6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan de verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, en door de persoon van de verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Ernst van de feiten
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een poging tot diefstal met geweld. De verdachte heeft hierbij het slachtoffer een steeg ingelokt en hem bedreigd door te zwaaien met een mes. Het slachtoffer heeft daarbij steekwonden in zijn arm en hand opgelopen. De verdachte heeft hiermee een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van het slachtoffer en blijkens diens vordering tot schadevergoeding heeft het slachtoffer tot op heden last van de psychische gevolgen van het feit.
Daarnaast heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan een poging tot inbraak in een telefoonwinkel. De verdachte heeft daarbij het raam van de winkel ingetrapt en is de winkel binnen gegaan. Toen het alarm afging en hij auto’s voorbij zag rijden, is de verdachte weggegaan zonder iets mee te nemen. De verdachte heeft bij zijn handelen geen oog gehad voor de gevolgen van de feiten voor de slachtoffers en was alleen gericht op zijn eigen financiële voordeel. Dit rekent de rechtbank de verdachte aan. Dergelijke misdrijven hebben bovendien niet alleen gevolgen voor het slachtoffer, maar dragen ook bij aan gevoelens van onveiligheid in de samenleving als geheel.
Persoon van de verdachte
Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie van 28 augustus 2025, waaruit blijkt dat hij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten;
- het over de verdachte uitgebrachte Pro-Justitia rapport van 11 april 2025, door [GZ-psycholoog] , GZ-psycholoog;
- het over de verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapport van 8 augustus 2025 van [raadsmedewerker] als raadsmedewerker verbonden aan de Raad.
Rapport van de psycholoog
Uit het Pro Justitiarapport blijkt dat bij de verdachte sprake is van een reactieve hechtingsstoornis (gedesorganiseerde type, persisterend), een posttraumatische-stressstoornis, een ticstoornis (Gilles de la Tourette), een norm overschrijdende gedragsstoornis (type beginnend in de kinderleeftijd), een aandachtsdeficiëntie-/hyperactiviteit stoornis (adhd), in ernstige mate en zwakbegaafdheid. Ook ten tijde van het ten laste gelegde was sprake van deze psychische stoornissen en het functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau. Er wordt geadviseerd betrokkene de ten laste gelegde feiten in verminderde mate toe te rekenen.
Door de psycholoog is aangegeven dat er bovendien veel instabiliteit is in zowel het cognitieve-, sociaal-emotionele- en gedragsmatig functioneren. De verdachte heeft veel moeite zijn eigen gedrag te organiseren en (tijdig) bij te sturen, waarbij hij onvoldoende rekening houdt met de consequenties van zijn gedrag. Dit wordt verder versterkt door de verhoogde impulsiviteit samenhangend met de adhd. Het functioneren op zwakbegaafd intelligentieniveau maakt dat de verdachte in het algemeen over beperkte handelsvaardigheden beschikt en verminderd inzicht heeft in onder andere oorzaak-gevolg relaties. Het risico op recidive neemt hierdoor in het algemeen toe. Er worden risicofactoren gezien, terwijl er geen duidelijk beschermende factoren zijn. Al met al wordt het risico op toekomstig grensoverschrijdend en/of delinquent gedrag op basis van de gebruikte instrumenten ingeschat als hoog.
In het belang van een zo gunstig mogelijke ontwikkeling van de verdachte en om het risico op toekomstig grensoverschrijdend en delinquent gedrag verder te beperken is begeleiding en behandeling in een sterk gestructureerd kader aangewezen. Binnen de behandeling dient aandacht besteed te worden aan het stabiliseren en verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren. Daarnaast is het van belang om aandacht te besteden aan het versterken van de eigen identiteit, het verbeteren van het zelfbeeld/zelfvertrouwen en verbeteren van de emotieregulatie van de verdachte. Wat betreft de strafafdoening wordt een (deels) voorwaardelijke afdoening het best passend geacht. Hierbij wordt – gezien de kwetsbaarheid en overheersende civiele problematiek – een werkstraf ter overweging meegegeven. Geadviseerd wordt tevens als bijzondere voorwaarden op te nemen dat de verdachte mee moet werken aan verplichte begeleiding door de jeugdreclassering en aan behandeling, ook als dit plaatsing in een 24-uurs behandelsetting inhoudt.
Rapport van de Raad
Het advies van de Raad houdt – kort en zakelijk weergegeven – het volgende in.
De Raad adviseert de verdachte een onvoorwaardelijke jeugddetentie op te leggen die gelijk is aan de tijd die hij in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast adviseert de Raad aan de verdachte een voorwaardelijke taakstraf in de vorm van een werkstraf op te leggen, onder de algemene en een aantal hieronder genoemde bijzondere voorwaarden.
De uitkomsten van het onderzoek van de Raad sluiten aan bij het beeld uit de Pro Justitia
rapportage. Naar voren komt dat de verdachte veel nare gebeurtenissen heeft meegemaakt in zijn leven. Hij is op zijn zesde uithuisgeplaatst en heeft in meerdere pleeggezinnen en leefgroepen gewoond. Sinds zijn schorsing in maart 2025 verblijft de verdachte in civiel kader bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] op de gesloten setting. Positief is dat de verdachte bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] naar school gaat en dit goed weet vol te houden. Hij vindt school leuk en ziet in dat dit belangrijk is voor zijn toekomst. Daarnaast werkt de verdachte mee aan de schorsende voorwaarden en houdt hij zich hier goed aan. Hij heeft goed contact met beide ouders en heeft regelmatig telefonisch contact met hen. De verdachte komt herhaaldelijk in probleemsituaties terecht, waarbij hij de wet overtreedt. De verdachte is beïnvloedbaar en kan gevolgen van situaties onvoldoende inschatten; hij ziet pas achteraf in dat hij dingen niet of anders had moeten doen. Hij bevindt zich in een netwerk van mensen die hem inzetten voor criminele of seksuele activiteiten. De Raad schat het recidiverisico in als hoog.
Op de zitting is door de Raad aanvullend naar voren gebracht dat hoewel de verdachte duidelijk spijt betuigt van wat hij heeft gedaan, niet uitgesloten kan worden dat hij nogmaals de fout in gaat als hem geen strakke kaders worden geboden. De verdachte verblijft nu nog bij [accommodatie gesloten jeugdhulp] . Hij is nog de enige op deze groep omdat de behandelgroep op [accommodatie gesloten jeugdhulp] binnenkort zal sluiten. De onduidelijkheid over zijn vervolgplek is niet goed voor hem. Het is voor zijn verdere ontwikkeling van groot belang dat er zo snel mogelijk een goede vervolgplek wordt gevonden. Er moet daarbij worden gekeken naar een maatwerkplek, waarbij hij in een kleine groep verblijft en zoveel als mogelijk één-op-één begeleiding krijgt. De Raad heeft op de zitting daarom de volgende bijzondere voorwaarden, met dadelijke uitvoerbaarheid, geadviseerd:
• meewerken aan het hebben van een dagbesteding voor minimaal drie dagen per week;
• een contactverbod met de slachtoffer(s);
• meewerken aan behandeling en begeleiding die de jeugdreclassering nodig acht, ook als dat een plaatsing in een 24-uurs behandelsetting is; of een maatwerk plek waarbij er sprake is van een zo klein mogelijke groep en één-op-één begeleiding gegeven kan worden en de behandeling wordt ingezet vanuit ambulant kader.
(De behandeling moet gericht worden op het stabiliseren en verbeteren van het sociaal-emotioneel functioneren, eventueel aangevuld met traumabehandeling zoals EMDR.)
• zich houden aan de huisregels waar hij op dat moment verblijft.
Standpunt jeugdreclassering
Op de zitting is namens de jeugdreclassering naar voren gebracht dat zij de rapporten van de psycholoog en de Raad onderschrijven. De verdachte heeft zich goed aan de schorsende voorwaarden gehouden. Hij heeft goed meegewerkt, staat open voor therapie en stelt zich begeleidbaar op. Het is belangrijk dat er een goede vervolgplek voor hem wordt gevonden.
Conclusie rechtbank ten aanzien van de op te leggen straf
Bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf heeft de rechtbank enerzijds gelet op de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan, en de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd. Anderzijds heeft de rechtbank, in het voordeel van de verdachte, rekening gehouden met zijn persoonlijke omstandigheden en de over hem opgemaakte rapportages en de daaruit voortvloeiende adviezen. De rechtbank sluit zich aan bij de in het Pro-Justitia rapport weergegeven conclusie van de deskundige om de verdachte het bewezenverklaarde in verminderde mate toe te rekenen. De rechtbank heeft verder meegewogen dat de verdachte lange tijd in voorarrest heeft gezeten omdat er geen passende woonplek voor hem beschikbaar was en houdt rekening met het feit dat de verdachte op de zitting openheid van zaken heeft gegeven waarbij hij oprecht spijt heeft betuigd.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een jeugddetentie voor de duur van 53 dagen op zijn plaats is, met aftrek van de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht. Daarnaast vindt de rechtbank een geheel voorwaardelijke werkstraf voor de duur van 20 uren passend. De rechtbank zal aan deze voorwaardelijke straf een proeftijd van twee jaar verbinden. Aan de proeftijd wordt de algemene voorwaarde verbonden dat de verdachte zich gedurende deze twee jaar niet schuldig maakt aan enig strafbaar feit en daarnaast de bijzondere voorwaarden zoals die door de Raad zijn geadviseerd, met uitzondering van het contactverbod met de slachtoffers. De rechtbank ziet geen aanleiding om een dergelijk verbod aan de verdachte op te leggen.
Dadelijke uitvoerbaarheid voorwaarden
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar
veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een persoon. Dit gegeven, in combinatie met het als hoog ingeschatte recidiverisico in geval de verdachte niet wordt behandeld en de grote mate van beïnvloedbaarheid, maakt dat de rechtbank van oordeel is dat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de verdachte opnieuw een ernstig misdrijf zal begaan. Gelet op het voorgaande acht de rechtbank de dadelijke uitvoerbaarheid van de bijzondere voorwaarden noodzakelijk en tevens in het belang van de verdachte. Daarom zal de rechtbank bevelen dat de hierna te stellen bijzondere voorwaarden en het op grond van artikel 77aa Sr uit te oefenen toezicht dadelijk uitvoerbaar zijn.