ECLI:NL:RBNHO:2024:9590

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
8 juli 2024
Publicatiedatum
18 september 2024
Zaaknummer
C/15/353114 / JU RK 24-811
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verlenging ondertoezichtstelling en machtiging uithuisplaatsing van minderjarigen in het kader van jeugdzorg

Op 8 juli 2024 heeft de kinderrechter van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Haarlem, uitspraak gedaan in een zaak betreffende de verlenging van de ondertoezichtstelling en de machtiging tot uithuisplaatsing van twee minderjarigen, hierna te noemen [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2]. De kinderrechter heeft de beschikking gegeven in het belang van de ontwikkeling en verzorging van de kinderen, die sinds mei 2017 bij pleegouders verblijven. De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag, maar de kinderen zijn eerder onder toezicht gesteld en hebben een belaste achtergrond. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de kinderen nog steeds ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd en dat de noodzakelijke zorg en aandacht voor hen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd door de ouders. De kinderrechter heeft daarom besloten de ondertoezichtstelling met twaalf maanden te verlengen en de machtiging tot uithuisplaatsing eveneens met twaalf maanden te verlengen. De kinderrechter heeft benadrukt dat het belangrijk is dat de kinderen bij hun pleegouders blijven, waar zij een veilige en liefdevolle omgeving hebben. De ouders hebben in het verleden ingestemd met de uithuisplaatsing en de GI (gecertificeerde instelling) heeft een belangrijke rol in de begeleiding en ondersteuning van de kinderen en het contact met de ouders. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en hoger beroep kan worden ingesteld binnen drie maanden na de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie- en Jeugdrecht
Locatie Haarlem
Zaaknummer: C/15/353114 / JU RK 24-811
Datum uitspraak: 8 juli 2024
Beschikking van de kinderrechter over een verlenging ondertoezichtstelling en verlenging machtiging tot uithuisplaatsing
in de zaak van
de gecertificeerde instelling de Jeugd- & Gezinsbeschermerste Haarlem,
hierna te noemen: de GI,
over
[de minderjarige 1], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 1] ,
[de minderjarige 2], geboren op [geboortedatum] in [plaats] ,
hierna te noemen: [de minderjarige 2] .
De kinderrechter merkt als belanghebbenden aan:
[de moeder],
hierna te noemen: de moeder,
wonende op een bij de rechtbank bekend adres,
[de vader],
hierna te noemen: de vader,
wonende in [plaats] ,
[de pleegouders],
hierna te noemen: de pleegouders,
wonende in [plaats] .

1.Het verloop van de procedure

1.1.
De kinderrechter neemt de volgende stukken mee in haar beoordeling:
- de beschikking van de kinderrechter van 27 juni 2024 en de daarin genoemde stukken;
- de e-mailberichten van de moeder van 30 juni en 1 juli 2024;
- de nadere stukken, ingediend door de GI op 4 juli 2024.
1.2.
De mondelinge behandeling met gesloten deuren heeft plaatsgevonden op 8 juli 2024. Daarbij waren aanwezig:
- de vader;
- de pleegouders;
- de GI, vertegenwoordigd door [vertegenwoordiger van de GI] .
1.3.
De moeder heeft laten weten dat zij niet op de zitting zal verschijnen.
1.4.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] zijn in de gelegenheid gesteld om te worden gehoord door de kinderrechter. Zij hebben via een e-mailbericht laten weten dat zij hier geen gebruik van willen maken.

2.De feiten

2.1.
De ouders zijn belast met het ouderlijk gezag over [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] .
2.2.
[de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] verblijven sinds mei 2017 bij de pleegouders.
2.3.
De kinderen zijn bij beschikking van de rechtbank Rotterdam van 5 oktober 2011 voor het eerst onder toezicht gesteld. Daarna zijn zij nog enkele malen onder toezicht gesteld, waarna deze maatregelen zijn verlengd. In 2016 zijn de kinderen in pleegezinnen geplaatst. Van februari tot mei 2017 hebben zij in verband met een observatie-opname bij Triversum verbleven. Sinds mei 2017 verblijven de kinderen in hun huidige pleeggezin.
Bij beschikking van de kinderrechter van deze rechtbank van 28 juni 2021 zijn de kinderen andermaal onder toezicht gesteld en is een machtiging tot uithuisplaatsing in een pleeggezin verleend. Deze maatregelen zijn daarna steeds verlengd en lopen tot 11 juli 2024
.
Bij beschikking van 27 juni 2024 zijn de maatregelen voor korte tijd verlengd en is de verdere beslissing op het verzoek aangehouden om onder meer de vertegenwoordiger van de GI in de gelegenheid te stellen het woord te voeren.

3.De verdere beoordeling

3.1.
Namens de GI is het verzoek op de zitting als volgt aanvullend toegelicht. [de minderjarige 2] en [de minderjarige 1] hebben een heel fijn pleeggezin, waarin ze al jaren liefdevol worden opgevangen. Vanwege hun achtergrond hebben ze echter veel zorg en aandacht nodig. [de minderjarige 1] kan vanwege zijn broekpoepen nog steeds niet naar een reguliere school. Hij gaat naar [praktijk] , waar hij het goed doet, en volgt één à twee dagdelen per week thuisonderwijs. Ook heeft hij therapie bij Youz. Er is aandacht voor de mogelijke geestelijke oorzaken voor het broekpoepen, terwijl er ook onderzoek in het ziekenhuis zal plaatsvinden naar eventuele lichamelijke factoren.
Verder heeft [de minderjarige 2] een kleine terugval gehad. Voor [de minderjarige 2] is zijn vader heel belangrijk. Als de vader beloftes doet en het daarna toch anders loopt, is dat voor [de minderjarige 2] heel moeilijk. Ook is het soms onvoorspelbare gedrag van de moeder lastig voor de jongens.
De GI heeft de Raad na rijp beraad nooit verzocht om onderzoek te doen naar de gezagsbeëindiging. Dit is bij de GI intern in overleg met het team besloten. Op zich werken de ouders mee aan de uithuisplaatsing. Er is dan ook geen discussie dat het belangrijk is dat de kinderen bij de pleegouders blijven, waar ze inmiddels al heel lang wonen. De vrees bestaat dat als de gezagsbeëindiging aan de orde komt, de moeder dit met de kinderen zal bespreken en de kinderen hierdoor beschadigd raken. Wel kan de GI het perspectiefbesluit, dat de GI overigens ook al jaren geleden heeft genomen, nog door de Raad laten toetsen.
3.2.
De moeder heeft in haar e-mailberichten laten weten van mening te zijn dat de kinderen zonder ondertoezichtstelling kunnen. Zij vindt dat de betrokkenheid van de GI geen toegevoegde waarde heeft en dat er door de jaren heen teveel wisselingen van jeugdbeschermer zijn geweest. De moeder is daarnaast niet tevreden over het optreden van de huidige jeugdbeschermer. Ook zonder ondertoezichtstelling is mogelijk dat de kinderen uit huis geplaatst zijn. De moeder verzet zich er ook niet tegen dat zij in het pleeggezin verblijven. Hoewel zij het verdrietig vindt dat haar zoons ver van haar vandaan wonen, ziet zij dat zij het goed hebben bij de pleegouders.
3.3.
De vader heeft zich niet verzet tegen verlenging van de maatregelen. Hij heeft laten weten in zijn enthousiasme beloftes aan de kinderen te doen, zonder erbij stil te staan wat dit met hen doet als hij deze uiteindelijk niet nakomt Hij geeft wel toe dat hij dat fout heeft gedaan en heeft hier nu meer aandacht voor. Hij heeft verder goed contact met de pleegouders en is blij met hen als pleegouders.
3.4.
De pleegouders hebben ter zitting aangegeven dat het goed is als de GI betrokken blijft. Er is veel zorg nodig voor de jongens, en het is fijn als de GI daar een rol in kan spelen. Ook is het belangrijk dat via de GI het contact geregeld wordt tussen de jongens en de moeder. Er is nu geen contact tussen de moeder en de pleegouders. Het in het belang van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] dat zij weten dat zij bij de pleegouders een veilige plek hebben.
In aanvulling op wat de GI naar voren heeft gebracht, hebben de pleegouders gesteld dat de hulpverlener bij Youz, met wie [de minderjarige 1] een goede klik had, jammer genoeg vertrokken is. Er zijn zorgen ontstaan over het contact dat [de minderjarige 1] met de nieuwe hulpverlener zocht, zodat opnieuw gezocht moet worden naar een andere therapeut die bij hem past. Tot slot zien de pleegouders dat met name [de minderjarige 2] worstelt met zijn zeer sterke loyaliteit naar zijn vader. De pleegouders zijn verder blij de zorg te kunnen bieden aan de jongens, die beiden bijzondere kinderen zijn.

4.De beoordeling

4.1.
Uit de overgelegde stukken en de behandeling ter zitting blijkt dat [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] nog steeds zodanig opgroeien dat zij ernstig in hun ontwikkeling worden bedreigd. De concrete ontwikkelingsbedreiging bestaat uit hun belaste verleden, waarin nauwelijks sprake is geweest van enige vorm van veiligheid en stabiliteit in de gezinssituatie. Dit heeft helaas een negatief effect op hun ontwikkeling gehad en werkt nog altijd door. Ondanks dat beide jongens liefdevol verzorgd worden in het huidige pleeggezin, was vooral voor [de minderjarige 1] het afgelopen jaar moeilijk. Hij heeft nog steeds problemen met zijn ontlasting, waardoor hij niet naar regulier onderwijs kan. Hier is zorg en aandacht voor in de vorm van dagbesteding, therapie en gedeeltelijk thuisonderwijs. Ook zal onderzoek gedaan worden in het ziekenhuis om een lichamelijke oorzaak uit te sluiten. Het contact met de vader is goed, waarbij hij zo goed mogelijk zijn best doet om er ook voor de jongens te zijn. Dit lukt echter niet altijd.
4.2.
Verder blijkt dat de zorg die noodzakelijk is om de bedreiging weg te nemen in dit geval niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, omdat de moeder weinig tot geen vertrouwen heeft in hulpverlening en instanties. De kinderrechter acht het daarom van belang dat de GI de regie houdt en kan waarborgen dat de noodzakelijke hulp wordt ingezet. Tevens speelt de GI een belangrijke rol in het contact tussen de kinderen en met name de moeder, waarbij de GI in het belang van de kinderen de regie kan houden.
4.3.
Ondanks de mening van de GI dat de ouders niet binnen een aanvaardbare termijn in staat zijn de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding te dragen, is de kinderrechter van oordeel dat nog is voldaan aan de vereisten van artikel 255 lid 1 onder b van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). De kinderrechter zal daar hieronder nog verder op ingaan. Gelet op de aanwezige problematiek, de in te zetten hulpverlening en de gestelde doelen, zal de kinderrechter de duur van de ondertoezichtstelling verlengen met twaalf maanden.
4.4.
Daarnaast volgt uit het voorgaande dat uithuisplaatsing van de kinderen noodzakelijk is in het belang van hun verzorging en opvoeding of tot onderzoek van hun geestelijke of lichamelijke gesteldheid (artikel 1:265b, eerste lid, BW). Zij verblijven al heel lang bij hun pleegouders, aan wie zij gehecht zijn en bij wie zij het naar omstandigheden, ondanks alles wat ze meegemaakt hebben, het relatief goed doen. Zij krijgen een liefdevolle opvoeding en verzorging, met de hulpverlening die zij nodig hebben. Daarnaast staat vast dat zij niet bij hun ouders kunnen wonen. Een machtiging uithuisplaatsing is noodzakelijk om te waarborgen dat de kinderen in het pleeggezin kunnen blijven opgroeien. Gelet hierop zal de kinderrechter de machtiging verlengen met twaalf maanden.
4.5.
Vanaf 2017 wonen de kinderen bij deze pleegouders. Gebleken is dat beide ouders in 2019 hebben ingestemd met het verblijf van de kinderen in het pleeggezin. Al in 2020 heeft de GI het perspectief van beide jongens bepaald en is besloten dat niet zal worden gewerkt aan terugplaatsing bij één van de ouders.
In de beschikking van 9 juni 2022 is ook overwogen dat dit de kinderrechter was gebleken.
Op de zitting is naar voren gekomen dat het een weloverwogen beslissing van het team binnen de GI is geweest om de Raad niet te verzoeken om onderzoek te doen naar beëindiging van het ouderlijk gezag. Met de GI acht de kinderrechter het niet wenselijk dat de kinderen door dergelijk onderzoek (verder) beschadigd raken.
De GI zal de Raad vragen om formele redenen het voortduren van de uithuisplaatsing nog te laten toetsen, waarbij de Raad zich ook uitspreekt over het perspectief van [de minderjarige 1] en [de minderjarige 2] . De kinderrechter merkt hierbij op dat dit slechts een formaliteit is, omdat het voor alle betrokkenen zonneklaar is dat de kinderen bij hun pleegouders zullen opgroeien en hierover ook geen discussie is.

5.De beslissing

De kinderrechter:
5.1.
verlengt de ondertoezichtstelling van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]van 11 juli 2024 tot 28 juni 2025
;
5.2.
verlengt de machtiging tot uithuisplaatsing van
[de minderjarige 1]en
[de minderjarige 2]in een voorziening voor pleegzorg van 11 juli 2024 tot 28 juni 2025;
5.3.
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beslissing is gegeven en in het openbaar uitgesproken op 8 juli 2024 door mr. F.G. Hijink, kinderrechter, in aanwezigheid van mr. T. Alexander als griffier, en op schrift gesteld op 22 juli 2024.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
  • door de verzoeker en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak;
  • door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend bij de griffie van het gerechtshof te Amsterdam.