hierbij helpt ook niet dat de ouders niet tot nauwelijks [de minderjarige] bezocht hebben in al die jaren in de instelling waar hij zat. De moeder is slechts één keer bij [de minderjarige] op bezoek geweest en de vader nooit. Het bellen met de ouders was op initiatief van [de minderjarige] zelf. Met de voor [de minderjarige] nu gecreëerde plek kan gekeken worden naar contactherstel. Dan is het nogmaals wel van belang dat therapie wordt ingezet voor dit contactherstel tussen de ouders en [de minderjarige] en tussen [de minderjarige] en de twee zusjes, met ook aandacht voor het seksueel overschrijdend gedrag dat plaatsgevonden heeft naar de zusjes. De ouders verschillen echter met de GI hierover van mening. Het voorgaande maakt dan ook dat de GI desgevraagd een verlenging van de machtiging tot uithuisplaatsing van [de minderjarige] voor een periode van slechts zes maanden niet in het belang van [de minderjarige] acht, en van oordeel is dat de machtiging voor twaalf maanden gegeven moet worden. Onrust door al dan niet valse verwachtingen bij [de minderjarige] moet voorkomen worden.

4.De toetsing door de Raad voor de Kinderbescherming

De Raad stemt in met het voorgenomen besluit van de GI om de ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van [de minderjarige] te laten voortduren. De Raad ziet aanleiding om op dit moment te veronderstellen dat de ondertoezichtstelling en de machtiging uithuisplaatsing het meest bijdragen aan het welzijn van [de minderjarige] . Daartoe acht de Raad redengevend dat er sprake is van een belaste voorgeschiedenis, waarvan nog altijd veel risico’s uitgaan. Daar komt bij dat de samenwerking met de ouders wisselend is. Doordat de ouders de nodige systematische behandeling weigeren, kan [de minderjarige] (op dit moment in ieder geval) niet naar huis. De Raad acht het van belang dat er een goede plek voor [de minderjarige] komt waar hij zich kan ontwikkelen en van waaruit de relatie met de ouders en de broertjes en zusjes verder hersteld kan worden. Het komende jaar dient duidelijk te worden in hoeverre het voorgaande haalbaar is en waar [de minderjarige] verder zal opgroeien.

5.De standpunten van de ouders en [de minderjarige]

De ouders
5.1.
De ouders, ter zitting niet aanwezig, hebben via hun advocaat ingestemd met het verzoek om de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] te verlengen. De ouders hebben wel verweer gevoerd tegen het langer voortduren van de uithuisplaatsing. Zij vinden dat [de minderjarige] gewoon naar huis kan. Dat is hun wens en ook de wens van [de minderjarige] . Namens de ouders is primair verzocht het verzoek tot uithuisplaatsing af te wijzen. Subsidiair is verzocht de machtiging te verlenen voor slechts zes maanden, onder aanhouding van het overige. Namens de ouders is daartoe het volgende aangevoerd.
5.2.
De ouders vertrouwden erop dat [de minderjarige] na ommekomst van de einddatum van de huidige machtiging uithuisplaatsing weer thuis geplaatst zou worden. Het leek de GI immers niet tijdig te lukken om een passende vervolgplek voor [de minderjarige] te vinden. De ouders hebben dit dan ook zo naar [de minderjarige] gecommuniceerd. De ouders betwisten dat zij onvoldoende inspanningen hebben verricht om [de minderjarige] in [gesloten accommodatie] te bezoeken. Het heeft onder meer te maken met angst van de vader om te reizen vanwege zijn PTSS, het geldgebrek en ook de drukte van het grote gezin. Er was wel altijd telefonisch contact en de laatste tijd ook fysiek contact. Dit verliep gewoon goed. De ouders zijn van mening dat [de minderjarige] gebaat is bij het weer thuis wonen. Daarbij is het ook noodzakelijk dat het verleden niet steeds opnieuw wordt opgerakeld en het gezin gewoon in rust verder kan leven. Om die reden staan de ouders er anders in wat betreft onder meer de systeemtherapie. Als de kinderrechter van oordeel is dat een terugplaatsing (nog) niet aan de orde is, dient de machtiging uithuisplaatsing te worden verleend voor slechts zes maanden, zodat bekeken kan worden hoe de plaatsing in [plaats] verloopt en van daaruit [de minderjarige] naar huis kan.
[de minderjarige]
5.3.
In het gesprek met de kinderrechter heeft [de minderjarige] aangegeven dat hij blij is dat de gesloten plaatsing in [gesloten accommodatie] wordt beëindigd. [de minderjarige] wil het liefst naar huis. Hij ging daar ook vanuit omdat hem is verteld dat hij naar huis zou mogen, als de GI niet tijdig een vervolgplek zou vinden. Die plek was er steeds niet. Hij was dan ook teleurgesteld toen hij te horen kreeg dat er toch een woonhuis voor hem in [plaats] is gevonden. [de minderjarige] mist zijn ouders, broertjes en zusjes. Overigens missen zij hem ook. [de minderjarige] vindt het daarnaast belangrijk om dichtbij zijn familie te zijn. Hij heeft goed contact met zijn familie en een goede band met hen. De plaatsing in [plaats] vindt hij wel de op één na beste mogelijkheid. Daarbij hoopt [de minderjarige] wel dat hij dan in de weekenden bij de ouders in [plaats] mag logeren en dat ze veel op bezoek komen.

6.De beoordeling

De ondertoezichtstelling
6.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat de [de minderjarige] nog zodanig opgroeit dat hij ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd. Niet zonder reden is hij jaren uithuisgeplaatst geweest, zelfs in een gesloten setting. Ondanks de stappen die [de minderjarige] de afgelopen periode heeft gezet, wat op zich heel fijn is, zijn de zorgen rondom zijn ontwikkeling nog onvoldoende weggenomen. Zo zijn er nog altijd zorgen over zijn seksuele ontwikkeling, de wijze waarop [de minderjarige] met zijn emoties en agressie omgaat en hoe hij deze reguleert. Daarnaast is gedurende de loop van de ondertoezichtstelling onvoldoende toegekomen aan de hulpverlening gericht op de hechtingsproblematiek, waardoor de zorgen hieromtrent nog onverminderd aanwezig zijn. Ook in het gezin van de ouders met heel veel kinderen speelt de nodige problematiek, waar hulp voor nodig is.
6.2.
De ouders hebben geen verweer gevoerd tegen de ondertoezichtstelling. De kinderrechter hecht er wel aan op te merken dat het van belang is dat de ouders medewerking verlenen aan de voor [de minderjarige] noodzakelijk geachte systeemtherapie en behandeling. Zolang zij dat niet doen wordt daarmee de zorg die voor het wegnemen van de ontwikkelingsbedreiging noodzakelijk is, onvoldoende geaccepteerd.
6.3.
Op dit moment lijkt nog gerechtvaardigd te stellen dat de gezaghebbende ouders in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [de minderjarige] te dragen binnen een termijn die, gelet op zijn persoon en ontwikkeling, aanvaardbaar te achten is.
6.4.
Uit het voorgaande volgt dat nog steeds is voldaan aan het wettelijke criterium genoemd in artikel 1:255 van het Burgerlijk Wetboek (hierna te noemen: BW). Het verzoek tot verlenging van de ondertoezichtstelling zal daarom worden toegewezen (artikel 1:260, eerste lid, BW). Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de onder rechtsoverweging 3.4. genoemde doelen, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verlengen met één jaar.
De machtiging uithuisplaatsing
6.5.
Daarnaast is de kinderrechter van oordeel dat de uithuisplaatsing van [de minderjarige] noodzakelijk is in het belang van zijn verzorging en opvoeding (art. 1:265b, eerste lid, BW). De kinderrechter acht daartoe het volgende redengevend.
6.6.
Sinds [de minderjarige] vanwege seksueel grensoverschrijdend gedrag in de thuissituatie met spoed uit huis is geplaatst, heeft hij in verschillende accommodaties verbleven. Zowel op de groep van [accommodatie] als in [accommodatie] kon het verblijf van [de minderjarige] echter niet worden voortgezet vanwege nieuwe aanwijzingen van seksueel grensoverschrijdend gedrag. Ook op de groep in [gesloten accommodatie] hebben er meerdere seksueel grensoverschrijdende incidenten plaatsgevonden, als gevolg waarvan [de minderjarige] recent ook in [gesloten accommodatie] op een nieuwe groep is geplaatst. Het bleek niet mogelijk een geschikte vervolgplek te vinden, terwijl een te langdurige gesloten plaatsing voor [de minderjarige] niet wenselijk werd geacht.
6.7.
[de minderjarige] is nu ongeveer vier jaar uit huis geplaatst, waarvan de laatste twee jaar in het gesloten kader. [de minderjarige] is een in de thuissituatie zeer beschadigd kind, dat kampt met veel angsten en daarmee samenhangende seksuele problematiek en agressie. Hij heeft weliswaar de nodige stappen gezet in de therapieën, maar er is nog veel nodig aan therapie en behandeling. Het is belangrijk dat de behandeling / therapie van [de minderjarige] wordt voortgezet en ook de systeemtherapie – waarover de GI en de ouders van visie verschillen – wordt opgestart. De kinderrechter heeft, mede gelet op de weigerachtige opstelling van de ouders tegenover het deelnemen aan systeemtherapie, er onvoldoende vertrouwen in dat deze therapieën en behandeling in de thuisomgeving voortgezet cq opgepakt worden. De ouders zeggen ook te druk te zijn met de andere kinderen, dan wel zien zij de noodzaak van de therapie niet in. Die noodzaak is er naar het oordeel van de kinderrechter evident wel. Ook dient er contactherstel plaats te vinden tussen [de minderjarige] en de twee zusjes en [de minderjarige] en de ouders. De ouders worden zwaar belast met de zorg voor de andere kinderen en hebben hun eigen problematiek. [de minderjarige] heeft juist extra aandacht nodig. Een terugplaatsing is om die reden (op dit moment) niet aan de orde.
6.8.
De kinderrechter begrijpt op zich dat de voor de overheid zeer kostbare keuze van een huis voor [de minderjarige] alleen is ingegeven door het gebrek aan andere instanties die [de minderjarige] kunnen opvangen, gegeven zijn zeer gecompliceerde problematiek en gedrag. De kinderrechter vraagt zich wel af of de setting met 24-uurs begeleiding om [de minderjarige] heen in een huis groter dan een eengezinswoning in [plaats] een oplossing is die ook op termijn doelmatig en proportioneel is. Dit geldt temeer nu er niet een oneindig budget is en ook andere kinderen hulp nodig hebben. De kinderrechter weegt hierbij mee dat de ouders kennelijk geen noodzaak zien om aan de behandeling mee te werken die de GI nodig vindt. Ook is het nog maar de vraag of de ouders zich vrij kunnen maken om in het huis op regelmatige basis op bezoek te komen. Ze kwamen feitelijk niet op bezoek de laatste jaren bij [de minderjarige] , waren te druk om naar de zitting te komen en gingen ook niet mee met [de minderjarige] om te kijken naar het nieuwe huis. Of het in de nieuwe setting te billijken is dat speciaal voor de ouders en broertjes en zusjes ook op de langere termijn zoveel kamers extra beschikbaar worden gehouden, kennelijk voor de omgang en het contactherstel is de vraag. Om de ouders te stimuleren mee te werken aan contactherstel en de benodigde therapieën zal de machtiging verleend worden. Echter, de kinderrechter beperkt de duur op dit moment tot zes maanden, te weten tot 2 december 2024.
6.9.
Voor het overige zal de beslissing op het verzoek worden aangehouden. De kinderrechter hoopt daarmee de ouders te stimuleren zich in te zetten voor de hulpverlening, de (fysieke) omgang met [de minderjarige] en al het andere de GI in het belang van [de minderjarige] noodzakelijk acht.
6.10.
De kinderrechter verzoekt de GI de rechtbank uiterlijk twee weken voor de nieuwe zitting te berichten over de actuele stand van zaken en daarbij of het resterende verzoek wordt gehandhaafd.
6.11.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

7.De beslissing

De kinderrechter:
7.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige], met ingang van 2 juni 2024 tot 2 juni 2025;
7.2.
verleent een machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige]in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder, met ingang van 2 juni 2024 tot 2 december 2024;
7.3.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
houdt de beslissing over de uithuisplaatsing verder aan tot een nader te bepalen zitting
uiterlijk midden november 2024;
7.5.
verzoekt de GI om de rechtbank schriftelijk te berichten over het verloop van de ondertoezichtstelling en de uithuisplaatsing en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
7.6.
bepaalt dat het schriftelijke bericht uiterlijk twee weken voor de nieuwe zitting door de rechtbank ontvangen dient te zijn;
7.7.
bepaalt dat de griffier verzoeker en belanghebbenden zal oproepen voor de nieuwe zitting.
Deze beslissing is mondeling gegeven en in het openbaar uitgesproken op 28 mei 2024 door mr. F.G. Hijink, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgelegd op 10 juni 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te [plaats] .