Uitspraak
Rechtbank noord-holland
uitspraak van de meervoudige kamer van 14 oktober 2025 in de zaak tussen
[eiser] , wonende te [woonplaats] , eiser
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.
Procesverloop
drs. [naam 4] .
Rechtbank Noord-Holland
In deze zaak is in geschil of eiser, wiens aanslagen inkomstenbelasting over de jaren 2017 en 2018 op 24 december 2021 onherroepelijk vaststonden, een beroep kan doen op het Kerstarrest van de Hoge Raad. Eiser heeft verzocht om vermindering van de aanslagen op basis van dit arrest, dat strijd met supranationale bepalingen en nationale regelingen zou inhouden. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verzoeken van eiser zijn afgewezen door de Belastingdienst, en dat eiser hiertegen bezwaar heeft gemaakt. De rechtbank heeft de zaak behandeld in een zitting op 23 september 2025, waar partijen hun standpunten hebben toegelicht. Eiser heeft aangevoerd dat hij recht heeft op rechtsherstel, maar de rechtbank oordeelt dat de aanslagen reeds onherroepelijk vaststonden op het moment dat het Kerstarrest werd gewezen. De rechtbank volgt de redenering van de Belastingdienst dat niet-bezwaarmakers geen beroep kunnen doen op het Kerstarrest, en dat de verzoeken terecht zijn afgewezen. De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond, en verwijst naar eerdere uitspraken van andere rechtbanken die vergelijkbare gronden hebben verworpen. De rechtbank concludeert dat er geen sprake is van een verschoonbare termijnoverschrijding en dat de aanslagen IB/PVV niet op basis van een lager forfaitair bedrag vastgesteld kunnen worden. De uitspraak is gedaan op 14 oktober 2025.