ECLI:NL:RBNHO:2024:9039

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
26 augustus 2024
Publicatiedatum
2 september 2024
Zaaknummer
: C/15/355020 / JU RK 24/1070 en C/15/355908 / JU RK 24/1234
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Machtiging gesloten jeugdhulp voor minderjarige met ernstige opgroei- en opvoedingsproblemen

Op 26 augustus 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, een beschikking gegeven in de zaak betreffende een minderjarige, vertegenwoordigd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering. De kinderrechter heeft een spoedmachtiging voor gesloten jeugdhulp bekrachtigd en een reguliere machtiging verleend voor de opname van de minderjarige in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp. De kinderrechter heeft deze machtiging voor een korte duur verleend, om de periode voor de minderjarige te overzien en de kans op goed gedrag in de instelling te vergroten. De ouders van de minderjarige zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag, maar hebben aangegeven niet in staat te zijn om de minderjarige de benodigde bescherming en begeleiding te bieden. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de minderjarige, die een matige verstandelijke beperking heeft, in een onveilige situatie verkeert en dat een gesloten plaatsing noodzakelijk is om zijn ontwikkeling te beschermen. De kinderrechter heeft de machtiging verleend voor de duur van drie maanden, met de mogelijkheid tot verlenging, en heeft de GI verzocht om de rechtbank te informeren over de voortgang van de gesloten plaatsing en de zoektocht naar een passende vervolgplek.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummers: C/15/355020 / JU RK 24/1070 en C/15/355908 / JU RK 24/1234
Datum uitspraak: 26 augustus 2024
Beschikking van de kinderrechter over een (spoed) machtiging gesloten jeugdhulp
in de zaak van
de gecertificeerde instelling
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
gevestigd in Amsterdam,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige],
geboren op [geboortedatum] in [geboorteplaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige] ,
advocaat: mr. H. Polat, kantoorhoudende in Haarlem.
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende in [woonplaats] ,
en
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [woonplaats] ,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders.

1.Het (verdere) verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
  • het verzoekschrift met bijlagen van de GI van 15 juli 2024, bij de rechtbank binnengekomen op 16 juli 2024;
  • de beschikking van 16 augustus 2024 over de spoedmachtiging gesloten jeugdhulp en het daarin genoemde (aangepaste) verzoekschrift met bijlagen van de GI van 16 augustus 2024;
  • de verklaring van de ouders, waaruit volgt dat zij zich akkoord verklaren met de gesloten plaatsing van [de minderjarige] , bij de rechtbank binnengekomen op 19 augustus 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 26 juli 2024, bij de rechtbank binnengekomen op 2 augustus 2024;
  • de instemmingsverklaring van de gedragswetenschapper van 16 augustus 2024, bij de rechtbank binnengekomen op 16 augustus 2024;
- de instemmingverklaring van de gedragswetenschapper van 24 augustus 2024, bij de rechtbank binnengekomen op 26 augustus 2024.
1.2.
Als advocaat is mr. H. Polat aan [de minderjarige] toegevoegd.
1.3.
Op 26 augustus 2024 heeft de kinderrechter de zaken gelijktijdig behandeld tijdens de mondelinge behandeling met gesloten deuren. Daarbij waren aanwezig:
- [de minderjarige] met zijn advocaat;
- [vertegenwoordiger van de GI] , als vertegenwoordiger van de GI.
1.4.
De ouders zijn, hoewel hiertoe behoorlijk opgeroepen en zonder bericht van afwezigheid, niet ter zitting verschenen.
1.5.
De kinderrechter heeft [de minderjarige] naar zijn mening gevraagd. [de minderjarige] heeft hierover voorafgaand aan de zitting een gesprek gevoerd met de kinderrechter. Tijdens de mondelinge behandeling heeft de kinderrechter samengevat wat [de minderjarige] heeft verteld. De aanwezigen hebben daarop kunnen reageren.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn gezamenlijk belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige] .
2.2.
[de minderjarige] woonde tot de gesloten plaatsing afwisselend bij de moeder en de vader. Hij verblijft nu sinds twee weken op de gesloten groep [gesloten groep] van [jeugdhulpaanbieder] in [plaats] .
2.3.
Bij beslissing van 10 januari 2023 is [de minderjarige] voorlopig onder toezicht gesteld. De ondertoezichtstelling is bij beschikking van 3 april 2023 definitief uitgesproken en daarna verlengd. De ondertoezichtstelling duurt nu nog tot 3 april 2025.
2.4.
Bij beslissing van 10 januari 2023 heeft de kinderrechter ook een spoedmachtiging tot uithuisplaatsing verleend. Deze machtiging is daarna verlengd tot 10 april 2023.
2.5.
Bij beschikking van 3 april 2023 heeft de kinderrechter een machtiging verleend tot gesloten jeugdhulp van [de minderjarige] , tot 3 juli 2023. Aansluitend is bij beschikking van 29 juni 2023 met ingang van 3 juli 2023 een machtiging tot uithuisplaatsing verleend in een accommodatie van een jeugdhulpaanbieder tot 3 april 2024.
2.6.
Op 10 oktober 2023 is opnieuw een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
voor de duur van vier weken verleend. Bij beschikking van 23 oktober 2023 is de machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 7 februari 2024 en is het overig verzochte aangehouden. Bij beschikking van 24 januari 2024 is de machtiging gesloten jeugdhulp verleend tot 3 april 2024. Het verzoek van de GI tot verlening van een nieuwe machtiging gesloten jeugdhulp is bij beschikking van 21 maart 2024 afgewezen.
2.7.
De kinderrechter heeft op 16 augustus 2024 opnieuw een spoedmachtiging gesloten jeugdhulp verleend voor de duur van twee weken. Om de belanghebbenden in de gelegenheid te stellen te worden gehoord, is de mondelinge behandeling van het verzoek bepaald op 26 augustus 2024 om 13:00 uur.

3.De verzoeken van de GI

3.1.
De GI heeft de kinderrechter verzocht een machtiging te verlenen om [de minderjarige] in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp te doen opnemen en te doen verblijven voor de duur van twee weken. Aansluitend heeft de GI de kinderrechter verzocht een machtiging gesloten jeugdhulp te verlenen voor de duur van zes maanden.
3.2.
Ter onderbouwing van de verzoeken heeft de GI aangevoerd dat de situatie omtrent [de minderjarige] onhoudbaar is en er sprake is van een terugval in oude gedragspatronen. [de minderjarige] is zeer zelfbepalend, luistert niet naar de ouders en trekt zijn eigen plan. Daardoor zijn de ouders onvoldoende in staat het ouderlijk gezag over [de minderjarige] uit te oefenen en hem de bescherming te bieden die hij nodig heeft. Dit heeft geresulteerd in een vermissing van 7 juli 2024 tot 14 juli 2024 en het weglopen op 14 augustus 2024. De prille positieve lijn die eerder in maart 2024 was ingezet, reden waarom de kinderrechter [de minderjarige] de kans wilde geven het thuis te laten zien dat het wel goed ging, is niet gelukt.
Bij [de minderjarige] is sprake van een ernstig bedreigde ontwikkeling. De ouders hebben sterke vermoedens dat [de minderjarige] dealt en betrokken is bij het plegen van strafbare feiten. Daar komt bij dat [de minderjarige] , die beïnvloedbaar en kwetsbaar is, zich niet aan de afspraken houdt, geen dagbesteding heeft, veel op straat rondhangt, blowt en zich in negatieve kringen begeeft. De ouders en de GI hebben aangegeven niet langer voor de veiligheid van [de minderjarige] in te kunnen staan. Gelet op [de minderjarige] ’s lage cognitieve vermogen (een IQ gemeten van 40/50) en de huidige situatie is een open setting dan wel een thuisplaatsing niet haalbaar en wenselijk. Een plaatsing in een gesloten kader acht de GI aangewezen om de ontwikkelingsbedreiging af te wenden, [de minderjarige] ’s directe veiligheid te vergoten en hem een startpunt te bieden om aan de problematiek in combinatie met zijn drang naar middelen en criminaliteit te werken. De komende periode zal voor [de minderjarige] in het teken staan van rust en zal bekeken worden wat hij (in de toekomst) nodig heeft. Daarbij heeft de GI de intentie om [de minderjarige] zo spoedig mogelijk te plaatsen op een passende plek, zoals een begeleid wonen traject. De gesloten plaatsing zal dan ook niet langer duren dan strikt noodzakelijk is.
3.3.
Desgevraagd heeft de GI – in reactie op het verzoek van de advocaat – te kennen gegeven ook voordeel te zien in een controlemoment over drie maanden. De aanmeldingen voor een passende vervolgplek voor [de minderjarige] gaan deze week de deur uit. De GI verwacht daarom binnen een tijdsbestek van drie maanden duidelijkheid te hebben. Daarbij heeft de GI opgemerkt dat die duidelijkheid ook kan bestaan uit de mededeling dat [de minderjarige] is aangemeld en op de wachtlijst staat.

4.De instemmingsverklaringen van de gedragswetenschappers

4.1.
Gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] heeft op 26 juli 2024, na [de minderjarige] op 19 juli 2024 gesproken te hebben, ingestemd met het verzoek tot gesloten plaatsing voor de duur van zes maanden.
4.2.
Gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] heeft op 16 augustus 2024 op basis van de informatie uit het dossier en zonder [de minderjarige] gesproken te hebben, ingestemd met het spoedverzoek van de GI tot gesloten plaatsing voor de duur van twee weken.
4.3.
Gedragswetenschapper [gedragswetenschapper] heeft op 24 augustus 2024, na [de minderjarige] op 23 augustus 2024 gesproken te hebben, (wederom) ingestemd met de beide verzoeken van de GI. Daarbij merkt de gedragswetenschapper op dat het van belang is om [de minderjarige] spoedig aan te melden bij een beschermende woonvorm voor jongeren met een (matig) verstandelijke beperking, gelet op [de minderjarige] ’s kwetsbaarheid. Omdat nog onbekend is hoeveel tijd een dergelijk proces in beslag neemt, zou door de kinderrechter overwogen kunnen worden om een deel van het verzoek toe te wijzen en het overige aan te houden.

5.Het standpunt van [de minderjarige]

5.1.
heeft de kinderrechter voorafgaand aan de zitting in raadkamer verteld dat hij inmiddels twee weken op de besloten groep [gesloten groep] in [plaats] verblijft en dat het goed met hem gaat. Omdat iedereen het erover eens is dat [de minderjarige] niet terug naar de ouders kan, hoopt hij binnen korte tijd door te stromen naar een begeleid wonen traject met aansturing en één-op-één begeleiding. Een verblijf van drie maanden op de huidige besloten plek vindt [de minderjarige] passend en te overzien, ook omdat hij als stratenmaker verder wil werken. [de minderjarige] is zich bewust van de wachtlijsten voor begeleid wonen, daarom vindt hij – als het begeleid wonen niet binnen drie maanden geregeld is – een open groep ook goed. [de minderjarige] vindt een verblijf van zes maanden in de geslotenheid te lang. Hij kan zich daarom vinden in het verzoek van zijn advocaat.
De advocaat van [de minderjarige]
5.2.
Namens [de minderjarige] heeft de advocaat naar voren gebracht dat het verzoek van de GI voldoet aan de eisen van de wet, waardoor het gereed is voor toewijzing. Zowel [de minderjarige] als zijn ouders stemmen daar ook mee in. Toch verzoekt de advocaat de kinderrechter het verzoek voor drie maanden toe te wijzen en het overige aan te houden. De advocaat acht het in het belang van [de minderjarige] om na drie maanden een controlemoment te hebben en de druk op het vinden van een passende vervolgplek hoog te houden.

6.Het standpunt van de ouders

Uit de verklaring van de ouders van 16 augustus 2024 blijkt dat zij zich akkoord verklaren met de gesloten plaatsing van [de minderjarige] . Verder blijkt uit het dossier dat de ouders ervan overtuigd zijn dat zij er niet zelfstandig voor kunnen zorgen dat [de minderjarige] stopt met zijn middelengebruik, het omgaan met foute vrienden en het plegen van strafbare feiten.

7.De (verdere) beoordeling

De spoedmachtiging gesloten jeugdhulp
7.1.
In de stukken en wat ter zitting naar voren is gekomen, heeft de kinderrechter geen aanleiding gevonden om het oordeel, zoals geformuleerd in de beschikking van 16 augustus 2024, te wijzigen. Die beschikking moet daarom worden gehandhaafd.
De reguliere machtiging gesloten jeugdhulp
7.2.
De kinderrechter is verder van oordeel dat jeugdhulp noodzakelijk is in verband met ernstige opgroei- of opvoedingsproblemen die de ontwikkeling van [de minderjarige] naar volwassenheid ernstig belemmeren. [de minderjarige] is een zestienjarige jongen met een matige verstandelijke beperking. Dit maakt [de minderjarige] niet alleen bijzonder kwetsbaar, maar ook beïnvloedbaar voor anderen. Uit de stukken wordt duidelijk dat [de minderjarige] gelet op zijn kwetsbaarheid langdurig zal zijn aangewezen op bescherming, begeleiding en toezicht om te voorkomen dat hij in risicovolle situaties terecht komt. [de minderjarige] ziet dit zelf ook in en heeft de kinderrechter verteld na de huidige plaatsing door te willen stromen naar een begeleid wonen traject met aansturing en één-op-één begeleiding. Terug naar de ouders is geen optie, omdat de thuissituatie onhoudbaar is geworden. Deze constatering is ingegeven door het feit dat [de minderjarige] is teruggevallen in zeer ernstig zelfbepalend gedrag, waardoor de ouders de grip op hem volledig zijn verloren. Van de prille, maar consequente, stijgende lijn in de ontwikkeling van [de minderjarige] in maart 2024 is momenteel geen sprake. [de minderjarige] onttrekt zich aan het ouderlijk gezag, houdt zich bezig met strafbare feiten en komt in zeer onveilige situaties terecht. Hoewel [de minderjarige] het middelengebruik ontkent, zijn er ook grote zorgen over zijn drugsgebruik en zijn betrokkenheid bij het dealen van drugs, mogelijk onder invloed van het onveilige netwerk waarin hij zich bevindt. De ouders, maar ook de GI, kunnen niet langer voor [de minderjarige] ’s veiligheid instaan. [de minderjarige] is op geen enkele wijze meer te begeleiden en te begrenzen. Deze problemen maken dat het verblijf in een gesloten accommodatie noodzakelijk en geschikt is om te voorkomen dat [de minderjarige] zich onttrekt aan de jeugdhulp die hij nodig heeft of daaraan door anderen wordt onttrokken. Het is niet gebleken dat er minder ingrijpende mogelijkheden zijn om deze problemen te behandelen (artikel 6.1.2, tweede lid, Jeugdwet). Vooral nu de hulpverlening al sinds 2017 betrokken is en [de minderjarige] gedurende een lange periode afwisselend op crisisplekken, open groepen, gesloten accommodaties en bij zijn ouders thuis heeft verbleven.
7.3.
De kinderrechter zal de machtiging voor een gesloten accommodatie voor jeugdhulp daarom verlenen. Hoewel feitelijk niets in de weg staat de machtiging voor zes maanden te verlenen, zal de kinderrechter, gelet op hetgeen [de minderjarige] en zijn advocaat over de duur van de machtiging naar voren hebben gebracht en de omstandigheid dat de GI zich hierin kan vinden, de machtiging verlenen voor de duur van drie maanden. Voor het overige zal de beslissing op het verzoek worden aangehouden tot een nader te bepalen zitting. Dit maakt ook dat het voor [de minderjarige] overzichtelijker wordt en daarmee de kans wordt vergroot dat hij zich goed gaat gedragen in de huidige instelling. Uiteraard kan [de minderjarige] pas naar begeleid wonen met één-op-één begeleiding, als hij zich positief ontwikkelt. De kinderrechter verzoekt de GI om de rechtbank uiterlijk twee weken voor de nieuwe zitting te berichten over de actuele stand van zaken en daarbij of het resterende verzoek wordt gehandhaafd.
7.4.
Al het voorgaande leidt tot de volgende beslissing.

8.De beslissing

De kinderrechter:
8.1.
verleent een machtiging om
[de minderjarige]te doen opnemen en te doen verblijven in een gesloten accommodatie voor jeugdhulp met ingang van 30 augustus 2024 tot 30 november 2024;
8.2.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
8.3.
houdt de beslissing over de uithuisplaatsing verder aan tot een nader te bepalen zitting uiterlijk medio november 2024;
8.4.
verzoekt de GI om de rechtbank schriftelijk te berichten over het verloop van de gesloten plaatsing, de stand van zaken met betrekking tot het vinden van een passende vervolgplek en of het verzoek voor het overige wordt gehandhaafd;
8.5.
bepaalt dat het schriftelijke bericht uiterlijk twee weken voor de nieuwe zitting door de rechtbank ontvangen dient te zijn;
8.6.
bepaalt dat de griffier verzoeker, [de minderjarige] en belanghebbenden zal oproepen voor de nieuwe zitting.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 26 augustus 2024 door mr. F.G. Hijink, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. I.N. Inge als griffier. De schriftelijke uitwerking van deze beslissing is vastgelegd op 28 augustus 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.