ECLI:NL:RBNHO:2024:8209

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
9 augustus 2024
Zaaknummer
10836796 \ CV EXPL 23-5331
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Betaling voor werkzaamheden door een vennootschap en schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2024, staat de vraag centraal of de vennootschap Waerdse Heeren B.V. gehouden is tot betaling voor werkzaamheden die zijn verricht door eiser 1, die zonnepanelen heeft geïnstalleerd. Eiser 1 en eiser 2 hebben een vordering ingesteld tegen Waerdse Heeren, waarbij eiser 1 stelt dat hij op basis van een opdracht van [naam 2] werkzaamheden heeft uitgevoerd en dat Waerdse Heeren de facturen heeft betaald. De rechtbank oordeelt dat, ook al was [naam 2] mogelijk niet bevoegd om namens Waerdse Heeren te handelen, er sprake is van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid. Dit betekent dat Waerdse Heeren toch gehouden is tot betaling, omdat eiser 1 gerechtvaardigd heeft vertrouwd op de schijn van bevoegdheid die door Waerdse Heeren is gewekt. De rechtbank wijst de vordering van eiser 1 tot betaling van € 9.941,19 toe, inclusief wettelijke handelsrente. Eiser 2 vordert betaling van € 690,00, wat ook wordt toegewezen. De proceskosten komen voor rekening van Waerdse Heeren, die in het ongelijk wordt gesteld. De rechtbank concludeert dat Waerdse Heeren niet heeft aangetoond dat er tekortkomingen waren in de uitvoering van de werkzaamheden door eiser 1, en dat de vorderingen van beide eisers gegrond zijn.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Alkmaar
Zaaknr./rolnr.: 10836796 \ CV EXPL 23-5331
Uitspraakdatum: 24 juli 2024
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiser 1] , h.o.d.n. [naam 1] , wonende te [plaats 1]

2.
[eiser 2], wonende te [plaats 2]
eisers
verder te noemen: afzonderlijk [eiser 1] en [eiser 2]
gemachtigde: mr. J.J.F. van de Voort
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid Waerdse Heeren B.V.
gevestigd te Alkmaar
gedaagde
verder te noemen: Waerdse Heeren

1.Het procesverloop

1.1.
[eiser 1] en [eiser 2] hebben bij dagvaarding van 1 december 2023 een vordering tegen Waerdse Heeren ingesteld en bij akte voor de rolzitting van 13 december 2023 producties overgelegd en de grondslag van de vordering aangevuld. Waerdse Heeren heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 juni 2024 heeft een zitting plaatsgevonden. [eiser 1] is verschenen met zijn gemachtigde, die ook namens [eiser 2] optrad. Namens Waerdse Heeren is de heer [naam 2] verschenen. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Voorafgaand aan de zitting hebben [eiser 1] en [eiser 2] bij brief van 7 mei 2024 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
[eiser 2] en [naam 2] zijn bekenden van elkaar.
2.2.
Op 15 en 16 mei 2023 heeft [naam 2] op verzoek van [eiser 2] offertes aan [eiser 2] doen toekomen voor de aanschaf en montage van zonnepanelen. In de kop van de offerte staat [handelsnaam] en aan de onderzijde van de offertes staat de naam van Waerdse Heeren met haar contactgegevens. Ook staat aan de onderzijde van de offerte dat [handelsnaam] is van Waerdse Heeren.
2.3.
[eiser 2] heeft een van de offertes geaccepteerd en de factuur voor de zonnepanelen en de montage betaald aan Waerdse Heeren. Op de factuur staat het e-mailadres [emailadres] vermeld.
2.4.
[eiser 1] heeft de zonnepanelen op de woning van [eiser 2] gemonteerd.
2.5.
Op 1 juni 2023 heeft [eiser 1] per WhatsApp aan [naam 2] gevraagd waar hij de facturen naartoe kan sturen. [naam 2] heeft daarop geantwoord dat de facturen naar Waerdse Heeren kunnen worden verstuurd en heeft daarbij het adres, btw-nummer en KvK-nummer van Waerdse Heeren en e-mailadres [emailadres] vermeld.
2.6.
Waerdse Heeren heeft op 12 juni 2023 de door [eiser 1] op 4 juni 2023 per e-mail aan [emailadres] verstuurde factuur betaald.
2.7.
[eiser 1] heeft op 8 juni 2023 zonnepanelen op een adres in [plaats 4] geïnstalleerd. Op 12 juni 2023 heeft [eiser 1] aanvullende werkzaamheden op het adres van [eiser 2] uitgevoerd. Op 1 juli 2023 heeft [eiser 1] zonnepanelen op een adres in [plaats 3] geïnstalleerd en op 3 juli 2023 op het adres van [naam 2] in [plaats 2] . [eiser 1] heeft voor deze werkzaamheden € 9.651,00 gefactureerd en de facturen naar het hiervoor genoemde e-mailadres verzonden.
2.8.
Waerdse Heeren heeft op 13 juni 2023 een factuur gestuurd naar [eiser 2] van € 1.040,00 voor de aanvullende werkzaamheden. Op 13 juni 2023 heeft [eiser 2] per WhatsApp aan [naam 2] bericht dat Waerdse Heeren ten onrechte herstelwerkzaamheden heeft gefactureerd. [naam 2] heeft daarop geantwoord dat hij een creditnota zal vragen en erop zal terugkomen. Op 15 juni, 25 juni en 17 juli 2023 heeft [naam 2] aan [eiser 2] laten weten dat de creditnota eraan komt.
2.9.
Per WhatsApp bericht van 5 juli 2023 heeft [eiser 1] aan [naam 2] gevraagd of hij opdracht heeft gegeven om de facturen te betalen, waarop [naam 2] heeft geantwoord ‘Ja. Ik zie [naam 3] zo’.
2.10.
Op 16 augustus 2023 heeft [eiser 1] opnieuw aan [naam 2] om betaling van de facturen gevraagd en heeft [naam 2] geantwoord ‘Gaf je gisteren aan dat [naam 3] vakantie is en hem zou spreken. Heb ik zojuist gedaan. Hij was onderweg en zal vanavond inloggen’.
2.11.
Op 13 september 2023 heeft [eiser 1] opnieuw aan [naam 2] om betaling van de facturen gevraagd.
2.12.
De gemachtigde van [eiser 1] heeft per brief van 13 oktober 2023 Waerdse Heeren tot betaling gesommeerd. Deze brief is gericht aan de bestuurder van Waerdse Heeren, de heer [naam 4] . De bestuurder van Waerdse Heeren heeft daarop geantwoord dat hij geen opdracht heeft gegeven voor de werkzaamheden waarop de facturen zijn gebaseerd.

3.De vordering

3.1.
[eiser 1] vordert dat de kantonrechter Waerdse Heeren veroordeelt tot betaling van
€ 9.941,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over dat bedrag vanaf 14 oktober 2023. Dit bedrag bestaat uit de facturen van in totaal € 9.651,00 en de wettelijke handelsrente van € 290,19. Daarnaast vordert [eiser 1] veroordeling van Waerdse Heeren in de daadwerkelijke advocaatkosten. Subsidiair vordert [eiser 1] in plaats van de daadwerkelijke advocaatkosten buitengerechtelijke incassokosten van € 872,06. Meer subsidiair vordert [eiser 1] uit hoofde van ongerechtvaardigde verrijking betaling van
€ 9.651,00, wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten van € 872,06.
3.2.
[eiser 1] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [naam 2] namens Waerdse Heeren opdracht heeft gegeven de werkzaamheden uit te voeren en dat [naam 2] daartoe bevoegd was. Het contact verliep steeds met [naam 2] , ook bij de eerste opdracht voor de installatie van de zonnepanelen op het adres van [eiser 2] , waarvoor Waerdse Heeren per omgaande de factuur van [eiser 1] heeft betaald. Daarbij heeft [eiser 2] op zijn beurt de facturen voor de aanschaf en montage van de zonnepanelen betaald aan Waerdse Heeren. Verder staan op de facebookpagina van Waerdse Heeren foto’s van daken met de door [eiser 1] gemonteerde zonnepanelen. Waerdse Heeren heeft minimaal de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid gewerkt. Voor zover geen sprake is van een rechtsgeldige vertegenwoordiging, geldt dat Waerdse Heeren tegenover [eiser 1] ongerechtvaardigd is verrijkt.
3.3.
[eiser 2] vordert dat de kantonrechter Waerdse Heeren veroordeelt tot betaling van
€ 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 13 juni 2023 over € 600,00.
3.4.
[eiser 2] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat hij ten onrechte een factuur van Waerdse Heeren heeft ontvangen. De factuur heeft betrekking op herstelwerkzaamheden voor eerder aangerichte schade. [naam 2] heeft herhaaldelijk beloofd een creditfactuur van € 600,00 te sturen, maar heeft dat niet gedaan. [eiser 2] maakt ook aanspraak op buitengerechtelijke incassokosten van € 90,00.

4.Het verweer

4.1.
Waerdse Heeren betwist de vordering. Waerdse Heeren voert aan – samengevat – dat zij geen opdrachten heeft verstrekt aan [eiser 1] en daarom is zij niet gehouden tot betaling voor de door [eiser 1] verrichte werkzaamheden. Daarnaast zijn de werkzaamheden door [eiser 1] niet altijd netjes opgeleverd en ontbreken ondertekende opleverrapporten. Wat betreft het adres in [plaats 3] geldt dat Waerdse Heeren niet bij dat project was betrokken. [eiser 1] moet zich richten tot de heer [naam 5] , wat herhaaldelijk tegen hem is gezegd. Verder waren de zonnepanelen van [naam 2] niet aangesloten, waardoor een externe partij moest worden ingeschakeld om dat te doen.
[eiser 2] wilde geen toegang geven voor het op afstand meekijken. Ook zijn fouten hersteld die door [eiser 1] zijn veroorzaakt.

5.De beoordeling

Correspondentie van Waerdse Heeren
5.1.
Waerdse Heeren heeft in de periode tussen de zitting en het vonnis verschillende e-mails aan de rechtbank toegezonden, waaronder op 9 juli 2024, en daarbij ook verschillende bijlagen gevoegd. De inhoud van deze e-mails en deze bijlagen worden buiten beschouwing gelaten, omdat het onderzoek na de mondelinge behandeling is gesloten en vonnis op heden is bepaald.
Ten aanzien van de vordering van [eiser 1]
5.2.
Waerdse Heeren heeft in een e-mail van 10 juni 2024 aan de rechtbank bericht dat zij een vordering wil inbrengen die zij heeft op [eiser 1] , met als bijlage bij de e-mail een factuur. Tijdens de zitting heeft Waerdse Heeren uitgelegd dat de factuur betrekking heeft op materialen die [eiser 1] onder zich houdt. [eiser 1] heeft zich vervolgens op het standpunt gesteld dat hij zich beroept op zijn retentierecht. Voor zover Waerdse Heeren heeft beoogd een tegenvordering in te dienen, biedt de wet daarvoor in dit stadium van de procedure geen ruimte. [1] Een tegenvordering moet direct bij conclusie van antwoord worden ingesteld. Dat heeft Waerdse Heeren niet gedaan, waardoor de kantonrechter in deze procedure niet toekomt aan een beoordeling van een eventuele vordering van Waerdse Heeren op [eiser 1] . Voor zover Waerdse Heeren zich beroept op verrekening van haar vordering met de vordering van [eiser 1] , slaagt dat beroep niet. In het geval komt vast te staan dat [eiser 1] een vordering heeft op Waerdse Heeren, komt [eiser 1] namelijk een retentierecht toe en houdt hij de goederen van Waerdse Heeren rechtsgeldig onder zich totdat zijn vordering is voldaan.
5.3.
Het meest verstrekkende verweer van Waerdse Heeren is dat zij geen opdracht heeft gegeven voor de door [eiser 1] verrichte werkzaamheden. Dat verweer slaagt niet.
5.4.
Ook als [naam 2] niet bevoegd was een rechtshandeling in naam van Waerdse Heeren te verrichten kan een overeenkomst tussen partijen tot stand zijn gekomen in het geval van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid die aan Waerdse Heeren kan worden toegerekend. Voor toerekening van schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid aan de vertegenwoordigde (Waerdse Heeren) kan plaats zijn als de wederpartij ( [eiser 1] ) daarop gerechtvaardigd heeft vertrouwd op grond van feiten en omstandigheden die voor risico komen van Waerdse Heeren en waaruit naar verkeersopvattingen zodanige schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid. Dat risicobeginsel gaat echter niet zo ver dat voor toepassing daarvan ook ruimte is in gevallen waarin het tegenover de wederpartij ( [eiser 1] ) gewekte vertrouwen uitsluitend is gebaseerd op verklaringen en gedragingen van de onbevoegd handelende persoon ( [naam 2] ). Er zullen mede feiten en omstandigheden moeten worden vastgesteld die Waerdse Heeren betreffen en die rechtvaardigen dat deze partij in haar verhouding tot [eiser 1] het risico van onbevoegde vertegenwoordiging draagt. [2]
5.5.
Vast staat dat [eiser 2] met Waerdse Heeren een overeenkomst heeft gesloten betreffende de aankoop en montage van zonnepanelen. Ook staat vast dat [eiser 2] de daarvoor verschuldigde prijs aan Waerdse Heeren heeft betaald. Het contact verliep daarbij steeds tussen [eiser 2] en [naam 2] . [naam 2] heeft vervolgens [eiser 1] opdracht gegeven voor installatie van de zonnepanelen bij [eiser 2] en heeft aan [eiser 1] meegedeeld dat hij aan Waerdse Heeren kon factureren. Dat heeft [eiser 1] gedaan en de factuur van [eiser 1] is ook betaald door Waerdse Heeren. Daarna heeft [naam 2] opnieuw op dezelfde manier diverse opdrachten aan [eiser 1] verstrekt, heeft [eiser 1] steeds deze werkzaamheden uitgevoerd en de facturen opnieuw naar Waerdse Heeren gestuurd. Onweersproken is gebleven dat de betreffende opdrachtgevers de prijs voor de aankoop en montage van de zonnepanelen, die door [eiser 1] zijn gemonteerd, aan Waerdse Heeren hebben betaald.
5.6.
De bestuurder van Waerdse Heeren heeft [naam 2] gemachtigd om Waerdse Heeren tijdens de zitting in deze procedure te vertegenwoordigen. [naam 2] heeft tijdens de zitting bevestigd dat hij voor Waerdse Heeren werkt. Ook heeft [naam 2] verklaard dat gelet op een eerder eigen faillissement hij bepaalde zaken niet kan verrichten, dat hij daarom vanuit Waerdse Heeren kon factureren en dat [B.V.] zijn vennootschap is. Op de factuur van Waerdse Heeren aan [eiser 2] staat het e-mailadres [emailadres] en een telefoonnummer dat van [naam 2] is.
5.7.
De factuur die Waerdse Heeren in deze procedure heeft overgelegd heeft betrekking op diverse materialen van Waerdse Heeren die [eiser 1] niet heeft teruggegeven na afronding van de werkzaamheden op één van de projecten waarvan [eiser 1] betaling vordert. Daaruit blijkt dat [eiser 1] voor de werkzaamheden materialen heeft gebruikt die toebehoren aan Waerdse Heeren.
5.8.
Ten slotte staat als niet weersproken vast dat op de Facebook pagina van Waerdse Heeren foto’s van daken met zonnepanelen staan, waaronder de door [eiser 1] gemonteerde zonnepanelen op adressen waarvan in deze procedure betaling wordt gevorderd.
5.9.
Op grond van deze feiten en omstandigheden, die voor risico komen van Waerdse Heeren en waaruit naar verkeersopvattingen op zijn minst de schijn van vertegenwoordigingsbevoegdheid kan worden afgeleid, heeft [eiser 1] er gerechtvaardigd op mogen vertrouwen dat [naam 2] bevoegd was om Waerdse Heeren te vertegenwoordigen. Daarom is Waerdse Heeren gehouden tot betaling voor de door [eiser 1] verrichte werkzaamheden.
5.10.
Waerdse Heeren heeft verder als verweer aangevoerd dat sprake is van tekortkomingen in het werk van [eiser 1] . Dit blijkt echter niet uit de uitvoerige WhatsApp correspondentie die tussen [eiser 1] en [naam 2] is gevoerd of uit andere stukken. Waerdse Heeren heeft verder ook niet nader toegelicht waaruit de tekortkomingen van [eiser 1] bestaan en heeft evenmin juridische consequenties verbonden aan de gestelde tekortkomingen. Aan dit verweer van Waerdse Heeren wordt daarom voorbij gegaan. Overigens gaat Waerdse Heeren er ten onrechte vanuit dat haar betalingsverplichting op grond van de gestelde tekortkoming van [eiser 1] komt te vervallen. Als sprake is van een toerekenbare tekortkoming, die in deze zaak dus niet is komen vast te staan, wordt Waerdse Heeren alleen van haar eigen verplichtingen uit de overeenkomst bevrijd door (gedeeltelijke buitengerechtelijke) ontbinding van de overeenkomst(en) of door verrekening met een toegekende schadevergoeding. Waerdse Heeren heeft de overeenkomst(en) echter niet ontbonden of ontbinding gevorderd en heeft niet gesteld, laat staan onderbouwd, dat zij schade heeft geleden. Haar betalingsverplichting is dus ook niet komen te vervallen.
5.11.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiser 1] tot betaling van de facturen van in totaal € 9.651,00 zal toewijzen. De gevorderde wettelijke handelsrente van
€ 290,19 is ook toewijsbaar. De gevorderde rente over rente is niet toewijsbaar, omdat niet is gesteld of gebleken dat de achterstallige rente over een vol jaar is verschuldigd. [3] De wettelijke handelsrente vanaf 14 oktober 2023 zal daarom worden toegewezen over de hoofdsom van € 9.651,00.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Waerdse Heeren. [eiser 1] maakt primair aanspraak op vergoeding van de volledige advocaatkosten. Deze vordering is alleen toewijsbaar als het verweer van Waerdse Heeren, gelet op de evidente ongegrondheid daarvan, in verband met de betrokken belangen van [eiser 1] achterwege had moeten blijven. [4] Uit de woorden ‘evidente ongegrondheid’ vloeit voort dat met een grote mate van zekerheid moet komen vast te staan dat Waerdse Heeren verweer heeft gevoerd dat gebaseerd is op feiten en omstandigheden waarvan zij de onjuistheid kende dan wel behoorde te kennen. Daarvan is hier sprake. Waerdse Heeren heeft ongeloofwaardige en innerlijk tegenstrijdige standpunten ingenomen. Zo heeft [naam 2] eerst via WhatsApp betalingstoezeggingen gedaan, heeft Waerdse Heeren daarna het standpunt ingenomen dat zij geen opdrachten voor de werkzaamheden aan [eiser 1] heeft verstrekt, heeft Waerdse Heeren vervolgens in deze procedure het standpunt ingenomen dat [eiser 1] de opdrachten niet goed heeft uitgevoerd, heeft Waerdse Heerden daarna kort voor de zitting het standpunt ingenomen dat zij een tegenvordering heeft op [eiser 1] die betrekking heeft op materialen van Waerdse Heeren die zijn gebruikt door [eiser 1] en heeft Waerdse Heeren ten slotte tijdens de zitting, bij monde van [naam 2] , verklaard dat zij tot een oplossing met [eiser 1] wil komen. Het standpunt dat [naam 2] onbevoegd was, is verder gebaseerd op evident onjuiste feiten en omstandigheden. Zoals [naam 2] namens Waerdse Heeren tijdens de zitting naar voren heeft gebracht, mocht hij via Waerdse Heeren factureren omdat hij dat zelf vanwege een eigen faillissement niet kon. Weardse Heeren heeft dan ook ingestemd met deze constructie. Naar het oordeel de kantonrechter is [eiser 1] door deze opstelling van Waerdse Heeren onnodig op kosten gejaagd en kan [eiser 1] daarom aanspraak maken op vergoeding van de werkelijke advocaatkosten.
5.13.
Tijdens de zitting heeft [eiser 1] een actueel urenoverzicht overgelegd waaruit blijkt dat de volledige advocaatkosten € 3.887,50 bedragen. Hoewel Waerdse Heeren geen verweer heeft gevoerd tegen de hoogte van dat bedrag ziet de kantonrechter in de summiere uiteenzetting van de feiten en onderbouwing van de juridische grondslag in de dagvaarding aanleiding dat bedrag te matigen naar € 2.000,00. De proceskosten van [eiser 1] worden verder begroot op € 244,22 (zijnde de helft van de dagvaardingskosten van € 109,44, het griffierecht van € 244,00 en de nakosten van € 135,00).
5.14.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Ten aanzien van de vordering van [eiser 2]
5.15.
heeft zijn vordering onderbouwd met een afschrift van zijn WhatsApp- correspondentie met [naam 2] . Daartegen is geen verweer gevoerd. [naam 2] heeft namens Waerdse Heeren tijdens de zitting ook erkend dat de factuur deels zou worden gecrediteerd. De vordering van [eiser 2] tot betaling van € 600,00, welk bedrag evenmin is weersproken, zal dan ook worden toegewezen.
5.16.
Omdat de ingangsdatum van de wettelijke rente niet is onderbouwd, zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf de dag van dagvaarding.
5.17.
[eiser 2] vordert daarnaast buitengerechtelijke incassokosten van € 90,00. [eiser 2] heeft onderbouwd dat buitengerechtelijke werkzaamheden zijn verricht en het gevorderde bedrag is in overeenstemming met het wettelijk tarief, zodat ook deze vordering van [eiser 2] toewijsbaar is.
5.18.
De proceskosten komen voor rekening van Waerdse Heeren, omdat zij ongelijk krijgt. De proceskosten van [eiser 2] worden begroot op € 514,22. Dit bedrag bestaat uit de helft van de dagvaardingskosten van € 109,44, het griffierecht van € 244,00 en de nakosten van
€ 135,00, alsmede het salaris van de gemachtigde van [eiser 2] op basis van het liquidatietarief van € 270,00.
5.19.
De wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

6.De beslissing

De kantonrechter:
ten aanzien van [eiser 1] :
6.1.
veroordeelt Waerdse Heeren tot betaling aan [eiser 1] van € 9.941,19, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente over € 9.651,00 vanaf 14 oktober 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.2.
veroordeelt Weardse Heeren tot betaling van de proceskosten van € 2.244,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Waerdse Heeren niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moet Weardse Heeren ook de kosten van betekening aan [eiser 1] betalen;
6.3.
veroordeelt Weardse Heeren tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst de vordering voor het overige af;
ten aanzien van [eiser 2] :
6.6.
veroordeelt Waerdse Heeren tot betaling aan [eiser 2] van € 690,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 1 december 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
6.7.
veroordeelt Weardse Heeren tot betaling van de proceskosten van € 514,22, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe. Als Waerdse Heeren niet tijdig aan de veroordeling voldoen en het vonnis daarna wordt betekend, moet Weardse Heeren ook de kosten van betekening aan [eiser 2] betalen;
6.8.
veroordeelt Weardse Heeren tot betaling van de wettelijke rente over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald;
6.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
6.10.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S. Slijkhuis en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Artikel 137 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering.
2.Zie uitspraak van de Hoge Raad van 3 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:142.
3.Artikel 6:119a lid 3 Burgerlijk Wetboek.
4.Arrest van Hoge Raad van 15 september 2017, ECLI:NL:HR:2017:2360.