ECLI:NL:RBNHO:2025:11653

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
21 oktober 2025
Publicatiedatum
13 oktober 2025
Zaaknummer
C/15/366625 / HA RK 25/83
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot voorlopig getuigenverhoor en afgifte stukken in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 21 oktober 2025 een beschikking gegeven naar aanleiding van een verzoek van RTFC.PL.SP.Z O.O. en TAX FREE CLUB SP. Z O.O. om een voorlopig getuigenverhoor te houden en om afgifte van stukken. De rechtbank constateert dat een van de verweerders, [verweerder 3], niet op de juiste wijze was opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 9 september 2025. Dit leidde tot de beslissing om het onderzoek ter zitting te heropenen en een nieuwe zitting te plannen. De rechtbank heeft partijen verzocht om hun verhinderdata voor de periode van november 2025 tot en met januari 2026 aan te geven, zodat een nieuwe zittingsdatum kan worden vastgesteld. De zaak betreft een geschil over de levering van drones, waarbij RTFC stelt dat zij niet alle bestelde goederen heeft ontvangen en dat er onduidelijkheid is over de rol van de verschillende rechtspersonen in deze kwestie. De rechtbank benadrukt het belang van hoor en wederhoor en de noodzaak om [verweerder 3] in de gelegenheid te stellen zijn verweer te voeren.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rekestnummer: C/15/366625 / HA RK 25/83
Beschikking van 21 oktober 2025
in de zaak van
1. de rechtspersoon naar buitenlands recht
RTFC.PL.SP.Z O.O.,
statutair en feitelijk gevestigd te Krakau (Polen),
2. rechtspersoon naar buitenlands recht
TAX FREE CLUB SP. Z O.O.,
statutair gevestigd te Warschau (Polen) en feitelijk gevestigd te Krakau (Polen),
verzoeksters,
hierna te noemen: (in enkelvoud) RTFC,
advocaat mr. F.Th.P. van Voorst,
tegen:
1. de (ontbonden) besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder 1] B.V.,
statutair gevestigd te [plaats 1],
verwerende partij,
hierna: [verweerder 1],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerder 2] B.V.,
gevestigd te [plaats 1],
verwerende partij,
hierna: [verweerder 2],
3.
[verweerder 3],
wonende/verblijvende te [plaats 2], Californië (Verenigde Staten van Amerika),
verwerende partij,
hierna: [verweerder 3],
4.
[verweerder 4],
wonende te [plaats 3],
verwerende partij,
hierna: [verweerder 4],
5. 5.
[verweerder 5],
wonende te [plaats 4],
verwerende partij,
hierna: [verweerder 5].
[verweerder 1], [verweerder 2], [verweerder 3], [verweerder 4] en [verweerder 5] hierna samen te noemen: verweerders

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van 18 juni 2025 met 15 bijlagen
- de oproepingsbrieven van de rechtbank van 15 juli 2025 voor de mondelinge behandeling op 9 september 2025
- de mondelinge behandeling op 9 september 2025 van welke zitting de griffier zittingsaantekeningen heeft bijgehouden.
1.2.
Bij de mondelinge behandeling op 9 september 2025 zijn verschenen
namens verzoeksters: de heer [verweerster 1] (medewerker van RTFC) en de heer [verweerster 2] (hoofd RTFC, lid van de raden van bestuur van beide rechtspersonen), bijgestaan door mr. Van Voorst. Van de verweerders zijn [verweerder 4] en [verweerder 5] verschenen, die laatste ook voor [verweerder 2]. [verweerder 3] is niet verschenen.
1.3.
Vervolgens is beschikking bepaald.

2.De feiten

2.1.
RTFC heeft vanaf begin 2022 drones in Nederland gekocht.
2.2.
Tot midden 2023 heeft RTFC daarvoor facturen ontvangen van ARO Timmerfabriek B.V. [verweerder 5] is sinds 1 juli 2022 bestuurder van ARO Timmerfabriek B.V. Tot 1 juli 2023 was zij dat samen met [verweerder 3]. Vanaf die datum is zij enig bestuurder van ARO Timmerfabriek B.V.
2.3.
Vanaf medio 2023 stuurde [verweerder 1] aan RTFC de facturen voor de drones. [verweerder 3] was sinds 1 januari 2022 bestuurder van [verweerder 1]. De contacten die RTFC over de (aankoop van) drones had, verliepen steeds via [verweerder 3].
2.4.
RTFC heeft alle facturen voldaan. Zij heeft in totaal € 711.275,00 voor haar bestellingen betaald. Zij heeft echter een deel van goederen niet geleverd gekregen. Dit niet geleverde deel van haar bestellingen heeft een factuurwaarde van € 109.021,01.
2.5.
[verweerder 1] is op 11 september 2023 ontbonden. Op 10 oktober 2023 is in het handelsregister geregistreerd dat [verweerder 1] is opgehouden te bestaan omdat met ingang van 11 september 2023 geen bekende baten meer aanwezig zijn. [verweerder 4] is daarbij ingeschreven als bewaarder van de boeken en bescheiden van de ontbonden besloten vennootschap.
2.6.
Op 10 januari 2022 is [verweerder 2] opgericht. [verweerder 2] heeft hetzelfde bezoekadres als [verweerder 1] voorheen had. [verweerder 2] maakt ook gebruik van dezelfde domeinnaam als [verweerder 1]: [website] en heeft (ten minste) ook activa van [verweerder 1] overgenomen. [verweerder 5] is enig bestuurder van [verweerder 2].
2.7.
In een brief van 5 maart 2024 heeft RTFC verweerders, ARO Timmerfabriek B.V. en de heer [betrokkene] (gevolmachtigde van ARO) verzocht voor 12 maart 2024:
te bewerkstelligen dat de drones alsnog werden geleverd, dan wel;
te bewerkstelligen dat het betaalde bedrag werd terugbetaald en als ook dat niet mogelijk zou zijn;
te verantwoorden waarom de levering niet plaats heeft gevonden, waardoor het komt dat [verweerder 1] niet meer over baten zou beschikken en wat de rol is van de andere rechtspersonen, in het bijzonder [verweerder 2], en van henzelf in deze kwestie.
2.8.
[verweerder 5] heeft daarop op 7 maart 2024 vanaf het mailadres van [verweerder 4] meegedeeld dat zij en haar bedrijven niet in deze kwestie betrokken zijn. Daarbij heeft zij aangegeven dat [verweerder 2] alleen de bouwactiviteiten heeft overgenomen en niet [verweerder 1].
2.9.
Op 12 maart 2024 heeft [verweerder 3] gereageerd. Hij heeft onder meer meegedeeld dat een partij drones door de douane in China in beslag genomen is en dat de Chinese leverancier compensatieleveringen zou doen. Verder laat hij weten dat [verweerder 1] is opgeheven en dat hij in deze kwestie niet veel kan doen.
2.10.
Vervolgcorrespondentie heeft niet tot een oplossing geleid.

3.Het verzoek en het verweer

3.1.
RTFC verzoekt de rechtbank:
een voorlopig getuigenverhoor te bevelen van [verweerder 3], [verweerder 4] en [verweerder 5] en;
een bevel te geven aan respectievelijk (a) [verweerder 5] en [verweerder 2] en (b) [verweerder 4], [verweerder 3] en [verweerder 1] om afschriften te verschaffen van in het verzoekschrift nader door haar beschreven gegevens.
3.2.
RTFC voert daarbij het volgende aan. RTFC heeft bij [verweerder 3] drones besteld, die vooruit betaald werden. Nadat [verweerder 1] de laatste betaling van RTFC heeft ontvangen, heeft [verweerder 3] de activa van [verweerder 1] verkocht aan [verweerder 2], waarin zijn assistente [verweerder 5] bestuurder is gemaakt. Vervolgens heeft hij een turboliquidatie toegepast bij [verweerder 1]. Dat kan niet want zolang de leverancier de door RTFC gekochte drones niet heeft geleverd, heeft [verweerder 1] nog een aanspraak op die leverancier. Die aanspraak is een bate in de zin van artikel 2:19 lid 4 van het Burgerlijk Wetboek (BW). In dat geval is turboliquidatie niet mogelijk en moet er vereffend worden. Verder zal [verweerder 1] geld ontvangen hebben voor de verkoop van de activa. Daarmee had mogelijk de vordering van RTFC betaald kunnen worden. Verweerders hebben ondanks herhaald verzoek geen opheldering gegeven over deze kwestie. Zij toonden niet de minste bereidwilligheid om behulpzaam te zijn bij een oplossing.
RTFC wil óf de drones alsnog geleverd krijgen, óf terugbetaling van de door haar betaalde koopsom, al dan niet bij wege van schadevergoeding te betalen door “(de bij) [verweerder 1] en/of [verweerder 2] (betrokken personen)”. Om haar strategie te kunnen bepalen en te bezien welke juridische mogelijkheden zij heeft, wil zij getuigen laten horen en wil zij gegevens verkrijgen.
3.3.
De belanghebbenden, voor zover ter zitting verschenen, hebben vooral aangevoerd dat zij niet begrijpen wat RTFC eraan heeft om hen als getuigen te horen. Zij zijn niet bekend met de gang van zaken rond de verkoop van drones. [verweerder 4] weet niet meer dan uit de stukken kan blijken en [verweerder 5] is enkel een ondernemer die het aannemersbedrijf van haar overleden echtgenoot voortzet.
[verweerder 4] heeft verder verklaard dat de boeken en bescheiden van [verweerder 1], die hij als bewaarder onder zich heeft, op het kantoor van [verweerder 2] liggen. Ook heeft hij gezegd dat er van de overname van activa door [verweerder 2] wel het een en ander schriftelijk is vastgesteld, maar dat hij en [verweerder 5] niet weten wat [verweerder 3] vervolgens precies heeft gedaan in [verweerder 1].

4.De beoordeling

Oproep van [verweerder 3]

4.1.
De rechtbank constateert dat aan [verweerder 3], als verweerder, bij gewone en aangetekende post een brief is gezonden met de oproep voor de mondelinge behandeling van het verzoek van RTFC. Deze brieven zijn gericht aan een door mr. Van Voorst in het verzoekschrift opgenomen adres.
4.2.
Bij de mondelinge behandeling heeft [verweerder 5] verteld dat [verweerder 3] tegenwoordig in de Verenigde Staten van Amerika woont en dat [verweerder 3] haar heeft gezegd dat hij geen oproep heeft ontvangen, hoewel hij zijn adres in de Verenigde Staten aan mr. Van Voorts had doorgegeven. Mr. Van Voorst heeft daarop het volgende gezegd. Hij heeft [verweerder 3] enkel telefonisch gesproken. Toen heeft [verweerder 3] hem weliswaar gezegd dat hij in de Verenigde Staten verbleef, maar mr. Van Voorst heeft daaruit niet begrepen dat dit om een langer durend verblijf ging. Anders dan [verweerder 3] tegen [verweerder 5] heeft gezegd, heeft [verweerder 3] mr. Van Voorst ook geen adres in de Verenigde Staten gegeven. Mr. Van Voorst is daarom afgegaan op het adres in België dat werd vermeld bij de Kamer van Koophandel.
4.3.
Een dag na de mondelinge behandeling heeft de rechtbank een e-mail ontvangen van [verweerder 3]. Daarin schrijft hij:
Ik vernam zojuist van Mevr [verweerder 5] dat de advocaat van de eisende partij geen weet had van mijn adres wat pertinent niet waar is, zie hier mijn email aan hem van 19 Juni j.l.
4.4.
In de e-mail van 19 juni 2025 schrijft [verweerder 3] aan mr. Van Voorst voor zover van belang:
(…) Maar goed, correspondenties heeft geen zin om naar België te sturen. De verhuis post wordt niet doorgestuurd.
Mijn adres is (of per email)
[verweerder 3]
[adres]
.
4.5.
De rechtbank heeft de e-mail van [verweerder 3] doorgestuurd naar mr. Van Voorst met het verzoek daarop te reageren. In zijn bericht van 24 september 2025 heeft mr. Van Voorst daarop het volgende bericht:
(…) Uit mijn dossier maak ik verder op dat ik de e-mail van 19 juni 2025, 21:26, van [verweerder 3] inderdaad heb ontvangen. Of dat kwam door het late tijdstip van ontvangst of door andere omstandigheden weet ik niet, maar deze e-mail is kennelijk zonder verdere actie van mijn kant met een enkele druk op de knop in het dossier gegaan. Ter zitting heb ik verklaard dat ik van [verweerder 3] wel wist dat hij in de Verenigde Staten verbleef, maar geen adres van hem had. Die verklaring was te goeder trouw in de zin dat ik op dat moment mij die e-mail niet meer kon herinneren.
Desalniettemin heb ik hier wel een fout gemaakt: ik had, na de ontvangst van de e-mail van [verweerder 3], de rechtbank daarvan op de hoogte moeten stellen. Voor deze omissie bied ik bij dezen de rechtbank en de betrokkenen bij de procedure mijn excuses aan.
4.6.
Uit het vorenstaande komt naar voren dat aan de rechtbank niet het juiste adres van [verweerder 3] kenbaar is gemaakt. Als gevolg daarvan heeft de per gewone en aangetekende post verzonden oproepingsbrief van de rechtbank [verweerder 3] niet bereikt.
4.7.
Gelet op het fundamentele belang van het beginsel van hoor en wederhoor, waarvan de naleving essentieel is voor een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak, moet de rechter, als sprake is van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs twijfel kan bestaan of de oproep door de opgeroepene is ontvangen, onderzoek naar die ontvangst te doen en, als daarvoor aanleiding bestaat, de datum van de mondelinge behandeling verplaatsen of een nieuwe mondelinge behandeling bepalen. [1]
4.8.
[verweerder 3] is niet verschenen voor de mondelinge behandeling op 9 september 2025. Uit hetgeen hiervoor is weergegeven volgt dat de oproepbrief voor de zitting naar België is gestuurd terwijl [verweerder 3] verzoeksters heeft meegedeeld dat hij daar niet meer woont en daarbij een nieuw adres heeft verstrekt. Daarmee is het aannemelijk dat de oproep [verweerder 3] niet heeft bereikt. [verweerder 3] is dan ook niet op de juiste wijze opgeroepen en moet alsnog in de gelegenheid worden gesteld om ter zitting zijn verweer te voeren.
4.9.
De rechtbank houdt daarom de behandeling van het verzoek aan en bepaalt dat er een nadere mondelinge behandeling zal plaatsvinden. Daarbij is het niet nodig dat de andere verweerders op de zitting verschijnen. Zij hebben al op het verzoekschrift gereageerd en hebben ook vragen van de rechtbank beantwoord. Het staat hen echter wel vrij om bij de zitting aanwezig te zijn en daarin het woord te voeren. In het kader van hoor en wederhoor moeten verweerders ook over en weer kunnen reageren op hetgeen ter zitting naar voren wordt gebracht. Ook de andere verweerders zullen daarom een oproep ontvangen,
4.10.
Partijen worden verzocht uiterlijk binnen twee weken na de datum van deze beschikking hun verhinderdata over de periode november 2025 tot en met januari 2026 schriftelijk aan de rechtbank door te geven, waarna een nieuwe zittingsdatum zal worden bepaald.

5.De beslissing

De rechtbank
5.1.
heropent het op 9 september 2025 ter zitting gesloten onderzoek ter zitting,
5.2.
bepaalt dat er een nadere mondelinge behandeling zal plaatsvinden,
5.3.
bepaalt dat verzoeksters en verweerders
uiterlijk binnen twee wekenna de datum van deze beschikking
schriftelijkhun verhinderdata over de periode
november 2025 tot en met januari 2026aan de rechtbank kenbaar moeten maken,
5.4.
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.A. Hoogkamer en in het openbaar uitgesproken op 21 oktober 2025.