In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland, zitting houdende in Haarlem, op 3 september 2025 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Stichting Regionaal Opleidingencentrum van Amsterdam en Flevoland (ROC) en een gedaagde die zich had ingeschreven voor een BBL-opleiding. De ROC vorderde betaling van € 599,50 aan wettelijk cursusgeld van de gedaagde, die zich op 8 november 2023 had uitgeschreven voor de opleiding. De ROC stelde dat het cursusgeld verschuldigd was op het moment dat de gedaagde zich inschreef, maar de kantonrechter oordeelde dat de BBL-opleiding niet als onderwijs aan een dagschool wordt aangemerkt, maar als cursus waarvoor cursusgeld moet worden betaald. De kantonrechter concludeerde dat de betalingsverplichting voor het cursusgeld pas ontstaat op het moment dat de school dit aan de ingeschreven leerling in rekening brengt. Aangezien de gedaagde zich had uitgeschreven vóór de facturatie, was er geen cursusgeld verschuldigd. De kantonrechter wees de vordering van ROC af en veroordeelde ROC tot betaling van de proceskosten, omdat zij ongelijk kreeg. Deze uitspraak is van belang voor de rechtsbescherming van mbo-studenten en de toepassing van de wetgeving omtrent cursusgeld en inschrijving voor beroepsopleidingen.