ECLI:NL:RBNHO:2025:11870

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
9 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
11550168 \ CV EXPL 25-526
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verstek
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing van vordering op basis van (pre)contractuele informatieplichten in consumentenkoop

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 9 oktober 2025 uitspraak gedaan in een bodemzaak tussen Glaspunt B.V. en een niet verschenen gedaagde partij. De eisende partij, vertegenwoordigd door Straetus Legal Oost, had een vordering ingesteld op basis van een overeenkomst op afstand met een consument. De rechtbank heeft ambtshalve getoetst of de eisende partij heeft voldaan aan de (pre)contractuele informatieplichten zoals voorgeschreven in het Burgerlijk Wetboek. De eisende partij heeft voldoende onderbouwd dat zij aan deze verplichtingen heeft voldaan, onder andere door het overleggen van schermafbeeldingen, algemene voorwaarden en een opdrachtbevestiging.

De rechtbank oordeelde dat de gedaagde partij geen recht had op ontbinding van de overeenkomst, omdat het ging om een consumentenkoop van een op maat gemaakte zaak. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn, en heeft de vordering van de eisende partij grotendeels toegewezen. De gedaagde partij is veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 1.105,37, vermeerderd met wettelijke rente, en is ook in de proceskosten veroordeeld. De kosten van de akte zijn voor rekening van de eisende partij, omdat deze kosten door haar zelf zijn veroorzaakt. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
locatie Zaanstad
Zaaknr./rolnr.: 11550168 \ CV EXPL 25-526
Uitspraakdatum: 9 oktober 2025
Verstekvonnis van de kantonrechter in de zaak van:
Glaspunt B.V.
te Arnhem
de eisende partij
gemachtigde: Straetus Legal Oost
tegen
[gedaagde]
te [plaats]
de gedaagde partij
niet verschenen

1.De verdere procedure

1.1.
Bij tussenvonnis van 19 juni 2025 is de eisende partij in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de wijze waarop zij heeft voldaan aan de op haar rustende (pre)contractuele informatieverplichtingen. Ter uitvoering van dat vonnis heeft de eisende partij een akte genomen.

2.De beoordeling

2.1.
De vordering is gebaseerd op een overeenkomst op afstand tussen een handelaar en een consument. Bij het sluiten van dergelijke overeenkomsten moet ter bescherming van de consument aan de wettelijke (pre)contractuele informatieplichten van de artikelen 6:230m lid 1 en 6:230v van het Burgerlijk Wetboek (BW) worden voldaan. Dat aan deze plichten is voldaan, moet gemotiveerd worden gesteld en onderbouwd. De kantonrechter moet er ambtshalve op toezien dat die voorschriften worden nageleefd, dus ook als er geen verweer is gevoerd. [1]
2.2.
Omdat de overeenkomst hoofdzakelijk een consumentenkoop betreft van een volgens specificaties van de consument vervaardigde zaak, die niet geprefabriceerd was en die werd vervaardigd op basis van de individuele keuze van de gedaagde partij, had de gedaagde partij op grond van artikel 6:230p onder f BW geen recht op ontbinding van de overeenkomst. Dit betekent dat de (pre)contractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 onder h, i en j BW niet van toepassing zijn.
Ambtshalve toetsing van de (pre)contractuele informatieplichten
2.3.
Een bestelknop in de zin van artikel 6:230v lid 3 BW is niet aan de orde, gelet op de beschreven wijze van digitale ondertekening van de overeenkomst.
2.4.
De eisende partij stelt te hebben voldaan aan de precontractuele informatieplichten van artikel 6:230m lid 1 BW. Ter onderbouwing hiervan heeft zij schermafbeeldingen, haar algemene voorwaarden en een opdrachtbevestiging overgelegd, voorzien van een toelichting.
2.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de eisende partij voldoende heeft toegelicht en onderbouwd dat is voldaan aan de (overige) (pre)contractuele informatieplichten.
Wat is toewijsbaar?
2.6.
De eisende partij maakt onder meer aanspraak op vergoeding van wettelijke rente. Ter onderbouwing van haar vordering stelt de eisende partij dat de gedaagde partij in verzuim is geraakt na het verstrijken van de betalingstermijn zoals vermeld op de desbetreffende nota/factuur. Een betaaltermijn op een nota/factuur is op zichzelf echter geen fatale termijn als bedoeld in artikel 6:83 aanhef en onder a BW. Daarvoor is in beginsel een voor nakoming overeengekomen termijn vereist. Uit het lichaam van de dagvaarding blijkt niet dat partijen de betalingstermijn zijn overeengekomen, zodat het ervoor moet worden gehouden dat de gedaagde partij niet na het verstrijken van deze betalingstermijn in verzuim is geraakt. Uit de dagvaarding blijkt dat de eisende partij de gedaagde partij nog verschillende ingebrekestellingen heeft gestuurd waarvan minstens een voor het versturen van de veertiendagenbrief. De wettelijke rente zal worden toegewezen vanaf het moment dat de in de laatste ingebrekestelling gestelde betalingstermijn is verstreken, omdat vast staat dat de gedaagde partij in ieder geval vanaf dat moment in verzuim verkeert.
2.7.
De gevorderde hoofdsom en buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen, omdat deze vorderingen de kantonrechter niet onrechtmatig of ongegrond voorkomen. De gevorderde verschenen rente wordt gelet op het voorgaande afgewezen. De verdere rente zal worden toegewezen zoals hierna vermeld.
Conclusie en proceskosten
2.8.
De vordering wordt (grotendeels) toegewezen.
2.9.
De gedaagde partij wordt overwegend in het ongelijk gesteld en zal daarom in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten van de genomen akte blijven echter voor rekening van de eisende partij omdat het aan haarzelf te wijten was dat zij deze kosten moest maken.

3.De beslissing

De kantonrechter:
3.1.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling aan de eisende partij van € 1.105,37, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 961,19 vanaf 6 april 2024 tot aan de dag van de gehele betaling;
3.2.
veroordeelt de gedaagde partij tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van de eisende partij tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 120,78;
griffierecht € 340,00;
salaris gemachtigde € 135,00;
3.3.
verklaart de veroordeling(en) in dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
3.4.
wijst de vordering voor het overige af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W.S.J. Thijs en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter

Voetnoten

1.Zie, onder meer, het arrest van de Hoge Raad van 12 november 2021, ECLI:NL:HR:2021:1677.