ECLI:NL:RBNHO:2025:10940

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
24 september 2025
Publicatiedatum
24 september 2025
Zaaknummer
359859
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Bodemzaak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil tussen opdrachtgever en opdrachtnemer over het uitgeven van het tijdschrift Numéro Netherlands en de gevolgen van beëindiging van de licentieovereenkomst

In deze zaak gaat het om een geschil tussen THE INTERNATIONAL CORRESPONDENT B.V. (TIC) en PBQ MEDIA B.V. (PBQ) als eisende partijen, en [gedaagde] als gedaagde partij. Het geschil betreft de samenwerking rondom het uitgeven van het tijdschrift Numéro Netherlands. De rechtbank heeft geoordeeld dat [gedaagde] niet tekort is geschoten in zijn verplichtingen jegens TIC en PBQ, en dat de gevorderde schadevergoeding door TIC c.s. wordt afgewezen. De rechtbank concludeert dat de beëindiging van de licentieovereenkomst door Numéro Presse de reden is dat TIC c.s. de najaarseditie van 2024 niet hebben kunnen uitgeven. De tegenvordering van [gedaagde] voor betaling van een onbetaalde factuur wordt eveneens afgewezen, omdat het verrekenverweer van TIC c.s. slaagt. De rechtbank heeft de vorderingen van TIC c.s. afgewezen en [gedaagde] veroordeeld tot betaling van een deel van de openstaande facturen aan TIC.

Uitspraak

RECHTBANK Noord-Holland

Civiel recht
Zittingsplaats Haarlem
Zaaknummer: C/15/359859 / HA ZA 24-683
Vonnis van 24 september 2025
in de zaak van

1.THE INTERNATIONAL CORRESPONDENT B.V.,

te Amsterdam,
hierna te noemen: TIC,
2.
PBQ MEDIA B.V.,
te Amsterdam,
hierna te noemen: PBQ,
eisende partijen in conventie,
verwerende partijen in reconventie,
hierna samen te noemen: TIC c.s.,
advocaten: mr. P.F. Holtrop en mr. E. van Steekelenburg,
tegen
[gedaagde], t.h.o.d.n.,
[bedrijf 1],
te [plaats] ,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
hierna te noemen: [gedaagde] ,
advocaat: mr. J.J. Dijkman en mr. L. Kunst - van Leeuwen.
De zaak in het kort
Partijen hebben tot en met het voorjaar van 2024 samengewerkt in het kader van het uitgeven van Numéro Netherlands, een tijdschrift dat draait om fashion en lifestyle. PBQ was licentiehouder, TIC uitgever en [gedaagde] was als editor-in-chief verantwoordelijk voor (kort gezegd) de sales en inhoudelijke invulling van het tijdschrift. [gedaagde] voerde zijn werkzaamheden als ZZP’er uit in opdracht van TIC c.s. Aan de samenwerking is abrupt een einde gekomen toen de Franse licentiegever medio juli 2024 aan PBQ te kennen gaf de licentieovereenkomst te willen beëindigen. TIC c.s. hebben de najaarseditie van Numéro niet meer uitgegeven. Volgens hen is [gedaagde] tekortgeschoten in de nakoming van zijn verplichtingen jegens hen en heeft hij inbreuk gemaakt op de exclusieve licentie van PBQ. Zij vorderen schadevergoeding. De rechtbank wijst de vorderingen van TIC c.s. af.
[gedaagde] heeft in reconventie betaling van het restant van een onbetaalde factuur gevorderd. Omdat het beroep op verrekening van TIC slaagt, wordt de vordering van [gedaagde] afgewezen. Ook moet hij nog een deel van de verzamelfactuur van TIC betalen waarvan zij bij eisvermeerdering betaling vordert.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- dagvaarding van 29 november 2024 met 38 producties
- conclusie van antwoord tevens eis in reconventie van 19 februari 2025 met 7 producties
- conclusie van antwoord in reconventie, tevens akte vermeerdering van eis van 2 april 2025 met producties 39 tot en met 50
- het tussenvonnis van 30 april 2025
- nagekomen producties 51 tot en met 53 van de kant van TIC c.s.
- nagekomen productie 8 van de kant van [gedaagde]
- de spreekaantekeningen van de kant van TIC c.s.
- de spreekaantekeningen van de kant van [gedaagde]
- de mondelinge behandeling van 15 augustus 2025, waarvan door de griffier aantekeningen zijn gemaakt.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
TIC is een uitgeverij, gespecialiseerd in het uitgeven van tijdschriften en andere mediaproducties. TIC handelt ook onder de naam Numéro Netherlands.
2.2.
PBQ is een financiële holding. PBQ verzorgt werkzaamheden voor TIC.
2.3.
[bedrijf 2] B.V. is enig aandeelhouder van TIC en PBQ.
2.4.
De heer [betrokkene] (hierna: [betrokkene] ) is enig (indirect) aandeelhouder van TIC c.s. Ook is hij bestuurder van TIC en indirect bestuurder van PBQ.
2.5.
Numéro Presse SASU (hierna: Numéro Presse) is een Franse onderneming die de exclusieve rechten bezit om het tijdschrift “Numéro” uit te geven, te distribueren en het merk Numéro te gebruiken. Numéro is een tijdschrift dat draait om fashion en lifestyle en sinds 1998 in Frankrijk wordt uitgegeven.
2.6.
[gedaagde] drijft sinds 2019 een eenmanszaak ‘ [bedrijf 1] ’ die opereert in de sectoren reclamebureaus, arbeidsbemiddelingen (in de zin van werken met modellen en artiesten), schrijven en scheppende kunst. Hij heeft in het kader van zijn opleiding als afstudeerproject een business plan geschreven voor het opzetten van het magazine Numéro in Nederland en heeft voor de uitvoering van dit plan het Franse moederbedrijf benaderd. Op aanraden van haar heeft [gedaagde] contact gezocht met TIC. Dat heeft geresulteerd in gesprekken tussen TIC / PBQ, althans [betrokkene] , en Numéro Presse over een samenwerking om Numéro in Nederland uit te kunnen geven.
2.7.
In februari 2019 heeft PBQ van Numéro Presse de exclusieve licentie gekregen om het tijdschrift Numéro uit te geven in Nederland en Vlaanderen. In dat kader zijn Numéro Presse en PBQ een licentieovereenkomst overeengekomen (hierna: de licentieovereenkomst) op grond waarvan PBQ per jaar vier edities van het tijdschrift diende uit te geven.
2.8.
Op 19 februari 2019 heeft [gedaagde] met Numéro NL b.v. i.o. (vertegenwoordigd door [betrokkene] ) een freelanceovereenkomst gesloten (hierna: de Freelanceovereenkomst 2019).
In de (in de Engelse taal opgemaakte) Freelanceovereenkomst 2019 staat voor zover hier van belang dat [gedaagde] met ingang van 1 augustus 2019 voor onbepaalde tijd als editor-in-chief verantwoordelijk is voor (kort gezegd) de sales en inhoudelijke invulling van het tijdschrift Numéro in Nederland.
Numéro NL b.v. is niet opgericht en de Freelanceovereenkomst 2019 is niet bekrachtigd. [gedaagde] heeft als editor-in-chief wel werkzaamheden verricht voor het uitgeven van het tijdschrift Numéro in Nederland en heeft die werkzaamheden eerst aan PBQ en later aan TIC in rekening gebracht .
2.9.
Op 12 mei 2021 is de licentieovereenkomst tussen Numéro Presse en TIC (aangeduid als licentiehouder) gewijzigd door een addendum inhoudende dat TIC gehouden is (om niet vier maar) twee edities van Numéro uit te geven in 2021, te weten een voorjaar/zomeruitgave en een najaar/winteruitgave.
2.10.
In september en oktober 2021 hebben [gedaagde] en [betrokkene] met elkaar gecorrespondeerd over een aanpassing van de Freelanceovereenkomst 2019.
2.11.
Als bijlage bij een e-mail van 25 oktober 2021 heeft [betrokkene] een (concept)freelanceovereenkomst (hierna: de Freelanceovereenkomst 2021) aan [gedaagde] gestuurd en daarbij de hoop uitgesproken dat zij deze kunnen ondertekenen. Naast onder meer nieuwe afspraken over de vergoeding voor de activiteiten van [gedaagde] staat in de overeenkomst (waarin TIC als opdrachtgever en [gedaagde] als opdrachtnemer is aangeduid) voor zover hier van belang het volgende:
Artikel 4 - Eigendom
22. Opdrachtgever verkrijgt alle (intellectuele eigendoms)rechten van de werkzaamheden en het resultaat daarvan (waaronder betalingen) in print, online en op sociale media.
23. Opdrachtnemer verschaft Opdrachtgever informatie over al zijn werkzaamheden, inlogcodes en contacten zoals aangetrokken in werkzaamheden als Opdrachtgever hierom vraagt.
2.12.
De Freelanceovereenkomst 2021 is niet ondertekend. Wel is [gedaagde] werkzaamheden blijven verrichten. Hij heeft vanaf het najaar van 2021 aan vijf uitgebrachte edities van het blad Numéro gewerkt en heeft daarvoor facturen gestuurd en vergoedingen ontvangen. In het kader van deze werkzaamheden en ten behoeve van de distributie van het tijdschrift heeft hij social media accounts aangemaakt op Youtube, TikTok en Instagram.
2.13.
In de loop van mei 2024 zijn TIC c.s. in gesprek gegaan met Numéro Presse over de voortzetting van de licentieovereenkomst. In een e-mail van 12 juli 2024 heeft Numéro Presse aan TIC c.s., althans aan [betrokkene] , meegedeeld dat zij de licentieovereenkomst wil beëindigen. Zij schrijft in een e-mail van 12 juli 2024 (onderstreping rechtbank):
As things stand, we are not in a position to maintain the license agreement for the Numéro brand, as we have been able to do with you in recent years.
There is an obvious problem of trust in view of the past, the original agreement and the way it has been amended, number of issues, not to mention the consequences of the Covid, disputes and feedback from certain external suppliers on payments.
Numero Presse is not in the business of optimizing the number of licenses around the world, we want above all to ensure that we work with a common state of mind and in confidence, and the past does not make us feel confident with the new conditions, particularly financial, of maintaining the contract.
As a result, we wish to end our collaboration in this way, in view of the past and in the light of other offers,and now that it s the end ot [of] the agreement.
2.14.
TIC c.s. hebben sinds 13 juli 2024 geen toegang meer tot de online en social media accounts, maar enkel tot hun website.
2.15.
Op 14 juli 2024 zijn de e-mailadressen van [gedaagde] en zijn medewerkers geblokkeerd en was de website van het magazine offline. Een medewerker van [gedaagde] heeft adverteerders en relaties gevraagd voortaan een ander mailadres te gebruiken. De medewerker schrijft:
I would like to let you know that due to technical issues we’ve been facing in the past week, my whole team had to change their email addresses. From now on, you can reach me at: [e-mailadres]
2.16.
Bij brief van 15 juli 2024 heeft [betrokkene] namens TIC c.s. aan [gedaagde] het volgende bericht:
“Dear [gedaagde] ,
I hereby request that you grant me access as administrator, administrator of the social
media pages of Numéro Netherlands on Instagram, TikTok and YouTube (as well as other
social media pages belonging to Numéro Netherlands) before tomorrow morning, July 16,
10:00 AM. I have asked you to give me access on Saturday 13 July too, but you haven’t
given me any reply. 1f you do not respond to my request, 1
will consider this a refusal and Iwill ask my legal team to enforce immediate access. I will also hold [bedrijf 1] accountable for any costs associated with this procedure.
1 would also like to point out the outstanding payments for deals made by [bedrijf 1] for
Numéro Netherlands. In recent years I have made several deals for which Numéro Netherlands has not received any payment. However, sales percentages on the payments have been paid to [bedrijf 1] according to contract.
Both closing and payment of deals are [bedrijf 1] responsibilities. in the absence of
payment, and after many reminders, I hold [bedrijf 1] iiable for the entire outstanding
arnount of all unpaid involces from deals concluded by [bedrijf 1] , including statutory
interest. I request you to pay this amount of € 204,106.28 mcl. VAT within eight days (…)
I have sent you an update about all open payments ultimately lastweek and since, I
have not received any payment. If payment is not made by [bedrijf 1] the terms, I
will lmmediately submit my claim to the competent court (…)”
2.17.
Daarop heeft [gedaagde] diezelfde dag per e-mail afwijzend geantwoord. [gedaagde] schrijft:
I have received your letter, however I will not be able to provide you with the social media accounts as advised by Numero since you no longer own the licence and your agreement has expired in May 2024.
2.18.
Op 16 juli 2024 heeft [betrokkene] in reactie op de in 2.14 geciteerde e-mail van Numéro Presse van 12 juli 2024 per e-mail namens PBQ gevraagd of er nog ruimte is om voortzetting van de licentieovereenkomst te bespreken en zo niet of de afwikkeling in overleg kan plaatsvinden, om schade te voorkomen.
2.19.
Numéro Presse heeft in reactie op dezelfde datum aan [betrokkene] laten weten dat zij [gedaagde] hebben geïnformeerd dat de licentieovereenkomst per eind april is geëindigd en dat het gebruik van het merk is beperkt. Numéro Presse wijst erop dat het bijwerken van de social media accounts daarom is uitgesloten. Zij ontkent dat zij [gedaagde] heeft aangezet om zich de toegang tot de social media accounts toe te eigenen. Zij schrijft onder meer:
I received your e-mail dated 16 July, in which you falsely accuse me of having encouraged Mr [gedaagde] , (…) to “keep” with him access to Numéro social networks (media accounts) in the Netherlands.
In response to Mr [gedaagde] question about the media accounts, I told him that the licence agreement with Numéro Presse for the Netherlands had now expired since end of April, and the use of the brand had been restricted without a new agreement.
It is therefore out of the question for these accounts to be updated at this time, as this would be an abusive and unauthorized use of the trademark and as they are no longer under contract, you/he can no longer use the trademark at this time.
2.20.
In een brief van 19 juli 2024 heeft de advocaat van TIC c.s. aan Numéro Presse geschreven dat de licentieovereenkomst nog niet is geëindigd, maar voortduurt tot de najaarsuitgave van Numéro in september/oktober is verschenen. Ook wordt duidelijk gemaakt dat als Numéro Presse gebruik maakt van [gedaagde] ’s dienstverlening en van de intellectuele eigendomsrechten en social media accounts van PBQ, zij onrechtmatig handelt en aansprakelijk is voor alle schade die PBQ als gevolg daarvan lijdt. Numéro Presse wordt gevraagd binnen 24 uur te laten weten of zij wil meewerken aan afwikkeling of om per ommegaande te laten weten of zij de relatie wil voortzetten of wil overleggen over de schade van PBQ. Reactie op deze brief is uitgebleven.
2.21.
Bij brief van 18 juli 2024 heeft de advocaat van TIC c.s. [gedaagde] (nogmaals) verzocht om aan TIC c.s. de toegang tot de social media accounts te verstrekken en informatie over de contacten van TIC c.s. Daarnaast is aan [gedaagde] verzocht om duidelijkheid te verschaffen over het door hem al dan niet beëindigen van de relatie met TIC c.s. [gedaagde] heeft op 23 juli 2024 gereageerd dat hij in overleg is met een advocaat.
2.22.
Bij brief van 24 juli 2024 heeft de advocaat van TIC c.s. [gedaagde] gesommeerd om TIC c.s. binnen 24 uur te voorzien van alle informatie over zijn werkzaamheden, inclusief de inlogcodes van alle social media accounts en contacten van TIC c.s. Daarnaast is [gedaagde] verzocht om zijn contractuele en wettelijke verplichtingen na te komen en te stoppen met het benaderen van contacten van TIC c.s. en het verkopen van producten die eigendom van TIC c.s. zijn.
2.23.
In e-mails van 25 en 26 juli 2024 heeft [gedaagde] via zijn advocaat gevraagd naar een bevestiging dat PBQ beschikt over een exclusieve licentie, omdat Numéro Presse het tegendeel beweert. [gedaagde] heeft laten weten dat hij niet gehouden is om materiaal en inlogcodes ter beschikking te stellen wanneer dat een inbreuk zou (kunnen) inhouden op de rechten van derden.
2.24.
In een e-mail van 22 juli 2024 heeft [betrokkene] aan een webdeveloper geschreven dat [gedaagde] onrechtmatig jegens haar handelt door onterecht gebruik van de merknaam Numéro Netherlands, salescontacten, netwerk ect. Hij vraagt de webdeveloper de toegang tot alle mailadressen van @Numeronetherlands.com te blijven blokkeren en niemand anders dan [betrokkene] toegang te geven tot deze mails. Het is [betrokkene] duidelijk geworden dat de webdeveloper een nieuw hostingpakket en een domeinnaam aanbiedt aan [gedaagde] , waardoor volgens [betrokkene] gebruik wordt gemaakt van zijn eigendom. Hij vraagt hem zijn activiteiten voor [gedaagde] te beëindigen. In reactie daarop heeft de webdeveloper op 23 juli 2024 per e-mail bevestigd dat hij de dienstverlening aan [gedaagde] zal beëindigen.
2.25.
[gedaagde] heeft op 25 juli 2024 per e-mail bij een drukker, waar TIC c.s. mee samenwerkt, bevestigd dat hij de accountmanager is van The International Correspondent / Numero en een offerteverzoek gedaan voor de najaarseditie 2024. Op de vraag of hij het magazine over gaat nemen en de nieuwe uitgever wordt, antwoordt hij dat dat het geval is:
Indeed I will be taking over with my team, that is currently in finalising phase. I am the founder from day 1 as well as the editor-in-chief, yet the previous publishing company no longer holds the licence so am reaching out also as publisher on this occasion as we would of course love to continue working with your printing company.
2.26.
[gedaagde] heeft vanaf medio juli 2024 nog nieuwe content op het Instragram account van Numéro Netherlands geplaatst.
2.27.
TIC c.s. hebben in augustus 2024 een kort geding tegen [gedaagde] aangespannen. Zij hebben onder meer gevorderd om [gedaagde] te veroordelen tot overdracht van alle inlog- en toegangscodes tot de social media accounts van Numéro Netherlands en om [gedaagde] te veroordelen te stoppen met het contacteren van klanten, relaties en adverteerders van TIC c.s. en te stoppen met het gebruiken van de social media accounts en communicatiemiddelen van TIC c.s. De Voorzieningenrechter heeft zich onbevoegd verklaard en de zaak verwezen naar de rechtbank Noord-Holland. Het kort geding is niet vervolgd.
2.28.
Numéro Presse heeft in een e-mail van 26 augustus 2024 (kennelijk in reactie op de in 2.20 geciteerde brief van 19 juli) geschreven dat, ondanks de onduidelijkheid over dit punt in hun besprekingen in juni en juli, zij het met TIC c.s. eens is dat de september/oktober editie de laatste aflevering is die TIC c.s. nog zou kunnen uitgeven. Numéro Presse gaat ervan uit dat TIC c.s. dat met zijn team kan, gezien zijn aandringen en bezorgdheid om te voldoen aan zijn reclame- en redactionele verplichtingen. Numéro Presse blijft bij haar eerder ingenomen standpunt dat ‘het merk’ Numéro niet meer gebruikt mag worden op de social media accounts van Numéro Netherlands. Zij maakt ook duidelijk geen rol te willen spelen in het geschil tussen TIC c.s. en [gedaagde] .
2.29.
De advocaat van TIC c.s. heeft op 27 augustus 2024 gereageerd met de opmerking dat TIC c.s. toegang tot de social media accounts nodig heeft om de najaarseditie correct uit te kunnen geven en haar afspraken met adverteerders na te kunnen komen. Daarnaast hebben zij ook andere essentiële informatie nodig die in het bezit is van [gedaagde] , die echter na de beëindiging van de licentie door Numéro Presse niet meer met TIC c.s. samenwerkt.
2.30.
De drukker heeft in september 2024 in een Whatsapp bericht aan TIC c.s. bevestigd dat zij de najaarseditie van Numéro begin oktober voor [bedrijf 1] ( [gedaagde] ) zal produceren. In een e-mail van 1 oktober 2024 aan de distributeur, heeft [gedaagde] bevestigd bezig te zijn met de voorbereiding van de nieuwe editie, die op 14 oktober 2024 klaar is, en dat hij vanaf dat nummer de publicatie zelf zal verzorgen en aanspreekpunt zal zijn.
2.31.
[gedaagde] heeft in 2025 een licentieovereenkomst met Numéro Presse getekend.

3.Het geschil

in conventie
3.1.
TIC c.s. vorderen - samengevat - na vermeerdering van eis, om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat [gedaagde] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen geldende (mondelinge) overeenkomst, althans onrechtmatig jegens eisers heeft gehandeld en aldus jegens eisers aansprakelijk is voor de daaruit voortvloeiende schade;
II. [gedaagde] te veroordelen om binnen 7 dagen na betekening van het te wijzen vonnis de schade ter hoogte van € 539.936,25 te betalen aan TIC c.s., althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente gerekend vanaf de dag van dagvaarden, dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
III. [gedaagde] te veroordelen in de beslagkosten ter hoogte van € 317,78 te vermeerderen met de wettelijke rente, vanaf de dag na het te wijzen vonnis, althans vanaf een door de rechtbank redelijk geachte datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
IV. [gedaagde] te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening;
V. [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de onbetaalde factuur van 14 juli 2024 met factuurnummer 1407202401 van € 56.023,00 exclusief btw [1] aan TIC, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.335,23 en de wettelijke handelsrente gerekend vanaf de datum van opeisbaarheid, die per 1 februari 2025 een bedrag van in totaal € 7.851,00 bedraagt, althans een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot aan de dag van algehele voldoening;
VI. voor recht te verklaren dat TIC haar vordering op [gedaagde] uit hoofde van de factuur van 14 juli 2024 met factuurnummer 1407202401 rechtsgeldig heeft verrekend ex artikel 6:127 BW met haar schuld aan [gedaagde] , bestaande uit de factuur van 11 juni 2024 met factuurnummer 2024000065.
3.2.
TIC c.s. leggen aan de vorderingen I, II en III primair ten grondslag dat [gedaagde] is tekort geschoten in de nakoming van de Freelanceovereenkomst 2021 doordat hij geen contractuele of redelijke opzegtermijn in acht heeft genomen en niet aan de informatieverplichting in de freelanceovereenkomst heeft voldaan door de inlogcodes van social media accounts en contacten niet vrij te geven. [gedaagde] heeft zijn werkzaamheden voor TIC c.s. medio juli 2024 gestaakt en voor eigen gewin voortgezet, zodat hij gehouden is om de schade van TIC c.s. te vergoeden. Daarnaast stellen TIC c.s. dat [gedaagde] inbreuk heeft gemaakt op de exclusieve licentie van TIC c.s. door zelf (de najaarseditie van) het tijdschrift Numéro uit te gaan geven. Ook heeft [gedaagde] onrechtmatig gehandeld door tegen vergoeding advertenties van adverteerders van TIC c.s. op de social media accounts te blijven plaatsen. TIC c.s. hebben daardoor schade geleden, onder andere bestaande uit het verlies van de waarde van de social media accounts, aldus nog steeds TIC c.s.
TIC legt aan de vordering onder V en VI ten grondslag dat [gedaagde] de factuur van 14 juli 2024 onbetaald heeft gelaten.
3.3.
[gedaagde] voert verweer. [gedaagde] concludeert tot niet-ontvankelijkheid van TIC c.s., dan wel tot afwijzing van de vorderingen van TIC c.s., met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van TIC c.s. in de kosten van deze procedure te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening.
3.4.
[gedaagde] betwist dat hij is tekortgeschoten in de nakoming van de Freelanceovereenkomst 2021. Hij stelt dat die overeenkomst niet is gesloten, omdat partijen over de voorgestelde tekst niet eens hebben gesproken, laat staan wilsovereenstemming bereikt. Volgens [gedaagde] heeft hij zijn werkzaamheden vanaf de start op basis van een mondelijke overeenkomst van opdracht verricht.
Verder stelt [gedaagde] dat het hem niet vrijstond de inlogcodes van de social media accounts aan TIC c.s. af te geven, omdat hij dan inbreuk zou hebben gemaakt op de rechten van Numéro Presse.
Voor zover al een opzegtermijn gold, zou het stellen van de eis dat [gedaagde] een opzegtermijn in acht had moeten nemen naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid in de gegeven omstandigheden onaanvaardbaar zijn geweest, omdat TIC c.s. hem tijdens het uitvoeren van de opdracht valselijk heeft beschuldigd van diefstal en aansprakelijk heeft gesteld voor meer dan € 200.000,00.
[gedaagde] betwist ook dat hij inbreuk heeft gemaakt op het exclusieve licentierecht van TIC c.s. [gedaagde] acht het onbegrijpelijk dat de verantwoordelijkheid voor het niet kunnen uitbrengen van de najaarseditie bij hem wordt gelegd. De beslissing om de licentie te beëindigen en een andere partij aan te wijzen lag volledig buiten zijn macht. Dat TIC c.s. vervolgens die editie niet konden uitbrengen is het directe gevolg van die beëindiging én van de eigen opstelling van TIC c.s. in dat verband. Zij mochten de najaarseditie nog uitbrengen, maar waren vooral bezig om met alles en iedereen ruzie te maken, in plaats van met acties om het nummer tijdig gereed te krijgen. Uit de eigen correspondentie blijkt ook dat TIC c.s. de verantwoordelijkheid in eerste instantie volledig bij Numéro Presse neerlegden.
3.5.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.
in reconventie
3.6.
[gedaagde] vordert - samengevat - om bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. TIC te veroordelen tot betaling van € 30.988,50, te vermeerderen met de buitengerechtelijke incassokosten van € 1.084,99 en de wettelijke handelsrente tot aan de dag van algehele voldoening, tot 19 februari 2025 begroot op € 2.434,65, waarna de totale vordering per 19 februari 2025 neerkomt op een bedrag van € 34.518,14;
2. TIC c.s. te veroordelen in de proceskosten te vermeerderen met de wettelijke rente tot aan de dag van algehele voldoening.
3.7.
[gedaagde] legt aan de vordering ten grondslag dat TIC de factuur van [bedrijf 1] ( [gedaagde] ) van 11 juni 2024 gedeeltelijk onbetaald heeft gelaten.
3.8.
TIC voert verweer. TIC c.s. concluderen tot afwijzing van de vorderingen, met uitvoerbaar bij voorraad te verklaren veroordeling van [gedaagde] in de kosten van deze procedure.
3.9.
TIC betwist de hoogte van de vordering van [gedaagde] en beroept zich op verrekening.
3.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover nodig, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie
Uitgifte najaarseditie 2024 van Numéro
4.1.
In het geschil tussen partijen gaat het allereerst om de vraag of [gedaagde] verantwoordelijk kan worden gehouden voor de omstandigheid dat TIC c.s. de op stapel staande najaarseditie van het tijdschrift Numéro niet hebben kunnen uitgegeven. Daarbij is onder meer van belang of het [gedaagde] kan worden verweten dat TIC c.s. geen toegang kregen tot de social media accounts van Numéro Netherlands en andere essentiële informatie om het tijdschrift uit te kunnen geven, nadat Numéro Presse op 12 juli 2024 aan TIC c.s., althans aan [betrokkene] , meedeelde dat zij de licentieovereenkomst beëindigde (zie 2.13). De rechtbank beantwoordt deze vragen als volgt.
4.2.
Uit de hiervoor in 2.29 vermelde brief leidt de rechtbank af dat het ontbreken van de verlangde toegang tot de social media accounts de doorslaggevende reden is dat het niet tot uitgifte van het oktober nummer door TIC c.s. is gekomen. Het gaat in de geschetste omstandigheden echter niet aan [gedaagde] te verwijten dat deze die toegang niet heeft verschaft.
4.3.
In de eerste plaats is daarvoor redengevend dat TIC c.s. niet kan wijzen op een duidelijke opdracht van haar kant om deze accounts te ontwikkelen. Uit de hiervoor weergegeven feiten (2.8, 2.10, 2.11 en 2.12) kan niet worden afgeleid dat TIC c.s. een schriftelijke opdracht hebben gegeven aan [gedaagde] om social media accounts te ontwikkelen die grondslag voor een dergelijk verzoek/bevel tot afgifte kan vormen.
Ook van enige mondelinge opdracht daartoe is, tegenover de betwisting, onvoldoende gebleken. Wel staat vast dat [gedaagde] social media accounts onder de naam Numéro Netherlands heeft ontwikkeld. Vast staat echter ook dat [gedaagde] zich naar aanleiding van de sommatie tot afgifte met Numéro Presse heeft verstaan en dat deze haar die afgifte niet toestond.
[gedaagde] bevond zich vanaf dat moment tussen twee vuren. TIC c.s. - die in deze relatie de bovenliggende partij is - konden van hem niet verlangen dat hij gevolg gaf aan de sommatie, met het risico dat hij door Numéro Presse zou worden aangesproken. De vraag of en op welke gronden TIC c.s. rechten op die accounts kunnen doen gelden, laat zich immers niet eenvoudig beantwoorden en is door TIC c.s. aan [gedaagde] ook niet zodanig toegelicht dat hij zich niet op de opstelling van Numéro Presse (2.19) mocht verlaten.
Dit brengt mee dat de omstandigheid dat de Numéro Presse aan [gedaagde] heeft laten weten dat de licentieovereenkomst met PBQ per eind april 2024 was geëindigd, dat het gebruik van het merk was beperkt en het bijwerken van de social media accounts was uitgesloten (2.19), voor [gedaagde] inderdaad een beletsel vormde om over te gaan tot het vrijgeven van de inloggegevens van de social media accounts.
Het lag op de weg van TIC c.s. om dat beletsel te doorbreken door Numéro Presse aan te spreken tot het opheffen van die blokkade, door haar te bevestigen dat het gebruik van het merk en het bijwerken van de social media accounts tot en met de uitgave van de najaarseditie werd toegestaan. Dat is niet gebeurd. TIC c.s. zijn op hun handen blijven zitten. Zij hebben weliswaar herhaaldelijk druk uitgeoefend op [gedaagde] , maar geen stappen richting Numéro Presse ondernomen. Wel hebben zij, vrijwel direct, [gedaagde] aangesproken voor een bedrag van ruim € 200.000,00 aan beweerdelijk achterstallige advertentie inkomsten en hem in kort geding gedagvaard tot afgifte van de inloggegevens. Niet gebleken is dat zij in de tussentijd met zoveel woorden bij [gedaagde] hebben aangedrongen op voortzetting van de feitelijke werkzaamheden voor zover deze waren gericht op het uitbrengen van de najaarseditie.
4.4.
Maar er is meer. Uit de e-mail van 26 augustus 2024 van Numéro Presse aan TIC c.s. (2.28) kan worden opgemaakt dat Numéro Presse zich op dat moment realiseerde dat zij in de eerdere communicatie wellicht ten onrechte de indruk had gewekt dat zij de uitgifte van de najaarseditie niet meer toestond. Uit de reactie op die e-mail van de dag daarop (2.20) moet worden afgeleid dat TIC c.s. na de brief van Numéro Presse van 12 juli 2024 en het uitblijven van een reactie op haar brief van 19 juli 2024 aan Numéro Presse inderdaad in de veronderstelling hebben geleefd dat Numéro Presse het hen niet toestond de najaarseditie uit te geven, en dat zij pas serieus over de mogelijkheid van die uitgifte zijn gaan nadenken nadat Numéro Presse in haar opmerkelijk late reactie van 26 augustus 2024 van een welwillender opstelling liet blijken.
Uit de brief van TIC c.s. van 27 augustus 2024 (2.29) blijkt bovendien dat TIC c.s. de omstandigheid dat [gedaagde] inmiddels niet meer voor hen werkte, zelf toeschreven aan de beëindiging door Numéro Presse van de licentieovereenkomst. Ook dit duidt erop dat het in de visie van TIC c.s. voor hen niet mogelijk was de najaarseditie uit te gaan geven, totdat Numéro Presse op 26 augustus 2024 duidelijkheid verschafte over haar opstelling.
4.5.
Dit een en ander leidt de rechtbank tot de slotsom dat [gedaagde] terecht heeft opgemerkt dat de omstandigheid dat TIC c.s. de najaarseditie 2024 niet konden uitgeven, het directe gevolg is van het handelen van Numéro Presse en van de eigen opstelling van TIC c.s., en dus niet aan [gedaagde] kan worden verweten. Van niet nakoming van de overeenkomst van opdracht of inbreuk op de licentie van PBQ is aldus geen sprake.
De rechtbank deelt de opvatting van [gedaagde] dat het (mede gelet op de op TIC c.s. rustende verplichting tot schadebeperking) bevreemdt dat TIC c.s. een ZZP’er aansprakelijk houdt voor de gestelde schade, terwijl zij de miljoenenonderneming die Numéro Presse vormt, geheel ongemoeid heeft gelaten, ook nadat die [gedaagde] en TIC c.s. had laten weten dat de licentieovereenkomst was beëindigd, het gebruik van het merk beperkt was en het bijwerken van de social media accounts was uitgesloten (2.19).
4.6.
TIC c.s. hebben zich ter onderbouwing van hun vorderingen ook nog beroepen op de algemene zorgplicht die [gedaagde] als opdrachtnemer uit hoofde van artikel 7:400 BW heeft. Dat beroep sluit echter niet in dat [gedaagde] aansprakelijk kan worden gehouden voor gevolgen die niet aan zijn handelingen kunnen worden toegeschreven. Dominant in de posities van de betrokkenen in relatie tot de uitgifte van de najaarseditie waren TIC c.s. en Numéro Presse. [gedaagde] heeft zich door Numéro Presse laten verleiden haar kant te kiezen en kon eigenlijk ook weinig anders, zolang TIC c.s. geen duidelijke signalen gaf dat zij aanstuurde op uitgifte van de najaarseditie. Toen die signalen eind augustus 2024 kwamen, bleek dat een gepasseerd station.
4.7.
Aan TIC c.s. worden toegegeven dat [gedaagde] er verstandiger aan had gedaan zich wat afwachtender op te stellen ten aanzien van vervolguitgaven die de continuïteit van de Nederlandse editie van Numéro moesten dienen.
Maar ook dát brengt niet mee dat hem kan worden verweten dat TIC c.s. de najaarseditie niet konden uitgeven. [gedaagde] heeft zelf het idee van de uitgifte van Numéro bij TIC c.s. aangebracht en heeft als ZZP’er in de jaren waarin hij met de ontwikkeling van het tijdschrift bezig is geweest niet of nauwelijks rechten opgebouwd. Het is daarom begrijpelijk dat hij, na het échec waarop de relatie tussen licentiegever Numéro Presse en licentiehouder PBQ (TIC c.s.) was uitgelopen, eerder dacht aan het veiligstellen van zijn eigen toekomst in relatie tot Numéro dan aan de zorg voor door TIC c.s. op onduidelijke gronden geclaimde rechten die als zodanig geen levensvatbaarheid meer leken te hebben, zeker nadat hij kon waarnemen dat PBQ geen werk maakte van het behoud van haar positie.
De rechtbank acht ook niet aannemelijk dat een andere opstelling er toe zou hebben geleid dat PBQ de najaarseditie had kunnen uitgeven.
4.8.
Het voorgaande leidt ertoe dat vordering I, de verklaring voor recht dat [gedaagde] is tekort geschoten om de nakoming van de tussen partijen geldende (mondelinge) overeenkomst, althans onrechtmatig jegens TIC c.s. heeft gehandeld, zal worden afgewezen.
Omdat causaal verband tussen het handelen van [gedaagde] en de gestelde schade ontbreekt, zal ook vordering II (schadevergoeding) worden afgewezen, evenals vordering III (beslagkosten).
Verlies social media accounts
4.9.
Voor zover al zou kunnen worden aangenomen dat TIC c.s. recht kunnen doen gelden op (de waarde van) de social media accounts van Numéro Netherlands (zie 4.3), is de schade die TIC c.s. vorderen wegens het niet langer ter beschikking hebben van die accounts evenmin toewijsbaar. De rechtbank licht dat toe.
4.10.
Tussen partijen is in geschil aan wie de rechten op de social media accounts van Numéro Netherlands toekomen. TIC c.s. vorderen vergoeding van schade die volgens hen het gevolg is van het niet langer ter beschikking hebben van deze accounts. Ter onderbouwing van deze vordering hebben TIC c.s. min of meer impliciet aangenomen dat [gedaagde] in haar opdracht waardevolle content op daartoe in het leven geroepen social media accounts heeft ontwikkeld. Zij hebben gesteld dat de waarde van die accounts met name zit in het aantal volgers en hebben een waarderingsrapport overgelegd met onder andere een inschatting van de waarde per volger van deze accounts.
De vraag of TIC c.s. recht hebben op die waarde is door TIC c.s. toegelicht door te wijzen op een uitspraak van de rechtbank Den Haag uit 2018 [2] die heeft geoordeeld dat voor social media accounts (anders dan voor domeinnamen) geldt dat de naam ervan gewijzigd kan worden en niet valt in te zien dat gebruik van de accounts na naamswijziging nog inbreuk maakt op merkrechten van een merkhouder.
4.11.
[gedaagde] betwist dat de social media accounts aan TIC c.s. toebehoren. Er zijn geen afspraken gemaakt over de eigendom of de overdracht daarvan en er bestaat ook geen wettelijke verplichting om de accounts aan TIC c.s. over te dragen, aldus [gedaagde] . Hij wijst op een uitspraak van de rechtbank Rotterdam uit 2025 [3] waarin de Voorzieningenrechter heeft overwogen dat de maatstaf dat het eigendom van een domeinnaam bij de houder van het in de domeinnaam genoemde merk ligt, ook voor social media accounts geldt. Daarnaast betwist [gedaagde] dat de betrokken social media accounts enige waarde hebben voor TIC c.s. Op Youtube zijn er nauwelijks volgers. Op Instagram en TikTok wel, maar dit zijn ‘geverifieerde’ accounts [4] waarvoor volgens [gedaagde] geldt dat de gebruikersnaam van het account bij overdracht van de rechten op het account niet mag worden veranderd. Dan blijven alleen de volgers over. Die volgen het account van Numéro Netherlands vanwege de specifieke content en/of het merk Numéro waarvoor zij interesse tonen. Als zowel het merk als de content plotseling verandert is vrijwel zeker dat een groot deel van de volgers het account zullen ‘ontvolgen’, aldus [gedaagde] .
4.12.
[gedaagde] heeft niet betwist dat hij accounts op zijn naam heeft geopend, dat daarop in relatie tot de uitvoering van zijn opdracht content is verschenen en dat die content volgers heeft aangetrokken die zich als zodanig aan de betrokken accounts hebben verbonden. Partijen verschillen niet van opvatting over het feit dat een aldus opgebouwd volgersbestand in beginsel waarde heeft.
4.13.
Voor zover TIC c.s., gelet op de gemotiveerde betwisting door [gedaagde] , al voldoende hebben gesteld om te kunnen aannemen dat de naam van de accounts kan worden gewijzigd, volgt de rechtbank hen niet in hun betoog dat het mogelijk is om de volgers te behouden door de accounts in de lucht te houden en van vergelijkbare content te voorzien.
Al aangenomen dat TIC c.s. op die volgers rechten zouden kunnen doen gelden – ook dit staat niet vast, maar de rechtbank acht dit ook niet uitgesloten – wordt opgemerkt dat in de omstandigheden van de onderhavige casus moet worden aangenomen dat de accounts sinds de beëindiging van de licentie geen waarde voor TIC c.s. hebben.
Niet is immers gebleken van een nieuw merk waarvoor TIC c.s. de accounts zouden zijn gaan gebruiken. [gedaagde] heeft onbetwist aangevoerd dat PBQ / TIC naast de bestaande tijdschriften ‘Dirty Science’ en ‘Bernie’ geen andere merken heeft. Bovendien hebben TIC c.s. geen informatie verschaft die kan bijdragen tot de aanname dat zij met déze merken de volgers van Numéro Presse, in een situatie waarin dit tijdschrift door een andere uitgever op de Nederlandse markt wordt gecontinueerd en naam en content voor de volgers op het internet vindbaar blijven, meer dan vluchtig zou (hebben) kunnen vasthouden.
4.14.
Voor zover het voorgaande al niet toereikend is om die vordering ten aanzien van de waarde van de social media accounts af te wijzen, wordt nog opgemerkt dat de gestelde schade op dit punt met het als productie 37 door TIC c.s. overgelegde rapport volstrekt onvoldoende is onderbouwd. Dit rapport gaat immers uit van de waardering die de accounts hebben voor een entiteit die het recht heeft om de Nederlandse editie van Numéro te blijven uitgeven, niet van de restwaarde van losgekoppelde volgers en al helemaal niet van de waarde van die volgers in de hiervoor omschreven omstandigheden.
in conventie verder en in reconventie
(Gedeeltelijk) onbetaald gebleven facturen
4.15.
Gelet op de samenhang tussen vorderingen V en VI van TIC in conventie en de vorderingen van [gedaagde] in reconventie, zullen deze vorderingen gezamenlijk worden behandeld.
4.16.
TIC vordert in conventie bedrag van € 56.023,00 uit hoofde van de factuur van 14 juli 2024 met factuurnummer 1407202401.
[gedaagde] vordert in reconventie betaling van TIC van een bedrag van € 30.988,50.
De vordering van [gedaagde] vindt haar grondslag in een factuur van 11 juni 2024 van € 48.628,08 waarop TIC een deelbetaling van € 17.629,58 heeft gedaan. Uit de overgelegde correspondentie valt af te leiden dat [betrokkene] het bedrag van de factuur (uiteindelijk) erkent. Dat betekent dat na de deelbetaling van deze factuur nog € 30.998,50 resteerde, waarvan [gedaagde] € 30.988,50 vordert.
4.17.
TIC heeft gesteld dat [gedaagde] nog een bedrag van € 56.023,00 inclusief btw en exclusief wettelijke handelsrente aan TIC verschuldigd is. Zij heeft ter onderbouwing een (geactualiseerde) verzamelfactuur van 14 juli 2024 met factuurnummer 1407202401 overgelegd die de optelsom is van enkele openstaande facturen. TIC heeft ook de onderliggende facturen overgelegd van L’Oreal Victor & Rolf nr. 508202201, L’Oreal Mugler nr. 1205202201, Prada Perfume nr. 1810202315, YSL Beauty nr. 1810202316, YSL Advert nr. 1810202317 en Hugo nr. 205202409.
4.18.
[gedaagde] heeft de verschuldigdheid van de facturen van L’Oreal en YSL, in totaal een bedrag van € 35.090,00 erkend, maar de facturen van Prada (€ 11.858,00) en Hugo (€ 9.075,00) betwist. [gedaagde] voert aan dat Prada de factuur rechtstreeks aan TIC heeft betaald en onderbouwt dat met een whatsapp bericht waarin [betrokkene] bevestigt dat hij betaling van een factuur van Prada heeft ontvangen. TIC heeft daartegen aangevoerd dat die betaling een andere factuur van Prada betrof, die verband hield met een evenement dat Prada zou organiseren maar niet doorging. In verband met de annulering heeft [gedaagde] € 2.800,00 ex btw van Prada ontvangen, dat hij vervolgens op 2 februari 2024 aan TIC heeft voldaan.
Het bedrag van de factuur van Hugo kan [gedaagde] niet plaatsen en opzoeken kan hij het ook niet omdat TIC, althans [betrokkene] , de whatsapp berichten gedeeltelijk heeft gewist en [gedaagde] geen toegang meer heeft tot zijn e-mails. Ook is de vordering onjuist omdat in het processtuk van TIC alleen ‘Hugo’ staat en op de factuur uitsluitend ‘campaign’.
4.19.
Het verweer van [gedaagde] tegen de facturen van Prada en Hugo faalt. [gedaagde] heeft, gelet op de stellingen van TIC, met het enkel overleggen van het whatsapp bericht, de verschuldigdheid van de hier in geding zijnde factuur van Prada onvoldoende gemotiveerd betwist. Voor wat betreft de factuur van Hugo heeft TIC in het processtuk duidelijk vermeld dat het gaat om de voorjaarseditie (#10 Spring/summer 2024), wat ook op de verzamelfactuur is opgenomen. Op de onderliggende factuur van 2 mei 2024 staat eveneens vermeld dat het om de publicatie van Numéro Netherlands #10 SS 2024 gaat. Het verweer dat [gedaagde] het bedrag niet kan plaatsen, omdat hij niet meer bij het whatsapp verkeer of e-mail kan, gaat daarom niet op.
4.20.
Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat [gedaagde] alle onderliggende facturen van de verzamelfactuur van 14 juli 2024, dus in totaal € 56.023,00 inclusief btw, aan TIC moet betalen. Dat betekent dat TIC (het gevorderde restant van) de factuur van [gedaagde] van 11 juni 2024 (€ 30.988,50) terecht heeft verrekend en dat [gedaagde] het verschil, een bedrag van € 25.034,50, nog aan TIC moet betalen. Omdat het beroep op verrekening van TIC slaagt, zal de vordering in reconventie (inclusief buitengerechtelijk incassokosten en wettelijke handelsrente) worden afgewezen.
Handelsrente
4.21.
TIC vordert in conventie de wettelijke handelsrente per (onderliggende) factuur vanaf de datum van opeisbaarheid, die per 1 februari 2025 € 7.851,00 bedraagt. Echter, omdat TIC € 30.988,50 van haar vordering per 11 juni 2024 heeft verrekend, is de wettelijke handelsrente over de oudste facturen voor dat bedrag vanaf de betreffende vervaldag vermeld op de verzamelfactuur tot 11 juni 2024 verschuldigd. Uitsluitend voor de meest recente facturen tot een bedrag van € 25.034,50, zal de wettelijke handelsrente worden toegewezen tot aan de dag van betaling. Dat betekent dat [gedaagde] de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW moet betalen over:
€ 12.100,00 (L'Oreal Victor & Rolf factuurnummer 508202201), met ingang van 12 juni 2022 tot 11 juni 2024,
€ 4.840,00 (L'Oreal Mugler factuurnummer 1205202201), met ingang van 12 juni 2022 tot 11 juni 2024,
€ 11.858,00 (Prada Perfume factuurnummer 181020315), met ingang van 18 november 2023 tot 11 juni 2024,
€ 14.520,00 (YSL Beauty Event factuurnummer 1810202316), met ingang van 18 november 2023, voor wat betreft € 2.190,50 tot 11 juni 2024 en voor wat betreft € 12.329,50 tot de dag van volledige betaling,
€ 3.630,00 (YSL Beauty Advert factuurnummer 1810202317), met ingang van 18 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
€ 9.075,00 (Hugo factuurnummer 205202409), met ingang van 2 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.22.
TIC vordert in conventie, naast betaling van (het restant van) haar factuur, vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten. De vordering moet worden beoordeeld op grond van artikel 6:96 BW en het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit). Aan de wettelijke eisen voor een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten is voldaan. Daarom zal een bedrag van € 1.025,35 worden toegewezen.
Verklaring voor recht rechtsgeldig verrekend
4.23.
TIC vordert in conventie een verklaring voor recht dat zij haar vordering op [gedaagde] rechtsgeldig heeft verrekend met de factuur van [gedaagde] van 11 juni 2024. Deze vordering wordt afgewezen, omdat TIC daar geen concreet belang bij heeft. Het beroep op verrekening slaagt immers als verweer in reconventie, zodat het restant van de vordering van TIC op [gedaagde] (na eisvermeerdering) in conventie wordt toegewezen.
Proceskosten in conventie
4.24.
TIC c.s. zijn grotendeels in het ongelijk gesteld en moeten daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. Het deel van de vordering dat wel wordt toegewezen is immers maar 4% van de totaal gevorderde hoofdsom. De proceskosten van [gedaagde] worden begroot op:
- griffierecht
2.723,00
- salaris advocaat
7.004,00
(2 punten × € 3.502,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
9.905,00
4.25.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.
Proceskosten in reconventie
4.26.
[gedaagde] is in het ongelijk gesteld en moet daarom de proceskosten (inclusief nakosten) betalen. De proceskosten van TIC c.s. worden begroot op:
- salaris advocaat
1.572,00
(2 punten × € 786,00)
- nakosten
178,00
(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal
1.750,00

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
veroordeelt [gedaagde] om aan TIC te betalen een bedrag van € 25.034,50, te vermeerderen met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW over:
€ 12.100,00 (L'Oreal Victor & Rolf factuurnummer 508202201), met ingang van 12 juni 2022 tot 11 juni 2024,
€ 4.840,00 (L'Oreal Mugler factuurnummer 1205202201), met ingang van 12 juni 2022 tot 11 juni 2024,
€ 11.858,00 (Prada Perfume factuurnummer 181020315), met ingang van 18 november 2023 tot 11 juni 2024,
€ 14.520,00 (YSL Beauty Event factuurnummer 1810202316), met ingang van 18 november 2023, voor wat betreft € 2.190,50 tot 11 juni 2024 en voor wat betreft € 12.329,50 tot de dag van volledige betaling,
€ 3.630,00 (YSL Beauty Advert factuurnummer 1810202317), met ingang van 18 november 2023 tot de dag van volledige betaling,
€ 9.075,00 (Hugo factuurnummer 205202409), met ingang van 2 juni 2024 tot de dag van volledige betaling.
5.2.
veroordeelt [gedaagde] om aan TIC te betalen een bedrag van € 1.025,35 aan buitengerechtelijke kosten,
5.3.
veroordeelt TIC c.s. in de proceskosten van € 9.905,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als TIC c.s. niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.4.
veroordeelt TIC c.s. tot betaling van de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over de proceskosten als deze niet binnen veertien dagen na aanschrijving zijn betaald,
5.5.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
5.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.7.
wijst de vordering af,
5.8.
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten van € 1.750,00, te betalen binnen veertien dagen na aanschrijving daartoe, te vermeerderen met € 92,00 plus de kosten van betekening als [gedaagde] niet tijdig aan de veroordelingen voldoen en het vonnis daarna wordt betekend,
5.9.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad,
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H. Schotman en in het openbaar uitgesproken op 24 september 2025.
1621

Voetnoten

1.Bedoeld moet zijn:
2.Rechtbank Den Haag 7 maart 2018, ECLI:NL:RBDHA:2018:2643, r.o. 4.14.
3.Rechtbank Rotterdam 9 juli 2025, ECLI:NL:RBROT:2025:8336, w.o. 5.14.
4.De rechtbank begrijpt: accounts waarvan de identiteit en authenticiteit zijn bevestigd door het sociale media platform zelf, meestal met een blauw vinkje of een ander symbool naast de accountnaam.