ECLI:NL:RBNHO:2024:9939

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
4 september 2024
Publicatiedatum
27 september 2024
Zaaknummer
11041090 CV EXPL 24-2302
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toetsing van informatieplichten en algemene voorwaarden in huurovereenkomst opslagruimte

In deze bodemzaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 4 september 2024 uitspraak gedaan in een verstekvonnis tussen Eurobox Self Storage Hoofddorp B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij vorderde ontbinding van de huurovereenkomst voor een garagebox, ontruiming van het gehuurde en betaling van huurachterstand, vermeerderd met een gebruiksvergoeding en proceskosten. De kantonrechter heeft ambtshalve de informatieplichten van de handelaar jegens de consument getoetst, zoals vastgelegd in artikel 6:230l BW, en vastgesteld dat de eisende partij aan deze verplichtingen heeft voldaan.

Daarnaast heeft de kantonrechter de algemene voorwaarden van de huurovereenkomst beoordeeld op oneerlijkheid. Het prijswijzigingsbeding in de overeenkomst werd als niet oneerlijk beoordeeld, omdat het een redelijk verhogingspercentage bevatte en de consument de overeenkomst maandelijks kon opzeggen. Echter, het proceskostenbeding dat aanspraak maakt op kosten boven het liquidatietarief werd als oneerlijk beschouwd, maar had geen gevolgen voor de proceskostenveroordeling in deze procedure.

De kantonrechter heeft de vordering toegewezen, de huurovereenkomst ontbonden en de gedaagde partij veroordeeld tot ontruiming van de garagebox binnen veertien dagen na betekening van het vonnis, alsook tot betaling van de huurachterstand en proceskosten. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 11041090 CV EXPL 24-2302
Uitspraakdatum: 4 september 2024
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Eurobox Self Storage Hoofddorp B.V.
te Amsterdam
de eisende partij
gemachtigde: De Best & Partners B.V.
tegen
[gedaagde]
te [plaats 1]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.Het procesverloop

1.1.
De eisende partij heeft de gedaagde partij gedagvaard. Tegen de gedaagde partij is verstek verleend.

2.De vordering

2.1.
De eisende partij vordert – samengevat – ontbinding van de huurovereenkomst met betrekking tot de garagebox (genummerd [nummer] ) aan de [adres] te [plaats 2] (hierna: het gehuurde), ontruiming van het gehuurde en veroordeling van de gedaagde partij tot betaling van de huurachterstand, vermeerderd met een gebruiksvergoeding voor iedere maand dat het gehuurde in gebruik blijft en de proceskosten.
2.2.
De eisende partij legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat de gedaagde partij tekortschiet in de nakoming van de huurovereenkomst, welke tekortkoming ontbinding en ontruiming van de huurovereenkomst rechtvaardigt.

3.De beoordeling

Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
3.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst tussen een handelaar en een consument, anders dan een overeenkomst op afstand of buiten de verkoopruimte gesloten. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet de handelaar voldoen aan de wettelijke precontractuele informatieplichten van artikel 6:230l aanhef en onder a, b, c, d en f van het Burgerlijk Wetboek (BW). Dit ter bescherming van de consument. De handelaar moet gemotiveerd stellen en onderbouwen dat aan de betreffende plichten is voldaan. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
3.2.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de informatieplichten.
Ambtshalve toetsing van de algemene voorwaarden
3.3.
De kantonrechter moet ook ambtshalve beoordelen of op de overeenkomst met de gedaagde partij algemene voorwaarden van toepassing zijn en zo ja, of daarin geen bedingen zijn opgenomen die oneerlijk zijn ten opzichte van een consument, in de zin van artikel 3 van de Richtlijn 93/13/EEG betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten. Dit artikel is in het Nederlandse recht tot uitdrukking gebracht in artikel 6:233 onder a BW, waarin kort gezegd is bepaald dat een beding dat onredelijk bezwarend is, vernietigbaar is.
3.4.
Uit de overlegde stukken blijkt dat op de overeenkomst de ‘Algemene voorwaarden behorende bij huurovereenkomst opslagruimte’ (hierna: de algemene voorwaarden) van toepassing zijn verklaard. De kantonrechter zal de daarin opgenomen bedingen die verband houden met de vordering hierna toetsen op (on)eerlijkheid.
Prijswijzigingsbeding
3.5.
Gedurende de looptijd van de overeenkomst met de gedaagde partij heeft de eisende partij de maandelijkse huurprijs verhoogd. Dat maakt dat het in de overeenkomst opgenomen prijswijzigingsbeding een met de vordering verband houdende vordering is. Het betreffende prijswijzigingsbeding luidt als volgt:

Artikel 3
3.1
De prijs bedraagt € 55,00 per maand en dient maandelijks vooraf bij vooruitbetaling te worden voldaan door middel van automatische incasso.
(…)
3.2
Onverminderd de mogelijkheden die de wet biedt om een huurprijsaanpassing te realiseren, wordt de huurprijs jaarlijks per 1 augustus verhoogd met 2,5%. De prijswijziging zal automatisch geschieden en u ontvangt hiervan geen schriftelijke bevestiging.
(…)
3.6.
De kantonrechter stelt vast dat dit beding valt onder artikel 3 lid 3 sub 1 onder ‘l’ van de blauwe lijst behorende bij Richtlijn 93/13/EEG. Op grond van dat artikel in samenhang met vaste jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie [2] is een prijswijzigingsbeding slechts aanvaardbaar wanneer de gronden voor de prijswijziging in de overeenkomst of algemene voorwaarden worden genoemd en deze een geldige reden voor wijziging vormen, zodat de consument de prijswijziging kan voorzien. De consument dient verder een reële mogelijkheid te hebben om de overeenkomst op te zeggen in het geval van een eenzijdige wijziging.
3.7.
Het prijswijzigingsbeding in artikel 3 van de overeenkomst voldoet naar het oordeel van de kantonrechter aan deze vereisten. Dit omdat er naar het oordeel van de kantonrechter een niet onredelijk jaarlijks verhogingspercentage in het beding staat, zodat voor de consument duidelijkheid bestaat over het moment en de hoogte van de wijziging. Dat de grond voor de prijswijziging niet in het beding staat, maakt dat niet anders omdat de prijswijziging dus te voorzien is. Daarnaast blijkt uit de overeenkomst dat de consument de overeenkomst maandelijks kan opzeggen, met een opzegtermijn van 14 dagen. Dit beding is daarom niet oneerlijk en wordt in stand gelaten.
Proceskostenbeding
3.8.
Artikel 6.2 van de algemene voorwaarden ziet onder meer op de proceskosten. Voor zover de eisende partij op grond van dit beding aanspraak kan maken op gerechtelijke kosten die boven het liquidatietarief uitkomen, is dit beding oneerlijk. Dit heeft echter geen gevolg voor de proceskostenveroordeling in deze procedure, omdat de (kanton)rechter op grond van de artikelen 237 en 242 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering ertoe gehouden is om de (grotendeels) in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten te veroordelen en deze proceskosten niet lager mogen worden vastgesteld dan het liquidatietarief.
Conclusie
3.9.
De vordering wordt toegewezen, omdat deze de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomt.
3.10.
Gelet op de ingrijpende gevolgen voor de gedaagde partij wordt de ontruimingstermijn gesteld op veertien dagen na betekening van dit vonnis.
3.11.
De gedaagde partij wordt in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld.

4.De beslissing

De kantonrechter:
4.1.
ontbindt de huurovereenkomst tussen partijen;
4.2.
veroordeelt de gedaagde partij om de garagebox (genummerd [nummer] ) aan de [adres] te [plaats 2] binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis te ontruimen, leeg op te leveren en alle sleutels over te dragen aan de eisende partij;
4.3.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 236,92;
4.4.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 59,23 per maand aan gebruiksvergoeding voor elke maand, of gedeelte daarvan, dat de gedaagde partij het gehuurde in gebruik heeft vanaf de huurfactuur 18 maart 2024;
4.5.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
€ 136,72 wegens dagvaardingskosten,
€ 130,00 wegens griffierecht en
€ 40,00 wegens salaris gemachtigde;
4.6.
verklaart de veroordelingen in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Woerdman en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Hoge Raad 12 november 2021,ECLI:NL:HR:2021:1677.
2.HvJ EU 26 april 2012, C-472/10, ECLI:EU:C:2012:242 en HvJ EU 21 maart 2013 (RWE Vertrieb), C-92/11, ECLI:C:EU:2013:180; zie ook het Rapport Ambtshalve Toetsing III pag. 35 en 36.