Uitspraak
[eiseres] B.V., te [vestigingsplaats] , eiseres
de inspecteur van de Douane, kantoor Eindhoven, verweerder
Inleiding
Overwegingen
- Eiseres is distributeur van reserveonderdelen en accessoires in [continent] . De onderdelen worden aangeleverd door zowel [bedrijf 2] als externe leveranciers. De beloning voor deze activiteiten wordt conform de transferpricing documentatie vastgesteld op basis van de omzet (
- Als ondersteunende dienstverlener verricht eiseres verschillende activiteiten voor [bedrijf 2] , waaronder technische dienstverlening, marketing en logistiek. De ondersteunende activiteiten zijn te kwalificeren als “
transfer pricing adjustmentplaatsgevonden. Op basis daarvan diende eiseres aan [bedrijf 2] een bedrag van € 20.091.000 te betalen.
total sales(bestaande uit de posten
sales P&Aen
KO parts), een
margin,
total G&A (March estimate based on Year to Date average),een
operating profitvan 11.1% en een
[bedrijf 2] proposed profitvan 3.1%
.In de factuur is rekening gehouden met een reservering van € 703.000 voor te verwachte door eiseres te betalen aanvullende invoerrechten. Dit bedrag is van de
proposed rechargevan € 20.091.000 afgetrokken.
Concreet is het gefactureerde bedrag als volgt berekend:
operating profitvan € 27.837.000, zijnde afgerond 11,1% van de (geschatte)
total sales(€ 249.864.000). De
proposed profitvan 3,1 % van de (geschatte)
total salesbedraagt € 7.746.000. Dit leidt tot een
proposed rechargevan (€ 27.837.000 -/- € 7.746.000=) € 20.091.000. Verder is rekening gehouden met een reservering van € 703.000 voor te verwachten door eiseres te betalen aanvullende invoerrechten met een gemiddeld tarief van 3,5%. Hierdoor bedraagt de
proposed recharge including impact import duty(€ 20.091.000 -/- € 703.000=) € 19.388.000.
Bij brief van 13 januari 2017 heeft verweerder aangekondigd dat hij voornemens is om een uitnodiging tot betaling (hierna: utb) voor een bedrag van € 711.221 aan douanerechten aan eiseres op te leggen. Eiseres schrijft in een e-mailbericht van 18 januari 2017 aan verweerder “we [hebben] de door U voorgestelde navordering douanerecht nagerekend en komen daarbij tot hetzelfde bedrag van EUR 711.221,00”.
transfer pricing agreement.
In het bijzonder is in geschil:
- of toepassing van het Hamamatsu-arrest (arrest van 20 december 2017, C-529/16, ECLI:EU:C:2017:984, Hamamatsu Photonics Deutschland GmbH, hierna: Hamamatsu-arrest) ertoe leidt dat de douanewaarde van de ingevoerde goederen niet mede aan de hand van de
- of er een relatie is tussen de
- op wie de bewijslast rust; en
- of verweerder subsidiair het standpunt kan innemen dat hij de douanewaarde heeft vastgesteld met gebruikmaking van de methode van redelijke middelen (artikel 30 van het Communautair douanewetboek, hierna: CDW).
transfer pricing adjustmentis een winstverschuiving en geen nabetaling en is niet (volledig) het gevolg van goederentransacties tussen eiseres en [bedrijf 2] . De douanewaarde van de ingevoerde goederen, berekend aan de hand van de transactiewaardemethode, wordt dan ook niet hoger door de
transfer pricing adjustment. De casus van eiseres is vergelijkbaar met die in het Hamamatsu-arrest, dat volgens eiseres gaat over de vraag of de douanewaarde aan de hand van de transactiewaarde van de ingevoerde goederen kan worden berekend waarbij naderhand een ‘correctie’ kan worden doorgevoerd op grond van een bepaald forfait of forfaitair bedrag. De verhoging van de douanewaarde van de goederen van eiseres zoals verweerder dat doet aan de hand van de transactiewaardemethode is niet mogelijk omdat deze methode moet zien op concrete goederen en niet op gemengde leveringen. Net als in de casus van het Hamamatsu-arrest wordt bij eiseres het correctiebedrag niet uitgesplitst naar afzonderlijk ingevoerde goederen. Het enkele feit dat eiseres geen bezwaar heeft gemaakt tegen de utb van 21 februari 2017, betekent niet dat zij het eens is met de aan die utb ten grondslag liggende verhoging van de douanewaarde. Het verzoek tot terugbetaling richt zich tegen de beschikking waarbij in afwijking van de aangiften die eiseres heeft ingediend en de in die aangiften vermelde douanewaarde een douaneschuld wordt nagevorderd. Op verweerder rust dan de bewijslast dat de navordering terecht, voor het juiste bedrag en op de juiste wijze betrekking hebbend op de aangiften is opgelegd. Verweerder heeft echter geen bewijs aangevoerd dat de
transfer pricing adjustmentkan worden gerelateerd aan de goederen. Ten slotte betoogt eiseres dat verweerder met het subsidiaire standpunt over de te gebruiken douanewaardemethode ten onrechte terugkomt op de wettelijke grondslag van de utb. Als de rechtbank van oordeel is dat een andere waardemethode moet worden toegepast dan de transactiewaardemethode, is niet de methode van de redelijke middelen, maar de methode van de berekende waarde de juiste methode.
Er is volgens verweerder wel een relatie tussen de
transfer pricing adjustmenten de ingevoerde goederen. Dit blijkt onder andere uit de factuur van [bedrijf 2] aan eiseres van 31 maart 2016. In de factuur is een bedrag van € 703.000 gereserveerd voor verschuldigde douanerechten. Eiseres heeft die factuur betaald. De factuur is een nabetaling voor goederen die eiseres van [bedrijf 2] heeft gekocht en ziet niet op de ondersteunende diensten die eiseres voor [bedrijf 2] verricht. Eiseres betoogt weliswaar dat de hogere winstmarge (hoger dan 3.1%) wordt veroorzaakt door andere factoren dan de inkoopprijs voor goederen die eiseres aan [bedrijf 2] betaalt, maar onderbouwt dit niet. Het beroep op het Hamamatsu-arrest gaat niet op. Bij eiseres heeft toerekening plaatsgevonden naar alle ingevoerde goederen. Bij Hamamatsu is sprake van een forfaitaire correctie waarbij het correctiebedrag niet is uitgesplitst naar afzonderlijk ingevoerde goederen. In het geval van eiseres kan wel naar goederen worden toegerekend. Bovendien biedt het Hamamatsu-arrest alleen bescherming als de douanewaarde naar beneden wordt gecorrigeerd, omdat dit ertoe leidt dat de eigen middelen van de Unie worden beschermd. Verder zijn de prijzen tussen [bedrijf 2] en eiseres niet contractueel overeengekomen, terwijl dit in de casus van Hamamatsu wel het geval is. De transactiewaarde van de goederen van eiseres is terecht naar boven bijgesteld. Maar ook als de transactiewaarde geen toepassing kan vinden, is de douanewaarde terecht gecorrigeerd, namelijk met toepassing van artikel 31 van het CDW, de waardemethode van de redelijke middelen. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling door de rechtbank
Op de zaak betrekking hebbende stukken13.Ter zitting heeft eiseres haar betoog dat verweerder niet alle op de zaak betrekking hebbende stukken heeft overgelegd, ingetrokken. De rechtbank laat dit betoog verder buiten beschouwing.
operating marginmogen opleveren. Voor de ondersteunende diensten ontvangt eiseres een vergoeding ter hoogte van
net total costplus van 5%. Deze afspraken bedoelen te waarborgen dat de prijzen
at arms lengthworden vastgesteld.
transfer pricing adjustment.
transfer pricing adjustmentgebaseerde betaling van eiseres aan haar moedermaatschappij [bedrijf 2] . Eiseres betoogt met een beroep op het Hamamatsu-arrest dat de betaling van eiseres op grond van de
transfer pricing adjustmentniet in de transactiewaardemethode mag worden betrokken.
Residual Profit Split Method) wordt gehanteerd: aan moedermaatschappij en aan dochtermaatschappij wordt allereerst een winst toegerekend die toereikend is voor het boeken van een bepaald minimumrendement. De restwinst wordt dan proportioneel verdeeld op basis van bepaalde factoren. Vervolgens wordt voor de dochtermaatschappij een doelbereik voor de operationele marge bepaald. Indien het daadwerkelijk behaalde bedrijfsresultaat buiten het doelbereik valt, wordt het resultaat gecorrigeerd tot de boven‑ of ondergrens van het doelbereik en ontvangt zij een navordering of een tegoed (zie het Hamamatsu-arrest, punt 15). In het geval van eiseres, zo stelt zij zelf, wordt de
transactional net margin methodgebruikt om te bepalen of de winst die eiseres maakt, binnen de tussen [bedrijf 2] en eiseres afgesproken bandbreedte past (zie de aanvullende toelichting op het verzoek om terugbetaling van 20 april 2020, onder nr. 2.4). Deze methode brengt mee dat voor de door eiseres te maken winstmarge een doelbereik wordt vastgesteld op basis van winstmarges van vergelijkbare niet verbonden bedrijven (benchmark). Als de daadwerkelijk behaalde winst van eiseres buiten dit doelbereik valt (waarbij de mediaan op 3.1%
operating marginis vastgesteld), wordt de winst gecorrigeerd en moet zij dat verschil aan [bedrijf 2] betalen dan wel van [bedrijf 2] ontvangen.
proposed profit, zijnde 3,1 % van de
total salesvan eiseres. Het bedrag van de
total saleskomt tot stand door de verkoop van de door [bedrijf 2] aan eiseres geleverde goederen (“
vehicle spare parts and accessories”) (zie ook overweging 32). Er is dus geen sprake van een forfaitair bedrag waarmee de winstverdeling tussen dochtermaatschappij en moedermaatschappij wordt gecorrigeerd, maar een aan geleverde goederen gerelateerd bedrag, waaraan een vast winstpercentage is gekoppeld, teneinde tot een prijs
at arm’s lengthte komen. Anders dan dat eiseres heeft betoogd, betekent het feit dat verweerder voor de berekening van de verschuldigde douanerechten is uitgegaan van een gemiddeld douanerechtpercentage van 3,54%, niet dat sprake is van een forfaitaire vergoeding als bedoeld in het Hamamatsu-arrest. Achtergrond van dit gemiddelde percentage is dat eiseres geen informatie heeft verstrekt over hoe de
transfer pricing adjustmentaan de individuele aangiften kon worden toegerekend. Dit gemiddelde percentage doet er niet aan af dat de
transfer pricing adjustmentis gebaseerd op een aan de geleverde goederen gerelateerd bedrag, waaraan een vast winstpercentage is gekoppeld.
transfer pricing adjustmentgebaseerde naderhand verrichtte betaling van eiseres aan [bedrijf 2] . Het naderhand toerekenen van deze kosten aan de douanewaarde van de door eiseres ingevoerde goederen is in beginsel mogelijk.
Year End Adjustment) blijkt. Eiseres omschrijft dit overzicht als “een download uit SAP naar excel, met zichtbare aansluiting naar de grootboekkaart (laatste pagina) en geel gemarkeerd de YEA (eerste pagina bovenaan)”. Ter zitting heeft eiseres de kolommen in het overzicht “ [omschrijving 2] (1 April 2015 – 31 March 2016) toegelicht. De laatste kolom “Text” lijkt beschrijvingen van onderdelen te bevatten (“
bumpers scrapped at MME”, “
Wrongly invoiced Winter Wheels price”), maar eiseres heeft er ter zitting op gewezen dat het overgrote deel van de vrije tekst “
cost of sales” betreft, hetgeen volgens eiseres een zeer ruim begrip is maar waarover zij desgevraagd geen nadere toelichting kon geven. Zij stelt dat de beschrijving “
cost of sales” geen goederen betreft. Dat eiseres geen nadere toelichting kan geven, komt, gezien de redelijke bewijslastverdeling (zie overweging 17) voor rekening en risico van eiseres. De rechtbank wijst het aanbod van eiseres om de door de rechtbank terzake gestelde vragen ná de zitting te beantwoorden af. Dat de opbouw van het bedrag van € 20.091.000 ter zitting aan de orde zou komen, kan geen verrassing zijn geweest voor eiseres en zij kon zich daarop voorbereiden.
transfer pricing adjustment. De berekening van het bedrag van € 20.091.000 is gebaseerd op een desgevraagd door eiseres overgelegd (58 bladzijden tellend) overzicht van transacties “CoS Parts” tussen [bedrijf 2] en eiseres. Op het bedrag is een percentage van 3,5 aan
average import duty on partsingehouden. Het gebruik van de term “
duty on parts” (belasting op onderdelen) ondersteunt volgens de rechtbank dat de in het overzicht opgenomen gegevens bedoeld zijn informatie te geven over onderdelen. De rechtbank volgt daarom niet het betoog van eiseres dat de omschrijving “
Parts And Accessories” ziet op een bepaalde divisie van eiseres en niet op ingevoerde goederen. De rechtbank neemt verder in aanmerking dat eiseres weliswaar stelt dat zij een deel van de door haar verkochte motoronderdelen en accessoires niet van [bedrijf 2] maar van derden betrekt, maar dat zij dit niet met feitelijke gegevens heeft onderbouwd. Voor zover dit derden zijn die goederen aanleveren van buiten de EU, had eiseres de informatie daartoe voorhanden: zij kan de aangiften van deze goederen overleggen. Voor zover het gaat om goederen van derden van binnen de EU, is eiseres bij uitstek degene die daarover informatie kan verschaffen, verweerder heeft deze informatie hoe dan ook niet. De rechtbank gaat ervan uit dat het bedrag van de
total salestot stand is gekomen door de verkoop van de door [bedrijf 2] aan eiseres geleverde goederen (zie ook overweging 37).
transfer pricing adjustmentgeheel los moet worden gezien van de inkoopprijs van de goederen en alleen gerelateerd dient te worden aan allocatie van de winst, ziet de rechtbank geen aanknopingspunten. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
total sales” ter hoogte van € 249.864.000, bestaande uit de posten
sales P&Aen
KO parts. [2] .In de factuur is rekening gehouden met een reservering van € 703.000 voor te verwachten door eiseres te betalen aanvullende douanerechten, hetgeen veronderstelt dat het om goederen gaat waarvoor douanerechten betaald moeten worden.
operating profitdie hoger is dan de
proposed profitvan 3,1% (gedeeltelijk) toe aan een lagere inkoopwaarde van de door haar van binnen de EU betrokken goederen (zie de onderbouwing van de toelichting, punt 2.5). Het ligt echter op de weg van eiseres om bij betwisting dit standpunt met gegevens te onderbouwen, hetgeen zij niet heeft gedaan (zie ook overweging 32).
Conclusie en gevolgen
Beslissing
- verklaart het beroep ongegrond;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) tot vergoeding aan eiseres van de aan de beroepsfase toerekenbare immateriële schade vastgesteld op een bedrag van € 1.000;
- veroordeelt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 219; en
- draagt de Staat (de minister van Justitie en Veiligheid) op het betaalde griffierecht aan eiseres te vergoeden tot een bedrag van € 360.