ECLI:NL:RBNHO:2025:11913

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
1 oktober 2025
Publicatiedatum
16 oktober 2025
Zaaknummer
15/034520-25
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Poging tot diefstal met geweld en poging tot inbraak door een minderjarige

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 1 oktober 2025 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een minderjarige verdachte. De verdachte is beschuldigd van een poging tot diefstal met geweld en een poging tot inbraak. De feiten vonden plaats in Schagen, waar de verdachte het slachtoffer naar een steeg heeft gelokt en hem met een mes heeft bedreigd, wat resulteerde in steekwonden. Daarnaast heeft de verdachte geprobeerd in te breken in een telefoonwinkel, maar is hij zonder buit vertrokken toen het alarm afging. De rechtbank heeft de verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toegerekend, rekening houdend met zijn psychische problemen en de lange periode in voorarrest. De rechtbank heeft een jeugddetentie van 53 dagen opgelegd, met aftrek van de tijd in voorarrest, en een voorwaardelijke werkstraf van 20 uren met een proeftijd van twee jaar. Bij de strafoplegging is rekening gehouden met de ernst van de feiten, de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de adviezen van deskundigen en de Raad voor de Kinderbescherming.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie & Jeugd
Locatie Alkmaar
Meervoudige kamer jeugdstrafzaken
Parketnummer: 15/034520-25 (P)
Uitspraakdatum: 1 oktober 2025
Tegenspraak
Verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting met gesloten deuren van 17 september 2025 in de zaak tegen:
[de verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres
[adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
[officier van justitie] en van wat de verdachte en zijn raadsman, mr. E. Boskma, advocaat te Alkmaar, naar voren hebben gebracht. Verder heeft de rechtbank acht geslagen op wat door de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de Raad) en de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering (hierna: de jeugdreclassering) is meegedeeld. Ook heeft de rechtbank kennisgenomen van de vordering van de benadeelde partij.

1.Tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
hij op of omstreeks 31 januari 2025 te Schagen aan de openbare weg, te weten een steeg gelegen aan/nabij de [straat] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon en/of een geldbedrag in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 1] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan, te doen vergezellen en/of te doen volgen van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
- die [benadeelde partij 1] naar een steeg, althans een afgelegen/afgezonderde plek, heeft gelokt en/of
- (onverhoeds) een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, heeft getrokken en/of aan die [benadeelde partij 1] heeft getoond en/of
- met dit mes, althans scherpe en/of puntige voorwerp, in de (onder)arm van die [benadeelde partij 1] heeft gestoken/gesneden en/of
- tegen die [benadeelde partij 1] heeft geroepen 'pak je portemonnee en je telefoon'
en/of
- vervolgens steekbewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 1] en/of daarbij die [benadeelde partij 1] (opnieuw) heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op of omstreeks 1 juli 2024 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om (een) telefoon(s), in elk geval enig goed, dat/die geheel of ten dele aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] , in elk geval aan een ander toebehoorde(n) weg te nemen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn bereik te brengen door middel van braak, verbreking en/of inklimming, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van de verdachte heeft zich ten aanzien van de bewezenverklaring van de ten laste gelegde, door de verdachte bekende, feiten gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Oordeel van de rechtbank
3.3.1.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten op grond van de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De bewijsmiddelen zullen worden uitgewerkt in die gevallen waarin de wet aanvulling van
het vonnis vereist en zullen dan in een aan dit vonnis te hechten aanvulling worden
opgenomen.
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat:
Feit 1:
hij op 31 januari 2025 te Schagen aan de openbare weg, te weten een steeg gelegen nabij de [straat] , ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om een telefoon en een geldbedrag, die aan [benadeelde partij 1] , toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en deze voorgenomen diefstal te doen voorafgaan en te doen vergezellen van geweld en bedreiging met geweld tegen die [benadeelde partij 1] , te plegen met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden of gemakkelijk te maken , doordat hij:
- die [benadeelde partij 1] naar een steeg, heeft gelokt en
- een mes, heeft getrokken en aan die [benadeelde partij 1] heeft getoond en
- met dit mes, , in de (onder)arm van die [benadeelde partij 1] heeft gesneden en
- tegen die [benadeelde partij 1] heeft geroepen 'pak je portemonnee en je telefoon'
en
- vervolgens bewegingen heeft gemaakt in de richting van het lichaam van die [benadeelde partij 1] en daarbij die [benadeelde partij 1] opnieuw heeft geraakt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
hij op 1 juli 2024 te Schagen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om telefoons, die aan [benadeelde partij 2] en/of [benadeelde partij 3] toebehoorden weg te nemen met het oogmerk om deze zich wederrechtelijk toe te eigenen en zich toegang tot de plaats van het misdrijf te verschaffen door middel van braak, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Feit 1: poging tot diefstal, voorafgegaan en vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken.
Feit 2: poging tot diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van braak.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is daarom strafbaar.

5.Strafbaarheid van de verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is daarom strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 90 dagen, waarvan 37 dagen voorwaardelijk met aftrek van het voorarrest en met een proeftijd van twee jaren. De officier van justitie heeft verzocht aan het voorwaardelijke strafdeel, naast de algemene voorwaarde, de door de Raad in het Raadsadvies en mondeling op de zitting geadviseerde bijzondere voorwaarden te verbinden en deze dadelijk uitvoerbaar te verklaren.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit de verdachte te veroordelen tot een jeugddetentie voor de duur van 53 dagen, met aftrek van het voorarrest en een geheel voorwaardelijke werkstraf met een proeftijd van twee jaren onder de algemene en de door de Raad geadviseerde bijzondere voorwaarden.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. De verdachte heeft hierbij het slachtoffer een steeg ingelokt en hem bedreigd door te zwaaien met een mes. Het slachtoffer heeft daarbij steekwonden in zijn arm en hand opgelopen. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en blijkens diens vordering tot schadevergoeding heeft het slachtoffer tot op heden last van de psychische gevolgen van het feit.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een telefoonwinkel. De verdachte heeft daarbij het raam van de winkel ingetrapt en is de winkel binnen gegaan. Toen het alarm afging en hij auto’s voorbij zag rijden, is de verdachte weggegaan zonder iets mee te nemen. De verdachte heeft bij zijn handelen geen oog gehad voor de gevolgen van de feiten voor de slachtoffers en was alleen gericht op zijn eigen financiële voordeel. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. Dergelijke misdrijven hebben bovendien niet alleen gevolgen voor het slachtoffer, maar dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
  • het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 augustus 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
  • het over de verdachte uitgebrachte Pro-Justitia rapport van 11 april 2025, door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
  • het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 8 augustus 2025 van [raadsmedewerker] als raadsmedewerker verbonden aan de Raad.
Rapport van de psycholoog
Uit het Pro Justitiarapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis (gedesorganiseerde type, persisterend), een posttraumatische-stressstoornis, een ticstoornis (Gilles de la Tourette), een norm overschrijdende gedragsstoornis (type beginnend in de kinderleeftijd), een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteit stoornis (adhd), in ernstige mate en zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van deze psychische stoornissen en het functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau. Er wordt geadviseerd betrokkene de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Door de psycholoog is aangegeven dat er bovendien veel instabiliteit is in zowel het cognitieve-, sociaal-emotionele- en gedragsmatig functioneren. De verdachte heeft veel moeite zijn eigen gedrag te organiseren en (tijdig) bij te sturen, waarbij hij onvoldoende rekening houdt met de consequenties van zijn gedrag. Dit wordt verder versterkt door de verhoogde impulsiviteit samenhangend met de adhd. Het functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau maakt dat de verdachte in het algemeen over beperkte handelsvaardigheden beschikt en verminderd inzicht heeft in onder andere oorzaak-gevolg relaties. Het risico op recidive neemt hierdoor in het algemeen toe. Er worden risicofactoren gezien, terwijl er geen duidelijk beschermende factoren zijn. Al met al wordt het risico op toekomstig grensoverschrijdend en/of delinquent gedrag op basis van de gebruikte instrumenten ingeschat als hoog.
In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en om het risico op toekomstig grensoverschrijdend en delinquent gedrag verder te beperken is begeleiding en behandeling in een sterk gestructureerd kader aangewezen. Binnen de behandeling dient aandacht besteed te worden aan het stabiliseren en verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren. Daarnaast is het van belang om aandacht te besteden aan het versterken van de eigen identiteit, het verbeteren van het zelfbeeld/zelfvertrouwen en verbeteren van de emotieregulatie van de verdachte. Wat betreft de strafafdoening wordt een (deels) voorwaardelijke afdoening het best passend geacht. Hierbij wordt – gezien de kwetsbaarheid en overheersende civiele problematiek – een werkstraf ter overweging meegegeven. Geadviseerd wordt tevens als bijzondere voorwaarden op te nemen dat de verdachte mee moet werken aan verplichte begeleiding door de jeugdreclassering en aan behandeling, ook als dit plaatsing in een 24-uurs behandelsetting inhoudt.
Rapport van de Raad
Het advies van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De Raad adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast adviseert de Raad aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene en een aantal hieronder genoemde bijzondere voorwaarden.
De uitkomsten van het onderzoek van de Raad sluiten aan bij het beeld uit de Pro Justitia
rapportage. Naar voren komt dat de verdachte veel nare gebeurtenissen heeft meegemaakt in zijn leven. Hij is op zijn zesde uithuisgeplaatst en heeft in meerdere pleeggezinnen en leefgroepen gewoond. Sinds zijn schorsing in maart 2025 verblijft de verdachte in civiel kader bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] op de gesloten setting. Positief is dat de verdachte bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] naar school gaat en dit goed weet vol te houden. Hij vindt school leuk en ziet in dat dit belangrijk is voor zijn toekomst. Daarnaast werkt de verdachte mee aan de schorsende voorwaarden en houdt hij zich hier goed aan. Hij heeft goed contact met beide ouders en heeft regelmatig telefonisch contact met hen. De verdachte komt herhaaldelijk in probleemsituaties terecht, waarbij hij de wet overtreedt. De verdachte is beïnvloedbaar en kan gevolgen van situaties onvoldoende inschatten; hij ziet pas achteraf in dat hij dingen niet of anders had moeten doen. Hij bevindt zich in een netwerk van mensen die hem inzetten voor criminele of seksuele activiteiten. De Raad schat het recidiverisico in als hoog.
Op de zitting is door de Raad aanvullend naar voren gebracht dat hoewel de verdachte duidelijk spijt betuigt van wat hij heeft gedaan, niet uitgesloten kan worden dat hij nogmaals de fout in gaat als hem geen strakke kaders worden geboden. De verdachte verblijft nu nog bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] . Hij is nog de enige op deze groep omdat de behandelgroep op [accommodatie gesloten jeugdhulp] binnenkort zal sluiten. De onduidelijkheid over zijn vervolgplek is niet goed voor hem. Het is voor zijn verdere ontwikkeling van groot belang dat er zo snel mogelijk een goede vervolgplek wordt gevonden. Er moet daarbij worden gekeken naar een maatwerkplek, waarbij hij in een kleine groep verblijft en zoveel als mogelijk één-op-één begeleiding krijgt. De Raad heeft op de zitting daarom de volgende bijzondere voorwaarden, met dadelijke uitvoerbaarheid, geadviseerd:
• meewerken aan het hebben van een dagbesteding voor minimaal drie dagen per week;
• een contactverbod met de slachtoffer(s);
• meewerken aan behandeling en begeleiding die de jeugdreclassering nodig acht, ook als dat een plaatsing in een 24-uurs behandelsetting is; of een maatwerk plek waarbij er sprake is van een zo klein mogelijke groep en één-op-één begeleiding gegeven kan worden en de behandeling wordt ingezet vanuit ambulant kader.
(De behandeling moet gericht worden op het stabiliseren en verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren, eventueel aangevuld met traumabehandeling zoals EMDR.)
• zich houden aan de huisregels waar hij op dat moment verblijft.
Standpunt jeugdreclassering
Op de zitting is namens de jeugdreclassering naar voren gebracht dat zij de rapporten van de psycholoog en de Raad onderschrijven. De verdachte heeft zich goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. Hij heeft goed meegewerkt, staat open voor therapie en stelt zich begeleidbaar op. Het is belangrijk dat er een goede vervolgplek voor hem wordt gevonden.
Conclusie rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf
Bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank enerzijds gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de over hem opgemaakte rapportages en de daaruit voortvloeiende adviezen. De rechtbank sluit zich aan bij de in het Pro-Justitia rapport weergegeven conclusie van de deskundige om de verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank heeft verder meegewogen dat de verdachte lange tijd in voorarrest heeft gezeten omdat er geen passende woonplek voor hem beschikbaar was en houdt rekening met het feit dat de verdachte op de zitting openheid van zaken heeft gegeven waarbij hij oprecht spijt heeft betuigd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 53 dagen op zijn plaats is, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vindt de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren passend. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaar verbinden. Aan de proeftijd wordt de algemene voorwaarde verbonden dat de verdachte zich gedurende deze twee jaar niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en daarnaast de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank ziet geen aanleiding om een dergelijk verbod aan de verdachte op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit gegeven, in combinatie met het als hoog ingeschatte recidiverisico in geval de verdachte niet wordt behandeld en de grote mate van beïnvloedbaarheid, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een ernstig misdrijf zal begaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk en tevens in het belang van de verdachte. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.

7.Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel

7.1.
Vordering benadeelde partij [benadeelde partij 1] (feit 1)
De benadeelde partij [benadeelde partij 1] heeft een vordering tot schadevergoeding van
€ 4.400,00 ingediend tegen de verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het onder 1 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag. De gestelde materiële schade bestaat uit een jas (€ 150,00), schoenen (€ 170,00) en een broek en T-shirt (€ 80,00). De gestelde immateriële schade
(€ 4.000,-) bestaat uit zowel fysiek als psychisch letsel.
7.1.1.
Standpunt officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij.
7.1.2
Standpunt van de verdediging
De verdediging heeft bepleit dat de vordering van de benadeelde partij voor het materiële gedeelte, met uitzondering van de schoenen, kan worden toegewezen. Ten aanzien van de immateriële schade heeft de verdediging bepleit dat deze ernstig moet worden gematigd.
7.1.3.
Het oordeel van de rechtbank
Materiële schade
Vaststaat dat aan de benadeelde partij als gevolg van de bewezen verklaarde feiten rechtstreeks materiële schade is toegebracht. Naar het oordeel van de rechtbank komt de gevorderde materiële schade tot een bedrag van in totaal € 200,00 voor vergoeding in aanmerking. De rechtbank is van oordeel dat de gevorderde schadevergoeding die ziet op de jas, de schoenen, de broek en het T-shirt van de benadeelde partij rechtstreeks voortvloeit uit het onder 1 bewezen verklaarde feit maar onvoldoende is onderbouwd nu er geen aanschafbonnen zijn overgelegd noch anderzijds aanknopingspunten zijn geboden voor waardebepaling van deze spullen. Bij het bepalen van de hoogte van de schade zal de rechtbank daarom gebruikmaken van haar schattingsbevoegdheid. De rechtbank waardeert de schade aan de jas, de schoenen, de broek en het T-shirt op totaal € 200,- en zal de rest van dit deel van de vordering afwijzen.
Immateriële schade
De benadeelde partij heeft, op grond van artikel 6:106, eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, recht op een naar billijkheid vast te stellen vergoeding van de immateriële schade. Op grond van de omstandigheden waaronder het feit heeft plaats gevonden en rekening houdend met de vergoedingen die in soortgelijke zaken worden toegekend, begroot de rechtbank de immateriële schade naar billijkheid op € 500,00. Voor het overige zal de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in zijn vordering tot vergoeding van immateriële schade.
De rechtbank ziet als gevolg van verdachtes onder feit 1 bewezen verklaarde handelen
aanleiding ter zake van de vordering van de benadeelde partij de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f Sr op te leggen.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 36f, 45, 77a, 77g, 77i, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 77gg, 310, 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat de verdachte de laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat de bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart de verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een jeugddetentie voor de duur van
drieënvijftig (53) dagen.
Bepaalt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, te stellen op drieënvijftig (53) dagen, bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijk opgelegde deel van de jeugddetentie in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt de verdachte tot het verrichten van
twintig (20) urentaakstraf in de vorm van een werkstraf, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door tien (10) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat deze taakstraf
nietten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Stelt als algemene voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat de veroordeelde gedurende de proeftijd:
• meewerkt aan het hebben van een dagbesteding voor minimaal drie dagen;
• meewerkt aan behandeling en begeleiding die de jeugdreclassering nodig acht, ook als dat een plaatsing in een 24-uurs behandelsetting is of een maatwerk plek waarbij sprake is van een zo klein mogelijke groep en 1-op-1 begeleiding gegeven kan worden en de behandeling wordt ingezet vanuit ambulant kader. De behandeling moet gericht worden op het stabiliseren en verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren, eventueel aangevuld met traumabehandeling zoals EMDR;
• zich houdt aan de huisregels van de instelling waar hij op dat moment verblijft.
Geeft opdracht aan de gecertificeerde instelling De William Schrikker Stichting, Jeugdbescherming en Jeugdreclassering, gevestigd te Amsterdam, een gecertificeerde instelling die jeugdreclassering uitvoert, tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Stelt verder als voorwaarden dat de veroordeelde is gehouden om, ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit medewerking te verlenen aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of een identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage aan te bieden en medewerking te verlenen aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 77aa, eerste tot en met het vierde lid, Sr, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht.
Bepaalt dat de aan de voorwaardelijke straf verbonden bijzondere voorwaarden en het op de naleving van die bijzondere voorwaarden uit te oefenen toezicht
dadelijk uitvoerbaarzijn.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [benadeelde partij 1] geleden schade tot een bedrag van
€ 700,00bestaande uit € 200,00 als vergoeding voor de materiële en € 500,00 als vergoeding voor de immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 31 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening, aan [benadeelde partij 1] , voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt de verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
De vordering tot vergoeding van materiële schade tot een bedrag van € 200,00 wordt afgewezen.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering. De benadeelde partij kan het niet-ontvankelijke deel van zijn vordering bij de civiele rechter aanbrengen.
Legt de verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van slachtoffer [benadeelde partij 1] de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 700,00 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 31 januari 2025 tot aan de dag der algehele voldoening. Indien de schadevergoedingsmaatregel niet of niet volledig wordt voldaan, kan gijzeling worden toegepast met een totale maximumduur van 0 dagen.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de Staat en dat betalingen aan de Staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel tot voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. J. Lintjer, voorzitter, tevens kinderrechter
mr. N. Cuvelier, rechter, tevens kinderrechter en mr. G.D. Kleijne, rechter,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. J.E. Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 1 oktober 2025.