Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiser 1] , h.o.d.n. [naam 1] , wonende te [plaats 1]
[eiser 2], wonende te [plaats 2]
1.Het procesverloop
2.De feiten
3.De vordering
€ 9.941,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 14 oktober 2023. Dit bedrag bestaat uit de facturen van in totaal € 9.651,00 en de wettelijke handelsrente van € 290,19. Daarnaast vordert [eiser 1] veroordeling van Waerdse Heeren in de daadwerkelijke advocaatkosten. Subsidiair vordert [eiser 1] in plaats van de daadwerkelijke advocaatkosten buitengerechtelijke incassokosten van € 872,06. Meer subsidiair vordert [eiser 1] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking betaling van
€ 9.651,00, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 872,06.
€ 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 over € 600,00.
4.Het verweer
[eiser 2] wilde geen toegang geven voor het op afstand meekijken. Ook zijn fouten hersteld die door [eiser 1] zijn veroorzaakt.
5.De beoordeling
Ten aanzien van de vordering van [eiser 1]
€ 290,19 is ook toewijsbaar. De gevorderde rente over rente is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat de achterstallige rente over een vol jaar is verschuldigd. [3] De wettelijke handelsrente vanaf 14 oktober 2023 zal daarom worden toegewezen over de hoofdsom van € 9.651,00.
€ 135,00, alsmede het salaris van de gemachtigde van [eiser 2] op basis van het liquidatietarief van € 270,00.