ECLI:NL:RBNHO:2025:10256

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2025
Publicatiedatum
5 september 2025
Zaaknummer
15/151432-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor medeplegen van het opzettelijk zonder registratie in voorraad hebben van 49,9 kilogram ketamine

Op 28 augustus 2025 heeft de Rechtbank Noord-Holland in Haarlem uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het opzettelijk zonder registratie in voorraad hebben van 49,9 kilogram ketamine. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte op 18 mei 2025 op Schiphol, samen met een medeverdachte, is aangehouden met een golftas waarin de ketamine was verborgen. De verdachte had geen sleutel van de tas en probeerde deze in te checken voor een vlucht naar Canada. De rechtbank oordeelde dat de verdachte voorwaardelijk opzet had op het in voorraad hebben van de verboden stof, omdat hij bewust de kans had aanvaard dat er een verboden stof in de tas zat. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan medeplegen van overtreding van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 24 maanden geëist, maar de rechtbank legde een straf op van 18 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en bijzondere voorwaarden. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, gezien zijn eerdere veroordelingen en de ernst van het feit, een vrijheidsbenemende straf moest krijgen, maar hield rekening met de omstandigheden van de verdachte en de adviezen van de reclassering. De rechtbank verklaarde ook een Apple Airtag verbeurd, dat in beslag was genomen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, zittingsplaats Haarlem
Meervoudige economische strafkamer
Parketnummer: 15/151432-25 (P)
Uitspraakdatum: 28 augustus 2025
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 14 augustus 2025 in de zaak tegen:
[naam verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] (Dominicaanse Republiek),
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] ,
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Grave, te Grave.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie,
mr. J.J. van Bree, en van hetgeen de verdachte en zijn raadsvrouw, mr. P.E.M. Metri, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 18 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, opzettelijk zonder registratie, een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof, heeft uitgevoerd en/of in voorraad gehad en/of te koop aangeboden en/of afgeleverd, dan wel in voornoemde werkzame stof een groothandel heeft gedreven.

2.Voorvragen

De dagvaarding is geldig, de rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de zaak, de officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging en er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.

3.Beoordeling van het bewijs

3.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit. Volgens de officier van justitie richt artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich niet enkel tot fabrikanten en groothandelaren, maar ook tot de verdachte.
3.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken, omdat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet is geplaatst in de titel ‘’Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen’’ en daarom niet van toepassing is op de verdachte. Ter onderbouwing van dit verweer heeft de raadsvrouw gewezen op een uitspraak van de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2025 (ECLI:NL:RBNHO:2025:27).
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de bewijsmiddelen die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat.
3.3.2
Bewijsmotivering
Uit de inhoud van de bewijsmiddelen blijkt het volgende. De verdachte en zijn medeverdachte [medeverdachte] zijn op 18 mei 2025 met een golftas aangehouden op de luchthaven Schiphol. In de golftas zaten pakketten met daarin ketamine. Het nettogewicht aan ketamine in de golftas bedroeg 49,9 kilogram.
Artikel 38 Geneesmiddelenwet
In het vonnis van de rechtbank Noord-Holland van 6 januari 2025 – waar de raadsvrouw naar verwijst – heeft de rechtbank enkele overwegingen gewijd aan het in voorraad hebben van ketamine, zoals bedoeld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. In voornoemd vonnis heeft de rechtbank overwogen dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich, gelet op de plaatsing van dat artikel in de titel “Fabrikanten en groothandelaars van werkzame stoffen”, richt tot fabrikanten en groothandelaars. De rechtbank oordeelde in die zaak dat op basis van het dossier niet kon worden vastgesteld dat de verdachte zich bezig hield met activiteiten betreffende het drijven van een groothandel en dat hij in dat verband de ketamine in voorraad had. De rechtbank ziet dat nu anders. Het eerste lid van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet, geplaatst in genoemde titel, bepaalt dat “het verboden [is] om zonder registratie werkzame stoffen te bereiden, in te voeren, in voorraad te hebben, te koop aan te bieden, af te leveren, uit te voeren of anderszins binnen of buiten Nederlands grondgebied te brengen,
dan welin werkzame stoffen een groothandel te drijven.” Gelet op de woorden ‘dan wel’ in de tekst van het artikel, vat de rechtbank de bestanddelen ‘in voorraad te hebben’ en ‘in werkzame stoffen een groothandel te drijven’ op als afzonderlijke gedragingen, beide strafbaar gesteld in artikel 38 van de Geneesmiddelenwet. Het voorgaande brengt mee dat artikel 38 van de Geneesmiddelenwet zich naar het oordeel van de rechtbank niet enkel richt tot fabrikanten en groothandelaren, maar tot eenieder die zonder registratie werkzame stoffen in voorraad heeft. Dit betekent dat dus ook de gevallen waarin niet kan worden vastgesteld dat activiteiten zijn verricht betreffende het drijven van een groothandel, onder de strafbaarstelling van artikel 38 van de Geneesmiddelenwet vallen.
Voorwaardelijk opzet
De rechtbank stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg aanwezig is als de verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat dat gevolg zal intreden. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte voorwaardelijk opzet heeft gehad op het zonder registratie in voorraad hebben van de ketamine en overweegt daartoe als volgt.
De verdachte heeft op Schiphol geprobeerd een golftas met een gewicht van 56,5 kilogram in te checken voor zijn vlucht naar Canada. Hij beschikte niet over een sleutel van het slot van de afgesloten golftas. Toen bleek dat de golftas niet ingecheckt kon worden omdat deze te zwaar was, heeft de verdachte, tezamen met de medeverdachte [medeverdachte], getracht de tas alsnog ingecheckt te krijgen.
Gelet op voornoemde feiten en omstandigheden had het op de weg van de verdachte gelegen nader onderzoek te doen naar de inhoud van de golftas. De golftas was immers bovengemiddeld zwaar. Nu de verdachte heeft nagelaten de inhoud van de golftas (ten aanzien waarvan de verdachte overigens geen verklaring heeft willen afleggen) te controleren en deze heeft geprobeerd in te checken voor zijn vlucht naar Canada zonder dat hij in het bezit was van een sleutel van de afgesloten golftas, is de rechtbank van oordeel dat hij bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat er een verboden stof zoals ketamine in de golftas zat en dat hij deze stof dus opzettelijk zonder registratie in voorraad heeft gehad.
3.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 18 mei 2025 te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer, tezamen en in vereniging met een of meer anderen opzettelijk zonder registratie, een hoeveelheid ketamine, in elk geval een werkzame stof in voorraad heeft gehad.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
medeplegen van overtreding van een voorschrift gesteld bij artikel 38, eerste lid, van de Geneesmiddelenwet, opzettelijk begaan.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is dan ook strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dan ook strafbaar.

6.Motivering van de sanctie

6.1
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en daaraan verbonden de door de reclassering geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.2
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft de rechtbank verzocht aan de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen gelijk aan de duur van het reeds ondergane voorarrest, eventueel in combinatie met een taakstraf of een geldboete. Gelet op de problematiek van de verdachte is het van belang dat hij snel passende hulp krijgt en een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van langere duur is daarom niet wenselijk. Daarnaast heeft de raadsvrouw verzocht een voorwaardelijke straf op te leggen en daarbij de geadviseerde bijzondere voorwaarden over te nemen.
6.3
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank rekening gehouden met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Aard en ernst van het feit
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van het opzettelijk in voorraad hebben van 49,9 kilogram ketamine, zonder over de vereiste registratie te beschikken. Ketamine valt, als werkzame stof, vanwege de geneeskundige toepassing ervan weliswaar onder de Geneesmiddelenwet, maar wordt tegenwoordig steeds vaker voor recreatieve doeleinden gebruikt als dissociatief tripmiddel, anders gezegd: een partydrug. Ketamine is qua werking vergelijkbaar met harddrugs en is een verslavend middel. Het is algemeen bekend dat drugs en illegaal gebruikte geneesmiddelen schadelijk zijn voor de volksgezondheid. Daarnaast gaat de handel in dergelijke middelen veelal gepaard met verschillende vormen van criminaliteit zoals geweldsdelicten en illegale geldstromen, waarbij de drugshandel een belangrijke schakel vormt in de keten van criminele ondermijnende activiteiten die de samenleving ontwrichten. Met zijn handelen heeft de verdachte bijgedragen aan deze voor de maatschappij zeer nadelige gevolgen van middelengebruik en de handel daarin.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank gelet op het strafblad van de verdachte, zoals dat blijkt uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 2 juli 2025. Hieruit volgt dat de verdachte eerder is veroordeeld voor in de Opiumwet strafbaar gestelde feiten. Deze veroordelingen zijn echter van lang geleden, zodat de rechtbank daarmee bij het bepalen van de hoogte van de straf geen rekening zal houden.
Daarnaast heeft de rechtbank kennisgenomen van de reclasseringsrapporten van 6 augustus 2025 en van 18 juni 2025. De reclassering schat het risico op recidive in als hoog en adviseert een straf met bijzondere voorwaarden op te leggen, te weten een meldplicht bij de reclassering, opname in een zorginstelling, ambulante behandeling (met mogelijkheid tot kortdurende klinische opname), begeleid wonen of maatschappelijke opvang, dagbesteding, meewerken aan schuldhulpverlening en meewerken aan middelencontrole. De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat hij bereid is om zich te houden aan de geadviseerde bijzondere voorwaarden.
De op te leggen straf
De rechtbank is gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde feit van oordeel dat daarop uitsluitend kan worden gereageerd met een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf
van langere duur dan de tijd die de verdachte reeds in voorarrest heeft doorgebracht. De rechtbank volgt de raadvrouw dan ook niet in haar verzoek om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan het voorarrest. Bij het bepalen van de hoogte van de straf heeft de rechtbank gelet op straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. De rechtbank komt daarom wel tot een lagere straf dan door de officier van justitie is geëist.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van 18 maanden moet worden opgelegd. De rechtbank zal echter bepalen dat een gedeelte van 6 maanden vooralsnog niet ten uitvoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van 2 jaren, opdat de verdachte ervan wordt weerhouden zich voor het einde van die proeftijd schuldig te maken aan een strafbaar feit. Aan het voorwaardelijke deel van de op te leggen straf zal de rechtbank de bijzondere voorwaarden verbinden zoals geadviseerd door de reclassering, met uitzondering van de mogelijkheid tot een kortdurende klinische opname.

7.Beslag

De rechtbank is van oordeel dat het onder de verdachte in beslag genomen en niet teruggegeven voorwerp, te weten een Apple Airtag, dient te worden verbeurd verklaard.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat het bewezen verklaarde feit met betrekking tot dat voorwerp, die aan de verdachte toebehoort, is begaan of voorbereid.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
14a, 14b, 14c en 47 van het Wetboek van Strafrecht;
38 van de Geneesmiddelenwet;
1, 2 en 6 van de Wet op de economische delicten.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
18 (achttien) maanden.
Beveelt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van 2 jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
  • de verdachte zich meldt bij Reclassering Leger des Heils op het adres Dr. Cuijperslaan 80, 5623 BB te Eindhoven. De verdachte blijft zich melden op afspraken met de reclassering, zo vaak en zolang de reclassering dat nodig vindt;
  • de verdachte zich laat opnemen in de Forensisch Psychiatrische kliniek van Mondriaan, of een andere zorginstelling, te bepalen door de justitiële instantie die verantwoordelijk is voor plaatsing. De opname start direct en aansluitend aan de preventieve hechtenis of detentie. De opname duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorginstelling geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorginstelling dat nodig vindt;
  • de verdachte zich laat behandelen door een nader door de reclassering te bepalen (forensische) ambulante zorgverlener. De behandeling start aansluitend aan de klinische opname. De behandeling duurt zolang de reclassering dat nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Gelet op de problematiek kan hieronder ook het innemen van medicijnen vallen, als de zorgverlener dat nodig vindt;
  • de verdachte verblijft in een nader door de reclassering te bepalen (forensische) instelling voor beschermd wonen of maatschappelijke opvang. Het verblijf start aansluitend aan de klinische opname. Het verblijf duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De verdachte houdt zich aan de huisregels en het dagprogramma dat de instelling in overleg met de reclassering voor hem heeft opgesteld;
  • de verdachte zich inspant voor het vinden en behouden van betaald werk, onbetaald werk en/of vrijetijdsbesteding, met een vaste structuur;
  • de verdachte meewerkt aan het aflossen van zijn schulden en het treffen van afbetalingsregelingen, ook als dit inhoudt meewerken aan schuldhulpverlening in het kader van de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen. De verdachte geeft de reclassering inzicht in zijn financiën en schulden;
  • de verdachte meewerkt aan controle van het gebruik van alcohol en drugs om het middelengebruik te beheersen. De reclassering kan urineonderzoek en ademonderzoek (blaastest) gebruiken voor de controle. De reclassering bepaalt hoe vaak de verdachte wordt gecontroleerd.
Geeft aan voornoemde reclasseringsinstelling de opdracht als bedoeld in artikel 14c, zesde lid, van het Wetboek van Strafrecht (Sr) toezicht te houden op de naleving van de voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Voorwaarden daarbij zijn dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
- ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking zal verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aanbiedt;
- medewerking zal verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c, zesde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclassering zo vaak en zolang als de reclassering dit noodzakelijk acht, daaronder begrepen.
Bepaalt dat de tijd die de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Verklaart verbeurd:
1. STK Niet te definiëren goederen (Omschrijving: PL2700-25-042605-3 Airtag, Apple).
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.E. Francke, voorzitter,
mr. M. Rigter en mr. C.M.A.V. van Kleef, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. C.L.J. Smittenaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 28 augustus 2025.