Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Tenlastelegging
- met de achterkant van een pistool, althans wapen, in het gezicht heeft geslagen en/of
- terwijl hij op de grond lag, één of meerdere malen in/op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
- met de achterkant van een pistool, althans wapen, in het gezicht heeft geslagen en/of
- terwijl hij op de grond lag, één of meerdere malen in/op/tegen het hoofd en/of lichaam heeft geschopt en/of geslagen, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens of met voor ontploffing bestemde voorwerpen, met uitzondering van speelgoedvoorwerpen als bedoeld in de Richtlijn 2009/48/EG voorhanden heeft gehad.
2.Voorvragen
3.Beoordeling van het bewijs
nietals speelgoed in de zin van de Richtlijn worden beschouwd. In deze Bijlage I staat onder 2 e) opgenomen: producten voor verzamelaars (…), zoals imitaties van echte vuurwapens. Ook om die reden valt het voorwerp dat op de slaapkamer van de verdachte is aangetroffen niet onder de Richtlijn. In het algemeen – en dus ook in deze zaak – geldt dat een nagebootst pistool dat sprekende gelijkenis vertoont met een wapen kan worden aangemerkt als een imitatie van een echt vuurwapen en om die reden geen speelgoed is.. De rechtbank verwijst ter ondersteuning van dit oordeel naar het arrest van de Hoge Raad van 13 november 2018, ECLI:NL:HR:2018:2091.
hij op 9 januari 2025 te Krommenie, gemeente Zaanstad ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen die [slachtoffer] in het gezicht heeft geslagen en terwijl hij op de grond lag, meerdere malen tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
hij op of omstreeks 9 januari 2025 te Krommenie [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, door die [slachtoffer] dreigend de woorden toe te voegen "Ik ga je doodmaken";
hij op 18 januari 2025 te Krommenie, een wapen van categorie I, onder 7° van de Wet wapens en munitie, te weten een door de Minister van Justitie en Veiligheid aangewezen voorwerp dat zodanig op een wapen geleek dat deze voor bedreiging of afdreiging geschikt was, namelijk voorwerpen die voor wat betreft hun vorm en afmetingen een sprekende gelijkenis vertonen met vuurwapens, voorhanden heeft gehad.
4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten
5.Strafbaarheid van de verdachte
6.Motivering van de sanctie
social mediaheeft verspreid.
J.M. van Hagen,als reclasseringswerkster verbonden aan
Reclassering Nederland.
8.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
€ 7.500,00
€ 56,10
9.Toepasselijke wettelijke voorschriften
10.Beslissing
240 (tweehonderdveertig) dagen.
52 (tweeënvijftig) dagen nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
[slachtoffer], [geboortedatum en plaats];
de Lijnbaan, de Badhuislaan en het deel van de Zuiderhoofdstraat gelegen tussen de kruising met de Padlaan en de kruising met het H.D. Arkinplein in Krommenie.
80 (tachtig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 40 dagen hechtenis.
[slachtoffer]geleden schade tot een bedrag van
€ 3.517,10 (drieduizendvijfhonderdzeventien euro en tien cent), bestaande uit € 517,10 als vergoeding voor de materiële en € 3.000,00 als vergoeding voor de immateriële schade, en veroordeelt de verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling.
€ 3.517,10 (drieduizendvijfhonderdzeventien euro en tien cent),bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 45 dagen gijzeling en bepaalt dat het te betalen bedrag wordt vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 9 januari 2025 tot aan de dag van volledige betaling. De toepassing van de gijzeling heft de hiervoor opgelegde betalingsverplichting niet op.