ECLI:NL:RBNHO:2024:8770

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 juli 2024
Publicatiedatum
26 augustus 2024
Zaaknummer
10613034 CV EXPL 23-4495
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering op grond van huurovereenkomst van een auto toegewezen met proceskostenveroordeling

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 24 juli 2024 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [eiser] en [gedaagde]. De vordering van [eiser] is gebaseerd op een huurovereenkomst voor een auto, waarbij [gedaagde] de huurprijs niet heeft voldaan. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de huurovereenkomst en de bijbehorende algemene voorwaarden van toepassing zijn. Ondanks aanmaningen heeft [gedaagde] de factuur van € 222,72 niet betaald, wat heeft geleid tot de vordering van [eiser] tot betaling van € 264,99, inclusief wettelijke rente en proceskosten.

De procedure omvatte verschillende processtukken, waaronder de dagvaarding en conclusies van antwoord, repliek en dupliek. De kantonrechter heeft de informatieplichten van de handelaar jegens de consument beoordeeld en vastgesteld dat [eiser] aan deze verplichtingen heeft voldaan. De kantonrechter heeft ook de algemene voorwaarden getoetst en geen oneerlijke bedingen gevonden. Het verweer van [gedaagde] dat hij de auto schoon en afgetankt heeft ingeleverd, werd verworpen op basis van bewijsstukken die door [eiser] zijn overgelegd.

Uiteindelijk heeft de kantonrechter geoordeeld dat de hoofdsom van € 222,72 toewijsbaar is, evenals de gevorderde wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. De kantonrechter heeft [gedaagde] veroordeeld tot betaling van het totaalbedrag van € 264,99, vermeerderd met de proceskosten, en heeft het vonnis uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De vordering voor het overige werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANKNOORD-HOLLAND
Civiel recht
Kantonrechter
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: 10613034 \ CV EXPL 23-4495 (HB)
Vonnis van 24 juli 2024
in de zaak van
[eiser](als rechtsopvolgster onder bijzondere titel van de besloten vennootschap [bedrijf 1] B.V., voorheen genaamd [bedrijf 2] B.V., rechtsopvolgster onder algemene titel van [bedrijf 3] B.V.)
te [plaats 1],
eisende partij,
hierna te noemen: [eiser],
gemachtigde: deurwaarder H.G. Zeiger,
tegen
[gedaagde],
te [plaats 2],
gedaagde partij,
hierna te noemen: [gedaagde],
procederend in persoon.
De zaak in het kort
In deze zaak gaat het om een vordering op grond van een huurovereenkomst van een auto. De vordering wordt toegewezen. [gedaagde] wordt in de proceskosten veroordeeld.

1.De procedure

Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 6 juli 2023
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek
- akte uitlating producties.

2.Feiten

2.1.
De besloten vennootschap [bedrijf 3] B.V. (hierna: [bedrijf 3]) is een schriftelijke overeenkomst met [gedaagde] aangegaan, waarbij zij met ingang van 30 januari 2023 een auto aan [gedaagde] heeft verhuurd. De huursom is (deels) door de verzekeringsmaatschappij van [gedaagde] voldaan.
2.2.
De Algemene Voorwaarden Verhuur- en Deelautobedrijven BOVAG (hierna: de algemene voorwaarden) zijn op die huurovereenkomst van toepassing. In die algemene voorwaarden is onder meer bepaald:
Artikel 8 lid 7:
‘De huurder dient het verschuldigde bedrag te betalen vóór het verstrijken van de betalingsdatum. Doet hij dat niet, dan zendt de verhuurder na het verstrijken van die datum een kosteloze betalingsherinnering en geeft de huurder de gelegenheid binnen veertien dagen na ontvangst van deze betalingsherinnering het openstaande bedrag alsnog te betalen. Als na het verstrijken van deze termijn nog steeds niet is betaald, is de verhuurder gerechtigd rente in rekening te brengen vanaf het moment van verzuim. Deze rente is gelijk aan de wettelijke rente. Door een partij te maken gemaakte gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten om betaling van een schuld af te dwingen, kunnen aan de wederpartij in rekening worden gebracht. De hoogte van deze kosten is onderworpen aan (wettelijke) grenzen. Daarvan kan in het voordeel van de huurder worden afgeweken.
Artikel 10 lid 2:
‘Huurder moet het voertuig schoon teruggeven. Doet huurder dit niet, dan kunnen de schoonmaakkosten (inclusief kosten voor het verwijderen van (grondstoffen voor) verdovende middelen) in rekening worden gebracht, met een minimum van € 25,- (inclusief btw).’
2.3.
[bedrijf 3] heeft aan [gedaagde] een factuur van 24 februari 2023 van in totaal € 222,72 (inclusief btw) gestuurd, betreffende de kosten van inzet van de huurauto, brandstofkosten en administratiekosten aftanken, schoonmaakkosten en kosten voor de verlaging van het eigen risico. Op de factuur is vermeld dat de kilometerstand bij inname van de auto 2598 kilometer bedraagt.
2.4.
[gedaagde] heeft deze factuur ondanks aanmaningen (waaronder een zogenoemde ‘veertiendagenbrief’ van 5 april 2023) niet betaald.
2.5.
De uit de huurovereenkomst voortvloeiende vorderingen zijn gecedeerd aan [eiser].

3.Het geschil

3.1.
[eiser] vordert veroordeling van [gedaagde] (bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad) tot betaling van € 264,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 222,72 vanaf de dag van dagvaarding en met de proceskosten.
3.2.
[eiser] legt aan de vordering ten grondslag - kort weergegeven - dat [gedaagde] de bovengenoemde factuur van € 222,72 ten onrechte niet heeft betaald. Door het betalingsverzuim is [gedaagde] op grond van de algemene voorwaarden ook de wettelijke rente (berekend tot dagvaarding € 2,27) en buitengerechtelijke incassokosten (€ 40,-) verschuldigd.
3.3.
[gedaagde] voert als verweer aan – kort samengevat – dat hij de gehuurde auto tijdig, schoon en afgetankt heeft ingeleverd.

4.De beoordeling

Wettelijke informatieplichten
4.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan deze plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021 (ECLI:NL:HR:2021:1677).
4.2.
De kantonrechter is van oordeel dat [eiser] voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsen van algemene voorwaarden
4.3.
Als door [gedaagde] niet betwist staat vast dat de (onder 2.2. van dit vonnis genoemde) algemene voorwaarden op de overeenkomst van toepassing zijn. De kantonrechter moet ambtshalve beoordelen of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (hierna: de richtlijn). Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a van het Burgerlijk Wetboek (BW), waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
4.4.
Als de kantonrechter oordeelt dat een beding niet eerlijk is, moet dat beding worden vernietigd en moet de vordering op dat onderdeel worden afgewezen (ook als de eisende partij in de procedure een beroep doet op wettelijke bepalingen in plaats van op die contractuele afspraak).
4.5.
De bedingen die voor de beoordeling van de vordering relevant zijn, te weten de artikelen 8 lid 7 en artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden (zie onder 2.2. van dit vonnis), zijn door de kantonrechter getoetst en niet oneerlijk bevonden. Deze bedingen zullen dus niet worden vernietigd.
Verdere inhoudelijke beoordeling
4.6.
De kantonrechter begrijpt het verweer van [gedaagde] aldus, dat [gedaagde] van mening is dat de brandstofkosten, de administratiekosten voor het aftanken en de schoonmaakkosten ten onrechte aan hem in rekening zijn gebracht.
4.7.
In de huurovereenkomst is vermeld, dat de brandstof voor eigen rekening van de gebruiker/huurder komt en dat, indien [bedrijf 3] de auto tankt, de kosten daarvoor € 16,33 plus het tankbedrag bedragen. [gedaagde] is door ondertekening van die overeenkomst daarmee akkoord gegaan. Schoonmaakkosten komen op grond van (het door de kantonrechter niet onredelijk bezwarend geachte) artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden voor rekening van de huurder.
4.8.
Het verweer van [gedaagde] dat hij de auto afgetankt en schoon heeft ingeleverd zal worden verworpen. Als productie bij repliek heeft [eiser] namelijk een innameformulier overgelegd, waarin is vermeld dat de auto op 7 februari 2023 is ingenomen, dat de kilometerstand bij inname (overeenkomstig de in de factuur vermelde kilometerstand) 2598 kilometer is en dat de tankkosten € 31,28 (exclusief administratiekosten) bedragen. Ook staat in dat formulier vermeld dat de auto niet schoon is ingeleverd. [eiser] heeft dat laatste nog nader onderbouwd door de bij repliek overgelegde foto’s. Als door [gedaagde] niet betwist staat vast dat hij zijn paraaf onder het innameformulier heeft gezet. Door het plaatsen van die paraaf is hij akkoord gegaan met wat in dat formulier is vermeld. Daarmee is voldoende komen vast te staan dat [gedaagde] - overeenkomstig het bepaalde in de huurovereenkomst en in artikel 10 lid 2 van de algemene voorwaarden - de bij de factuur in rekening gebrachte bedragen aan brandstofkosten (van € 25,85 exclusief btw/€ 31,28 inclusief btw), administratiekosten aftanken (van € 13,50 exclusief btw/€ 16,33 inclusief btw) en schoonmaakkosten (van € 15,- exclusief btw/€ 18,15 inclusief btw) verschuldigd is.
4.9.
Voor het overige heeft [gedaagde] de gevorderde hoofdsom niet (voldoende gemotiveerd) betwist.
4.10.
De conclusie is dat de hoofdsom van € 222,72 toewijsbaar is, te vermeerderen met de gevorderde (op zichzelf niet betwiste) wettelijke rente.
4.11.
Ook de buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen. Deze zijn in overeenstemming met artikel 6:96 van het Burgerlijk Wetboek en met het tarief zoals opgenomen in het Besluit buitengerechtelijke incassokosten.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 264,99, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 222,72 vanaf 6 juli 2023 tot aan de dag van de gehele betaling;
5.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiser] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 107,84
griffierecht € 86,00
salaris gemachtigde € 160,00 ;
5.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper en in het openbaar uitgesproken op 24 juli 2024.
De griffier, De kantonrechter,